ECLI:NL:GHDHA:2021:2359
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 oktober 2021 uitspraak gedaan over het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De Rechtbank had eerder de bezwaren van belanghebbende tegen een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen ongegrond verklaard. Belanghebbende had een navorderingsaanslag ontvangen over het jaar 2014 en een aanslag over het jaar 2017, waarbij zij een bedrag aan belastingrente in rekening was gebracht. De Inspecteur had de bezwaren van belanghebbende tegen deze aanslagen afgewezen, waarna belanghebbende in beroep ging bij de Rechtbank. De Rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde.
Het Hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. De termijn voor het indienen van het hogerberoepschrift was verlopen, aangezien het hogerberoepschrift pas op 6 april 2021 door het Hof was ontvangen, terwijl de termijn op 3 februari 2021 was aangevangen. Belanghebbende en haar gemachtigde hebben niet kunnen aantonen dat het hogerberoepschrift tijdig ter post was bezorgd. Het Hof oordeelde dat de stelling van de gemachtigde over zijn gebruikelijke werkwijze niet voldoende was om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. Bovendien was de envelop waarin het hogerberoepschrift was verzonden niet gefrankeerd en ontbrak een poststempel, wat de ontvankelijkheid verder in gevaar bracht.
De uitspraak van het Hof bevestigt dat de wettelijke termijnen voor het indienen van hoger beroep strikt dienen te worden nageleefd. Het Hof heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.