Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
beschikking van 31 maart 2020
met zaaknummer 200.264.963/01 van
International Lashing Service B.V.,
[geïntimeerde] ,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
“(…) hij blijft extreem veel pijn aangeven en bijna alle cervicale bewegingen worden afgeremd door defence musculair. Daarnaast klaagt hij ook over tintels naar benen (lange baan verschijnselen?). Gezien de duur van zijn klachten verwacht ik al een verbetering van de range of motion van de cwk maar deze blijft erg beperkt. Er zijn x-foto’s gemaakt waarop geen afwijkingen te zien waren. Misschien is het zinvol om hem te verwijzen naar een neuroloog? (…)”.
Ja klopt ik word opgehaald en afgezet vandaar dat ik ga (...) voor afleiding om me zelf te herstellen.”
december 2018 ten onrechte hebt voorgewend arbeidsongeschikt te zijn, terwijl dit feitelijk niet, althans niet in die mate, het geval was.
subsidiairetegenverzoek van ILS toegewezen en de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 juli 2019 ontbonden wegens een verstoorde arbeidsverhouding, onder toekenning van de door [geïntimeerde] verzochte transitievergoeding. De overige verzoeken zijn afgewezen en de proceskosten zijn tussen partijen gecompenseerd.
- i) bij de beoordeling van de verzoeken van ILS geen acht te slaan op de video-opnamen die Dörr heeft gemaakt, het onderzoeksverslag dat door Dörr is opgesteld en de verklaring van [geïntimeerde] , althans om deze bewijsstukken uit te sluiten;
- ii) als consequentie voor het vergaren en inbrengen van deze bewijsstukken ILS te veroordelen om aan [geïntimeerde] een schadevergoeding van € 5.000 te betalen, althans een billijke vergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente; en
- iii) met veroordeling van ILS in de kosten van de procedure in hoger beroep.
“terwijl dit feitelijk niet, althans niet in die mate, het geval was”, en hij heeft zowel tegen zijn werkgever, maar ook tegen de bedrijfsarts “
moedwillig” niet de waarheid verteld over zijn daadwerkelijke lichamelijke beperkingen. ILS heeft aan [geïntimeerde] meegedeeld dat dit gedrag volstrekt onacceptabel is en dat zij geen vertrouwen meer heeft in voortzetting van de arbeidsovereenkomst.
om het te proberen” en dat hij last heeft als hij getraind heeft. Voorafgaand aan het verhoor door Dörr heeft [geïntimeerde] tegen ILS en de bedrijfsarts onder meer verklaard dat hij niet kon autorijden. Hij heeft verzwegen dat hij intensief trainde op de sportschool.
onder begeleiding te bezoeken”. Dit advies staat in geen verhouding tot de frequentie en intensiteit van de trainingen van [geïntimeerde] . Alhoewel aan [geïntimeerde] kan worden toegegeven dat niet vast staat dat hij reeds vanaf de dag van het ongeval (op 18 december 2018) heeft gelogen over zijn fysieke beperkingen, is voldoende komen vast te staan – op basis van de video-observaties in combinatie met de brief van de bedrijfsarts van 26 februari 2019 en de gewisselde WhatsApp-berichten met [managing director] – dat [geïntimeerde] gedurende een langere periode, in elk geval in de periode van 12 februari 2019 tot 13 maart 2019, moedwillig niet de waarheid heeft gesproken en dus heeft gelogen tegen zijn werkgever en de bedrijfsarts.
“deze heren willen met je praten over je re-integratie”, zoals [managing director] heeft verklaard tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep) een verhoor te laten afnemen bij [geïntimeerde] door twee medewerkers van Dörr.
Wilco). Omstandigheden die een uitzondering op dit uitgangspunt rechtvaardigen zijn gesteld noch gebleken.
De beslissing
opnieuw rechtdoende:
ontslag op staande voetvan 15 maart 2019
rechtsgeldigaan [geïntimeerde] is verleend;
geen loon verschuldigdis,
terugbetalingvan het door ILS
onverschuldigd betaald loonover voornoemde periode, binnen een maand na deze beschikking;
geen transitievergoedingaan [geïntimeerde] is verschuldigd;
terugbetalingaan ILS van de onverschuldigd uitbetaalde
transitievergoeding van € 1.615 bruto, binnen een maand na deze beschikking;
[geïntimeerde]op grond van artikel 7:677 lid 2 BW tot betaling aan ILS van een
vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 3.242,19 bruto;
proceskosten in eerste aanleg, aan de zijde van ILS tot de datum van de beschikking van 28 mei 2019 begroot op € 960 aan salaris gemachtigde;
proceskosten van het principaal hoger beroep, aan de zijde van ILS tot op heden begroot op € 2.020 aan griffierecht en € 2.782 (2 punten x tarief III appel à € 1.391) aan salaris gemachtigde;
[geïntimeerde] in de proceskostenvan het incidenteel appel, aan de zijde van ILS tot op heden begroot op € 695,50 (1 punt x de helft van tarief III à € 1.391) aan salaris gemachtigde; en