Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Stichting voor Persoonlijk Onderwijs,
2. Stichting voor Persoonlijk Onderwijs Kapelle,
3. Stichting voor Persoonlijk Onderwijs Hurdegaryp,
1.De procedure
Bij memorie van grieven met producties heeft de Inspectie vier grieven aangevoerd.
Bij memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep, met producties, hebben de stichtingen de grieven van de Inspectie bestreden, incidenteel hoger beroep ingesteld en in dat incidentele hoger beroep één grief aangevoerd.
Bij memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep heeft de Inspectie deze grief bestreden.
Bij akte hebben de stichtingen producties 30 en 31 in het geding gebracht.
Vervolgens hebben partijen arrest gevraagd.
2.De feiten
- de Isaac Beeckman Academie te Kapelle (hierna: de IBA);
- het Tjalling Koopmans College te Hurdegaryp (hierna: het TKC); en
- de Ida Gerhardt Academie te Geldermalsen (hierna: de IGA).
Wat moet beter?”:
Het bestuur voldoet op een aantal onderwerpen niet aan de Wet op het Voortgezet Onderwijs. De school heeft bijvoorbeeld geen bevoegde leraar Duits op school.”[ [3] ]
Voor de meeste vakken heeft het bestuur bevoegde docenten aangesteld. Voor het vak Duits is geen docent op school; de leerlingen krijgen hiervoor afstandsonderwijs (art. 2a WVO).”
Wat moet beter?” dat “
de medezeggenschap nog niet goed[is]
geregeld”, gevolgd door een toelichting in Hoofdstuk 2.
Aan de volgende wettelijke vereisten wordt niet voldaan:(…)
Art. 2a, 11c lid 2, 23a en 33 WVO; art. 21 en 22 Inrichtingsbesluit WVO en mede in het licht van art. 32e en 36 WVO, en artikel 6g WVO: Er wordt geen onderwijs in het vak Duits verzorgd. Er is voor het vak Duits geen bevoegde docent benoemd of tewerkgesteld zonder benoeming. Het aanbod in het vak wordt niet verzorgd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag en van instructie of het overdragen van kennis is geen sprake.
Op grond van de WVO moet het bevoegd gezag allereerst zorgdragen voor de kwaliteit van het onderwijs (art. 23a WVO). Leraren dienen ook door het bevoegd gezag te worden benoemd of tewerkgesteld (art. 33 lid 1 WVO). Om als bevoegd gezag de inhoudelijke verantwoordelijkheid voor het onderwijs te kunnen nemen, dient het bevoegd gezag de docenten ook dagelijks aan te sturen (…).[ii)]
Het onderwijs kan slechts worden verzorgd door een docent die voldoet aan de kwaliteitseisen en dit onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag (art. 2a, 33 en 36 WVO) (…).
dienen verantwoordelijkheid te dragen voor het vakinhoudelijke, vakdidactische en pedagogische proces in de school. Zij moeten invloed hebben op de inhoud van de lesstof, de wijze waarop deze wordt aangeboden en de middelen die daarbij worden gebruikt. Zij moeten deel uitmaken van het lerarenteam van de school. Zij dienen verantwoordelijkheid te nemen voor de te hanteren pedagogisch-didactische aanpak op de school en de wijze waarop daar uitvoering aan wordt gegeven, waaronder de begeleiding van de leerlingen en de contacten met de ouders. Zij dienen dus contact met ouders te onderhouden, en vanzelfsprekend het onderwijs aan leerlingen te verzorgen (zie o.a. art. 32e WVO, hoofdstuk 2 van het Besluit bekwaamheidsvereisten en art. 33 WVO ).
Onderwijs moet bovendien gegeven worden (…). Daarbij is van belang dat daadwerkelijk onderwijstijd voor het betrokken vak wordt ingeroosterd. (…)
Op de vwo-afdeling ligt ook het gemiddelde eindexamencijfer boven de norm. Er hebben echter nog maar twee cohorten leerlingen eindexamen gedaan, waardoor nog geen driejaarsgemiddelde berekend kan worden. Dit gegeven, samen met het feit dat het verschil tussen de cijfers voor het schoolexamen en het centraal examen aan de hoge kant is, heeft mede een rol gespeeld in de overweging het oordeel ‘voldoende’ in plaats van ‘goed’ toe te kennen.”
3.De procedure in eerste aanleg
Belang van de SvPO: De SvPO heeft haar belang bij de vorderingen voldoende onderbouwd (r.o. 4.2).
Duits: Er is geen sprake van strijd met artikel 2a van de Wet op het voortgezet onderwijs (hierna: WVO) omdat de stichtingen voldoende hebben getoond dat zij een bevoegde docent Duits in dienst hebben en die bepaling niet voorschrijft dat deze docent lijfelijk aanwezig is tijdens de lessen (r.o. 4.14-4.19).
Medezeggenschap:Indien de beschrijving door de stichtingen van hoe de medezeggenschap bij de scholen is ingericht juist is, moet de passage met betrekking tot de medezeggenschap worden aangepast (r.o. 4.23-4.24).
Onderwijsresultaten van de IBA:Voor zover de Inspectie haar keuze voor het predicaat “voldoende” mede heeft gebaseerd op het feit dat destijds slechts twee cohorten leerlingen bij de IBA eindexamen hadden gedaan, had het voor de hand gelegen dat de Inspectie dat met zoveel woorden had vermeld en zich had onthouden van een oordeel (r.o. 4.37-4.42).
Conclusie:Sommige passages, waaronder het met betrekking tot het vak Duits, bevatten tekortkomingen en moeten daarom worden verwijderd of aangepast. Daarnaast geeft de voorzieningenrechter aanpassing in overweging van de oordelen medezeggenschap I en onderwijsresultaten IBA I (r.o. 4.44).
4.De vorderingen in hoger beroep
5.De beoordeling van het principale hoger beroep
de passages die in[het bestreden, hof]
vonnis onrechtmatig zijn geoordeeld niet zijn verwijderd of aangepast”, maar die laatste situatie doet zich niet meer voor. Het hof verstaat het woord “aangepast” in dat kader in die zin dat de betrokken passage, als zij niet wordt verwijderd, moet worden aangepast aan het oordeel daarover in onderdeel 4 van het bestreden vonnis.
de kansen van kinderen te vergroten om hun opleiding in het voortgezet onderwijs met goed gevolg af te ronden (…) door het ondersteunen, stimuleren en promoten van persoonlijk onderwijs”, dat wil zeggen “
onderwijs voor zover kinderen het op hun eigen werkplek volgens een persoonlijk rooster van een eigen vakdocent ontvangen”.
Het geven van onderwijs is vrij, behoudens het toezicht van de overheid en, voor wat bij de wet aangewezen vormen van onderwijs betreft, het onderzoek naar de bekwaamheid en de zedelijkheid van hen die onderwijs geven, een en ander bij de wet te regelen”.
“
5. De eisen van deugdelijkheid, aan het geheel of ten dele uit de openbare kas te bekostigen onderwijs te stellen, worden bij de wet geregeld, met inachtneming, voor zover het bijzonder onderwijs betreft, van de vrijheid van richting”.
Daarmee is de vrijheid van het bekostigd onderwijs inherent geclausuleerd door wettelijke bepalingen over toezicht, lesbekwaamheid en deugdelijkheid. Het is op de naleving van juist deze bepalingen dat de Inspectie toezicht houdt, en zij behoort daarom ook over de uitleg van die bepalingen over de noodzakelijke beoordelingsruimte te beschikken.
i) Leraren benoemd of tewerkgesteld door het bestuur
Hoenderloo College [10] eist de Inspectie dat daarbij sprake moet zijn van een
dagelijkseaansturing. Die eis volgt echter niet uit die uitspraak. Daarin oordeelde de Afdeling alleen, in een geschil over bekostiging, dat een school geen verantwoordelijkheid kan dragen voor onderwijs als een andere school de betrokken leraren dagelijks aanstuurt.
rechtstreeksmoet zijn. Die eis vloeit echter niet voort uit de noodzaak een afdwingbare mogelijkheid te hebben de leraren aan te sturen: die mogelijkheid kan net zo afdwingbaar zijn als zij het gevolg is van een sluitende keten van overeenkomsten. Zo sloot de Afdeling in de zaak
Hoenderloo Collegeniet reeds op grond van het ontbreken van een rechtstreekse overeenkomst uit dat een school verantwoordelijkheid kan dragen voor onderwijs dat krachtens een samenwerkingsovereenkomst met een andere school wordt gegeven door leraren van die andere school. Als wel sprake zou moeten zijn van een rechtstreeks verband, zou er, zoals de stichtingen terecht opmerken, een ongelijke behandeling ontstaan tussen de feitelijk gelijke situatie van één stichting die meerdere scholen bestuurt, en zoals hier, meerdere stichtingen die in een gemeenschappelijke context ieder één school besturen.
ii) Bevoegde leraar
iii) en iv) Het geven van onderwijs en het verantwoording dragen voor het vakinhoudelijke, vakdidactische en pedagogische proces op school
de activiteit is bewust gepland en verzorgd onder verantwoordelijkheid van het bestuur;
Slotsom met betrekking tot de aangepaste passage met betrekking tot het vak Duits in de conceptrapporten II
6.De beoordeling van het voorwaardelijke incidentele hoger beroep
op overtuigende wijze eigen aspecten van kwaliteit realiseert.” Para. 3.3. bevat de volgende toelichting bij het onderwerp Onderwijsresultaten (para. 3.3):
Eigen aspecten van kwaliteit
Er is sprake van voldoende leerresultaten wanneer de gemiddelde examenresultaten en het doorstroomrendement, gemeten over een periode van drie schooljaren, op of boven de normering liggen zoals vastgelegd in de Regeling leerresultaten VO (…).”
De Technische Toelichting OR 2018 bevat op p. 9 de volgende toelichting:
Het verschil tussen schoolexamen en centraal examen van alle vakken per afdeling (Verschil SE-CE) is niet langer onderdeel van de beoordeling van de onderwijsresultaten. Het Verschil SE-CE is nog wel onderdeel van de handhaving op artikel 29, lid la en 1b van de WVO, dat zegt dat het verschil niet te groot mag worden. We blijven deze indicator dus wel berekenen.”
eigenaspecten van kwaliteit. Dat dit niet duidelijk is voor de lezer die de rapporten leest zonder het Onderzoekskader VO 2017 ernaast te houden is juist, maar dit kort geding is niet de plek om de juistheid van het criterium “realiseren van eigen aspecten van kwaliteit” in dat Onderzoekskader aan de orde te stellen: de bevoegde minister heeft dat kader vastgesteld, en de Inspectie is daaraan gebonden.
op overtuigende wijze eigen aspecten van kwaliteit realiseert.”
beoordelingvan de onderwijsresultaten, dat wil zeggen voor de aanduidingen “voldoende” en “onvoldoende”, maar niet voor de aanduiding “goed”, die een
waarderingis. Naast het feit dat het verschil tussen het schoolexamen en het centraal examen geen verband houdt met de “eigen aspecten van kwaliteit” van een school, miskent de Inspectie daarmee dat het verschil dat zij maakt tussen beoordeling en waardering niet blijkt uit de (concept)rapporten I en II, die als eigenstandige documenten gelezen moeten kunnen worden.