Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
1.het kerkgenootschap De Gereformeerde Kerk (Vrijgemaakt) te Dordrecht,
de Kerkenraad van de Gereformeerde Kerk (Vrijgemaakt) te Dordrecht,
1.Het verloop van het geding
2.Ontvankelijkheid
grief 1 in principaal appelheeft de Kerk naar voren gebracht dat [verweerster] in eerste aanleg ten onrechte uitsluitend de kerkenraad in de procedure heeft betrokken. De Kerk heeft toegelicht dat de kerkenraad een orgaan van de Kerk is en geen rechtspersoonlijkheid heeft. Om die reden kan de kerkenraad als zodanig niet in rechte worden betrokken. De rechtbank had [verweerster] dan ook niet-ontvankelijk dienen te verklaren in haar verzoek jegens de kerkenraad.
3.Inleiding
- i) [verweerster] is lid van de Kerk.
- ii) Bij brief van 29 december 2017 heeft [verweerster] onder verwijzing naar de artt. 35 en 36 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) de Kerk verzocht om haar een aantal documenten te doen toekomen waarin haar persoonsgegevens zijn verwerkt, met het oog op haar recht op correctie dan wel haar recht op verwijdering van verkeerde gegevens. Verder heeft zij in deze brief een aantal vragen gesteld over de door haar opgevraagde gegevens/documenten.
- iii) Bij brief van 27 januari 2018 heeft de Kerk aan [verweerster] geantwoord dat zij in haar ledenregister de volgende informatie over haar heeft opgenomen: naam, adres, telefoonnummer, mailadres, geboortedatum, geslacht, het feit dat zij belijdend lid is, haar gezinssamenstelling, de wijk waarin haar adres ressorteert en een introductietekst die zijzelf ten behoeve de gemeentegids heeft aangeleverd. De Kerk heeft ook de vragen beantwoord die [verweerster] over deze gegevens heeft gesteld.
fishing expeditionen dat het maar zeer de vraag is of het hier gaat om gegevens die onder de Wbp vallen. De Kerk is van mening dat [verweerster] op grond van de Wbp geen aanspraak kan maken op de ontvangst van kopieën van de door haar bedoelde documenten. Verder is zij van mening dat het verzoek van [verweerster] mede ziet op interne kerkelijke stukken (correspondentie tussen kerkenraadsleden, persoonlijke visies) en dat deze niet onder het recht op inzage vallen. Voor andere documenten geldt dat deze al bij [verweerster] bekend zijn, onder meer omdat het gaat om besluiten die [verweerster] persoonlijk betreffen en die in haar bezit zijn. Tot slot heeft de Kerk aangevoerd dat zij niet (meer) over alle documenten beschikt waarin [verweerster] inzage wenst.
4.Beoordeling van het hoger beroep
grieven 2 en 4 in principaal appelen
grief 2 in incidenteel appelte behandelen. De Kerk heeft in principaal appel aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat [X] lid is geweest van de Kerkenraad en dat hij de inhoudsopgave “namens de Kerkenraad” heeft overgelegd aan de rechtbank. Bovendien is de Kerk van mening dat de inhoudsopgave/het dossier van [X] geen “bestand” is in de zin van art. 1 sub c Wbp. [verweerster] heeft in incidenteel appel aangevoerd dat de Kerk zich ten onrechte erop beroept dat zij bepaalde stukken uit de inhoudsopgave van [X] niet (meer) in haar bezit heeft. De stukken waren voor de Kerk eenvoudig te achterhalen bij het moderamen van de Kerkenraad en zijn inmiddels allemaal weer in het bezit van de Kerk doordat [X] naar aanleiding van een verzoek van de Kerk een usb-stick met zijn dossier aan de scriba heeft overhandigd, aldus [verweerster] .
grieven 2 en 3 in principaal appelvoert de Kerk aan dat het dossier [X] geen “bestand” is in de zin van de Wbp en dat evenmin sprake is van “verwerking van persoonsgegevens” als bedoeld in de Wbp. Voor de beoordeling van deze grieven zijn de volgende wetsbepalingen van belang.
grief 5, onder b, in principaal appelbetoogd dat het inzagerecht beperkt is tot “strikte persoonsgegevens” zoals naam, geboortedatum, nationaliteit, geslacht, etniciteit, religie en taal. Naar het hof begrijpt, is de Kerk van mening dat uitingen, opvattingen of beschrijvingen (en dergelijke) door derden over de persoon van [verweerster] niet onder het begrip “persoonsgegevens” vallen.
grief 1 in incidenteel appelvoert [verweerster] aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat integrale kennisneming van de documenten uit het dossier [X] niet nodig is.
vrijelijk en zonder beperking, met redelijke tussenpozen en zonder bovenmatige vertraging of kosten:
uitsluitsel omtrent het al dan niet bestaan van verwerking en van hem betreffende gegevens (…);
verstrekking in begrijpelijke vorm, van de gegevens die zijn verwerkt (…)”
alle[verweerster] betreffende persoonsgegevens in het dossier [X] aan haar versterkt moeten worden, geldt het volgende. Uit art. 43, aanhef en onder e), Wbp volgt dat de Kerk [verweerster]
geeninzage in haar persoonsgegevens behoeft te geven “voor zover dit noodzakelijk is in het belang van (…) de rechten en vrijheden van anderen”. Art. 15 lid 4 AVG bepaalt dat het “recht om een kopie [van de persoonsgegevens] te verkrijgen, (…) geen afbreuk [doet] aan de rechten en vrijheden van anderen”. De Kerk zal deze norm in acht dienen te nemen bij het verstrekken van de persoonsgegevens aan [verweerster] . In een concreet geval kan er dus een beperking op [verweerster] recht op inzage bestaan, namelijk indien de (privacy-)rechten van een derde zwaarder wegen dan de gerechtvaardigde belangen van [verweerster] (vgl. ook HR 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ4663, rov. 3.4). De Kerk zal dit van geval tot geval moeten beoordelen. Het is voor het hof niet mogelijk vast te stellen in hoeverre die situatie zich voordoet ter zake van de persoonsgegevens waarin [verweerster] in dit geval inzage wenst, omdat het hof de inhoud van de documenten waarop het verzoek betrekking heeft niet kent. De Kerk mag de documenten die zij aan [verweerster] ter inzage overlegt, anonimiseren, in die zin, dat de Kerk (ter bescherming van de privacy-rechten van derden) ervoor zorgt dat uitlatingen over [verweerster] niet herleidbaar zijn tot de persoon die de uitlating heeft gedaan. Wie de uitlating heeft gedaan is immers niet relevant voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de gegevensverwerking (waarvoor de Wbp en de AVG bedoeld zijn), terwijl het wel een aantasting kan opleveren van de rechten van de persoon die de uitlating heeft gedaan. Tot slot geeft het hof partijen in overweging gezamenlijk een onafhankelijke derde aan te stellen die in voorkomende gevallen de bedoelde belangenafweging maakt.
grief 5, onder c, in principaal appel, betoogt de Kerk dat [verweerster] geen inzagerecht heeft voor zover haar persoonsgegevens zijn verwerkt in “interne stukken”, dat wil zeggen interne notities/ correspondentie die de persoonlijke gedachten van leden van de Kerkenraad bevatten en uitsluitend zijn bedoeld voor persoonlijk gebruik. De Kerk heeft zich beroepen op een conclusie van AG Wesseling-Van Gent voor een beschikking van de Hoge Raad van 8 februari 2013 (ECLI:NL:PHR:2013:BY4196, respectievelijk ECLI:NL:HR:2013:BY4196).
Grief 3 in incidenteel appelklaagt terecht dan ook over het oordeel van de rechtbank.
de haar betreffende persoonsgegevensheeft en dat de Kerk bij het verstrekken van de kopie geen afbreuk mag doen aan de rechten en vrijheden van anderen. Ook de overige op art. 35 Wbp / art. 15 AVG gebaseerde verzoeken zijn toewijsbaar, met inachtneming van hetgeen hieronder in rov. 4.26 wordt overwogen.
buitende kerkenraad, haar persoonsgegevens hebben ontvangen. Naar het hof begrijpt, verlangt [verweerster] dus in het bijzonder een opgave van de persoon of personen (niet zijnde leden van de Kerkenraad) die haar persoonsgegevens hebben ontvangen. In dit verband merkt het hof nog op dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de Kerk aan [verweerster] dient te mede te delen wie “in het bezit is” van de documenten. Zowel de Wbp als de AVG schrijven voor dat moet worden medegedeeld wie “de ontvangers of categorieën van ontvangers” van de persoonsgegevens zijn.