1 Zie de bestreden beschikking van het hof te Amsterdam rov. 2.1 t/m 2.2, van 5 juli 2011 i.v.m. de beschikking van de rechtbank te Amsterdam rov. 2.1 en 2.2 van 22 juli 2010.
2 Voor zover in cassatie nog van belang.
3 Zie voor een volledig overzicht van de verzochte stukken het inleidend verzoekschrift en de pleitnotities in eerste aanleg van [verzoekster].
4 In de beschikking van de rechtbank wordt in rov. 3.2 per abuis art. 46 onder e Wbp vermeld.
5 Het verzoekschrift is uitsluitend per fax bij de griffie van de Hoge Raad binnengekomen. Op de print van de fax staat vermeld: " (...) created: 05-oct-2011 23:58:26 printed: 06-oct-2011 00:04:49 " Onderzoek in het bij het faxapparaat behorende logboek leert dat de fax om 23:58 is ontvangen.
Ondanks herhaald verzoek heeft [verzoekster] in strijd met artikel 10.3 van het Reglement rekestzaken van de civiele kamer van de Hoge Raad der Nederlanden het originele verzoekschrift (en ook overigens het partijdossier) niet gefourneerd. Niet naleving van dit voorschrift leidt echter niet tot niet-ontvankelijkheid (vaste rechtspraak: zie o.m. HR 27 november 1992, LJN ZC0778 (NJ 1993/569) en HR 16 december 2005, LJN AU2863 (NJ 2006/7).
6 Het verzoekschrift bevat op p. 2 een voorbehoud tot aanvulling van het cassatiemiddel nadat het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 1 maart 2011 zal zijn ontvangen. Van dat voorbehoud is geen gebruik gemaakt.
7 Op 13 januari 2012 heeft de advocaat die namens [verzoekster] cassatieberoep heeft ingesteld, zijn hoedanigheid van advocaat verloren. Als gevolg daarvan is het geding in cassatie per die datum van rechtswege geschorst (art. 226 lid 1 in verbinding met art. 418a Rv.). De schorsing heeft geduurd tot 22 juni 2012. Op die dag heeft mr. Aantjes zich gesteld voor [verzoekster]. De (uitgestelde) CPG is vervolgens bepaald op 16 november 2012.
8 Het verweerschrift bevat op p. 1 een voorbehoud tot aanvulling van het verweer en de incidentele klacht nadat het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 1 maart 2011 zal zijn ontvangen. Van dat voorbehoud is geen gebruik gemaakt.
9 In paragraaf 4.1.3.
10 Richtlijn betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrij verkeer van die gegevens, Pb. EG 1995 L 281/31. Volledigheidshalve merk ik op dat de Europese Commissie op 25 januari 2012 een voorstel heeft ingediend voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (algemene verordening gegevensbescherming), COM (2012) 11. Met de inwerkingtreding van deze verordening zal de Richtlijn worden ingetrokken.
11 Kamerstukken II, vergaderjaar 1997-1998, 25892, nr. 3, p. 5, 7. Zo ook HR 29 juni 2007, LJN AZ4663 (NJ 2007/638); HR 29 juni 2007, LJN AZ4664 (RvdW 2007/641); HR 29 juni 2007, LJN BA3529 (NJ 2007/639).
12 Art. 2 lid 1 in verbinding met art. 1 onder c Wbp en art. 3 lid 1 in verbinding met art. 2 onder c van richtlijn 95/46/EG. Zie nader over het begrip 'bestand' de conclusies van A-G Verkade vóór HR 29 juni 2007, LJN AZ4663 (NJ 2007/638) en HR 29 juni 2007, LJN AZ4664 (RvdW 2007/641).
13 HR 29 juni 2007, LJN AZ4663 (NJ 2007/638) en HR 29 juni 2007, LJN AZ4664 (RvdW 2007/641). Zie voor literatuur betreffende het oordeel van de Hoge Raad met betrekking tot het begrip bestand o.m. I.J. de Laat, Bij nader inzien. Over het inzagerecht ex art. 35 WBP, ArbeidsRecht 2012/31; W.H. Simonis, K.P.D. Vermeulen, Inzagerecht en correctierecht in de Wbp: Onbekend maakt onbemind, Tijdschrift Arbeidsrechtpraktijk, 2009/6, p. 219 e.v.; G.J. Zwenne, Nogmaals de WBP en de winstverdubbelaar, HR 29 juni 2007, LJN AZ4663, LJN AZ4664 en BA3529, Computerrecht 2007/172.
14 Het verzoekschrift in cassatie vermeldt onder 4.2.1 per abuis rov. 4.5.2.
15 P. 7 en 8 (per abuis staat op de pleitnotities 7 juli 2009 als zittingsdatum vermeld).
16 In het verzoekschrift in cassatie staat onder 4.3.1 per abuis rov. 5.4.4.