ECLI:NL:GHDHA:2018:3783

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 november 2018
Publicatiedatum
25 januari 2019
Zaaknummer
22-003525-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen door aankoop en verkoop van voertuigen met criminele herkomst

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan witwassen. De verdachte kocht met geld van criminele herkomst vier auto’s, verkocht deze en kocht vervolgens weer andere auto’s. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 weken, met aftrek van voorarrest. De zaak begon met een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 21 juli 2016, waarbij de verdachte voor een deel werd vrijgesproken en voor een ander deel werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 dagen. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal om het vonnis te vernietigen en een zwaardere straf op te leggen, in overweging genomen. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor het vermoeden van witwassen, gezien de aanzienlijke contante stortingen op de bankrekeningen van de verdachte en de aankoop van meerdere auto’s in korte tijd. De verdachte heeft verklaard dat hij de auto’s kocht met geld dat hij van zijn moeder had gekregen, maar het hof oordeelde dat deze verklaring niet voldoende was om de legale herkomst van het geld aan te tonen. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlasteleggingen 1 en 2, maar het onder 3 ten laste gelegde, namelijk het witwassen, is bewezen verklaard. De strafmaat is verlaagd van 14 naar 12 weken vanwege een overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-003525-16
Parketnummer: 10-730123-15
Datum uitspraak: 13 november 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 21 juli 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Ghana) op [geboortejaar] 1994,
[adres],
ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde gedetineerd in PI [PI].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 30 oktober 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 en 3 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 dagen, met aftrek van voorarrest. Voorts is omtrent de in beslag genomen goederen beslist als nader vermeld in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdediging ten aanzien van de in eerste aanleg gevorderde wijziging tenlastelegging betreffende feit 3 thans – bij voortschrijdend inzicht – van standpunt is gewijzigd in die zin dat door de ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 19 april 2016 toegewezen vordering wijziging tenlastelegging ten aanzien van de toegevoegde auto’s sprake is van nieuwe feiten in de zin van artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht. De raadsvrouw verzoekt daarom om dit deel van de wijziging ontoelaatbaar te verklaren.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit zowel de akte instellen rechtsmiddel namens de verdachte als door de officier van justitie blijkt niet dat er hoger beroep is ingesteld tegen de tussenbeslissing waarin de rechter in eerste aanleg de gevorderde wijziging tenlastelegging – waar de raadsvrouw ter terechtzitting in eerste aanleg zich overigens niet tegen heeft verzet - heeft toegestaan. Namens de verdachte is beperkt hoger beroep tegen het eindvonnis ingesteld, te weten alleen tegen feit 2. Bovendien is hoger beroep tegen deze tussenbeslissing door of namens de verdachte niet mogelijk, nu hoger beroep tegen de einduitspraak ten aanzien van feit 3 is uitgesloten, gelet op de vrijspraak in eerste aanleg. Nu deze tussenbeslissing derhalve in kracht van gewijsde is gegaan, dient het hof te beraadslagen en te beslissen op de grondslag van de gewijzigde tenlastelegging.
Ten overvloede overweegt het hof dat de rechtbank de gevorderde wijziging van de tenlastelegging overigens op goede gronden toelaatbaar heeft geacht, nu de vordering geen verschil in de juridische aard van de aan de verdachte verweten feiten noch een verschil tussen de omschreven gedragingen betreft en dat de vordering in hoger beroep derhalve eveneens toegewezen zou worden.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 september 2015 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 996 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 30 september 2015 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van de Categorie III van die wet, te weten 30 kogelpatronen van diverse merken van het kaliber 7.62x39mm, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 7 oktober 2015, te Rotterdam, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander of ander(en), althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben/heeft verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) van onderstaand(e) voorwerp(en) (telkens) de werkelijke aard en/of herkomst en/of vindplaats en/of vervreemding en/of verplaatsing verborgen en/of verhuld, dan wel verhuld en/of verborgen wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) is/zijn en/of dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den) en/of onderstaand(e) voorwerp(en) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik gemaakt, te weten:
- een scooter (Piagio Vespa kenteken [KENTEKENNR 1]) en/of
- ( exclusieve) merkkleding en/of -schoenen en/of -tassen en/of een portemonnee (van onder meer de merken Royaumus, Balencigia, Nike, Lanvin, Valentino, Armani, Kenzo, Phillipp Plein, Louis Vuitton en Michael Kors) en/of
- meerdere (personen)auto's, waaronder een auto van het merk Opel type Zafira (kenteken [kentekennr 2]) en/of een auto van het merk Volkswagen type Golf (kenteken [kentekennr 3]) en/of een auto van het merk Volkswagen Golf (kenteken [kentekennr 6]) en/of een auto van het merk Volkswagen type Polo (kenteken [kentekennr 4]) en/of een auto van het merk Mercedes type Benz A520 (kenteken [kentekennr 5]) en/of een auto van het merk Volkswagen Golf (kenteken [kentekennr 7]) en/of
terwijl verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moet(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
Naar het oordeel van het hof is niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 is ten laste gelegd. Uit de afgetapte telefoongesprekken blijkt naar het oordeel van het hof onvoldoende dat de cocaïne zich in de machtssfeer van de verdachte bevond. De verdachte zal derhalve van het onder 1 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van het hof is evenmin bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is ten laste gelegd, nu de stiefvader van de verdachte wisselend heeft verklaard en het hof zijn verklaringen derhalve onbetrouwbaar acht. Ook overigens is er naar het oordeel van het hof onvoldoende bewijs. De verdachte zal derhalve ook van het onder 2 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Partiële vrijspraken ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde Vespa, Opel Zafira en de Volkswagen Golf met het kenteken [kentekennr 7] is het hof – overeenkomstig de standpunten van de advocaat-generaal en de verdediging – van oordeel dat niet bewezen kan worden dat deze voorwerpen afkomstig waren uit enig misdrijf. Het hof spreekt de verdachte derhalve vrij van dit onderdeel.
Het hof spreekt de verdachte eveneens vrij van de in de ten laste gelegde genoemde kleding, schoenen, tassen en portemonnee, nu uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende is gebleken wanneer deze goederen zijn aangeschaft en daardoor niet kan worden vastgesteld of zij – middellijk of onmiddellijk - afkomstig zijn uit enig misdrijf.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
3.
hij op
een ofmeerdere tijdstip
(pen
)gelegen in
of omstreeksde periode van 1 januari 2013 tot en met 7 oktober 2015, te Rotterdam, althans in Nederland,
(telkens
) tezamen en in vereniging met (een) ander of ander(en), althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben/heeft verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) van onderstaand(e) voorwerp(en) (telkens) de werkelijke aard en/of herkomst en/of vindplaats en/of vervreemding en/of verplaatsing verborgen en/of verhuld, dan wel verhuld en/of verborgen wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) is/zijn en/of dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den) en/ofonderstaand
(e
)voorwerp
(en
)heeftverworven en
/ofvoorhanden gehad en/of
overgedragen en/of omgezet ofvan genoemd
(e
)voorwerp
(en
)gebruik
heeftgemaakt, te weten:
- een scooter (Piagio Vespa kenteken [KENTEKENNR 1]) en/of
- (exclusieve) merkkleding en/of -schoenen en/of -tassen en/of een portemonnee (van onder meer de merken Royaumus, Balencigia, Nike, Lanvin, Valentino, Armani, Kenzo, Phillipp Plein, Louis Vuitton en Michael Kors) en/of
- meerdere
(personen
)auto's, waaronder
een auto van het merk Opel type Zafira (kenteken [kentekennr 2]) en/ofeen auto van het merk Volkswagen type Golf (kenteken [kentekennr 3]) en
/ofeen auto van het merk Volkswagen Golf (kenteken [kentekennr 6]) en
/ofeen auto van het merk Volkswagen type Polo (kenteken [kentekennr 4]) en
/ofeen auto van het merk Mercedes type Benz A520 (kenteken [kentekennr 5])
,en/of een auto van het merk Volkswagen Golf (kenteken [kentekennr 7]) en/of
terwijl verdachte
en/of verdachtes mededader(s) (telkens
)wist
(en), althans redelijkerwijs moet(en) vermoeden,dat
dat/die voorwerp
(en
)- onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Toetsingskader vermoeden van witwassen
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, onder b van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf”, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat de desbetreffende voorwerpen afkomstig zijn uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat de voorwerpen afkomstig zijn uit enig misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp “uit enig misdrijf” afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Als uit het door het Openbaar Ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de voorwerpen.
Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp.
Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de voorwerpen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden (HR 27 september 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT4094; HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM0787; HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2471 en HR 28 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:194).
Oordeel hof
Het hof leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
Uitgangspunt vermoeden van witwassen
De politie heeft onderzoek gedaan naar de financiën van de verdachte. Hieruit is gebleken dat de verdachte aan legale inkomsten in 2014 € 1.627,- bruto heeft genoten en in 2015 € 4.402,- bruto. De politie heeft voorts vastgesteld dat er aanzienlijke contante stortingen hebben plaatsgevonden op de bankrekeningen van de verdachte.
De verdachte heeft in een korte tijd een viertal auto’s aangeschaft:
Op 15 mei 2013 heeft de verdachte een Volkswagen Golf met kenteken [kentekennr 3] gekocht voor € 13.250,-.
Op 27 juli 2013 heeft de verdachte een Volkswagen Golf met kenteken [kentekennr 6] gekocht voor € 22.000,-.
In januari 2014 heeft de verdachte een Volkswagen Polo met kenteken [kentekennr 4] gekocht voor € 15.000,-.
De verdachte heeft een Mercedes Benz A520 met kenteken [kentekennr 5] gekocht voor € 10.000,-. Daarna is de auto gerepareerd voor nog eens € 10.000,-. Deze auto is in januari 2015 geregistreerd op naam van de stiefvader van de verdachte.
Alle vier bovengenoemde auto’s zijn grotendeels met contant geld gekocht en stonden op naam van de stiefvader van de verdachte.
Naar het oordeel van het hof was zonder meer sprake van een vermoeden van witwassen, zodat van de verdachte kon worden verlangd dat hij een verklaring gaf voor de herkomst van de voorwerpen.
Op grond daarvan is sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen.
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij de Volkswagen Golf met kenteken [kentekennr 3] voor € 13.250,- heeft gekocht van het geld dat hij van zijn moeder heeft ontvangen met het oog op zijn studie.
De gift die de verdachte van zijn moeder heeft gekregen, heeft zijn moeder volgens de verdediging gespaard uit de onkostenvergoedingen van [opvang] voor de opvang van pleegkinderen. Deze vergoeding ontving zij naast haar uitkering in de periode van 2002 tot 2015. Dit geld heeft zijn moeder contant gespaard door het op te nemen van de bankrekening en het in huis te bewaren.
Vervolgens heeft de verdachte met de opbrengst van de verkoop van de auto, de volgende auto aangeschaft en dit zo herhaald met de overige hierboven genoemde auto’s, zo verklaart de verdachte.
De verdediging heeft daarnaast betoogd dat [x] heeft geadviseerd de aankoop en verkoop van auto’s door contante betalingen te verrichten en dat zelfs de politie contante betaling heeft geadviseerd om misbruik met de Rabo-app tegen te gaan.
De verdachte heeft voorts verklaard dat de auto’s om verzekeringstechnische redenen op naam van zijn stiefvader zijn gezet. Het is voor een beginnend bestuurder niet mogelijk om auto’s met een hoog motorvermogen (boven 165 kW) te verzekeren. Gelet op de leeftijd van de verdachte, kon hij voor de auto’s geen of slechts een dure verzekering krijgen. Daarom heeft de verdachte de auto’s op naam van zijn stiefvader laten zetten.
Het hof is van oordeel dat de verdachte daarmee een verklaring over de herkomst van de voorwerpen heeft gegeven die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Nader onderzoek Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft nader onderzoek laten verrichten naar de door de verdachte gestelde alternatieve herkomst van de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen. Door de politie is een proces-verbaal van bevindingen opgesteld waarin een nadere analyse is gemaakt van de financiën van de verdachte en van zijn moeder alsmede onderzoek is gedaan naar de koop en verkoop van de auto’s.
Uit dit onderzoek is gebleken dat de moeder van de verdachte in de periode van 2009 tot en met 2013 gemiddeld per maand een bedrag van € 1.972,33 had te besteden. Na aftrek van de huurkosten en andere vaste lasten overeenkomstig de normen van het Nibud zou zij maandelijks € 157,33 overhouden. Daarvan zou zij hebben kunnen sparen, waarbij echter niet alle kosten zoals uitgaven voor verzorgingsmiddelen zijn meegenomen. De politie concludeert dat het gelet hierop niet aannemelijk is dat de moeder van de verdachte een bedrag van (minimaal) € 13.250,- heeft kunnen sparen. Weliswaar heeft de verdediging gesteld dat het gezin goedkoper leefde dan de Nibud-normen, maar dat is niet gespecificeerd noch nader onderbouwd.
Voorts blijkt uit het dossier dat adviezen om auto’s contant te kopen en verkopen geen betrekking hebben op de koop bij gevestigde ondernemingen. Nu de verdachte de betreffende auto’s ge- resp. verkocht heeft ondernemingen dan wel aan vrienden, was er voor hem geen reden voor contant betalingsverkeer.
Naar aanleiding van de verklaring van de verdachte heeft de politie ook nader onderzoek gedaan naar de autoverzekeringen. Hieruit is gebleken dat alleen de eerste door de verdachte aangeschafte auto een te hoog motorvermogen heeft gehad om door een beginnend bestuurder verzekerd te worden.
Het hof acht de resultaten van het door het Openbaar Ministerie verrichte nadere onderzoek – die door de verdediging niet althans onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd zijn weersproken - van dien aard dat aan de hand daarvan de legale herkomst van de Volkswagen Golf met kenteken [kentekennr 3] met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten.
Dat betekent dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Herkomst overige auto’s
Het hof merkt ten aanzien van de overige auto’s het volgende op.
De verdachte heeft verklaard dat hij met de opbrengst van de verkoop van de Volkswagen Golf met kenteken [kentekennr 3] de volgende auto heeft gekocht en dat hij zo door heeft gehandeld met de auto’s. Naar het oordeel van het hof is door dit verhandelen van auto’s sprake van vermenging van het vermogen.
Daarbij merkt het hof op dat uit de wetsgeschiedenis van de witwasbepalingen moet worden afgeleid dat niet alleen voorwerpen die onmiddellijk of middellijk van misdrijf afkomstig zijn hieronder vallen, maar ook voorwerpen die gedeeltelijk van misdrijf afkomstig zijn. Voorts kan uit de wetsgeschiedenis worden afgeleid dat van misdrijf afkomstige vermogensbestanddelen die zijn vermengd met vermogensbestanddelen die zijn verkregen door middel van legale activiteiten, het aldus vermengde vermogen, kan worden aangemerkt als ‘mede’ of ‘deels’ uit misdrijf afkomstig. Onder de witwasbepaling valt derhalve ook de situatie waarin de vermogensbestanddelen die afkomstig zijn van (vervolg)transacties die zijn uitgevoerd met van misdrijf afkomstige vermogensbestanddelen (zie: HR 23 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN0578, r.o. 3.5.1, 3.5.2 en 3.6.1).
Nu niet aannemelijk is geworden dat de ten laste gelegde Volkswagen Golf met kenteken [kentekennr 3] een (geheel) legale herkomst heeft en de verdachte door de verkoop van deze auto verder is gaan handelen in auto’s, is het hof van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de Volkswagen Golf met kenteken [kentekennr 6], de Volkswagen Polo met kenteken [kentekennr 4] en de Mercedes Benz A520 met kenteken [kentekennr 5] tevens uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Het hof komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:

Witwassen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan witwassen door met geld met een criminele herkomst een auto te kopen, deze auto vervolgens te verkopen en met de opbrengst hiervan een andere auto te kopen. Deze handelingen heeft de verdachte verricht bij in totaal vier auto’s.
Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Geld dat wordt verdiend door het plegen van strafbare feiten maakt onderdeel uit van het zwartgeldcircuit en heeft een ontwrichtende werking op de samenleving.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 oktober 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Het hof is – alles afwegende – van oordeel dat in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 14 weken een passende en geboden reactie vormt.
Het hof stelt evenwel ambtshalve vast dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden met ongeveer 4 maanden, nu de berechting in hoger beroep niet heeft plaatsgevonden binnen twee jaren. Immers is door de officier van justitie hoger beroep ingesteld op 29 juli 2016 en is het arrest eerst op 13 november 2018 gewezen.
Het hof zal deze overschrijding verdisconteren in de strafmaat in die zin, dat in plaats van de overwogen gevangenisstraf voor de duur van 14 weken, een gevangenisstraf van 12 weken zal worden opgelegd.
In beslag genomen voorwerpen
Nu de verdediging naar voren heeft gebracht dat alle in beslag genomen voorwerpen zijn teruggegeven aan de rechthebbende, zal het hof hierover geen beslissing nemen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. D.M. Thierry,
mr. C.H.M. Royakkers en mr. J.W. van den Hurk, in bijzijn van de griffier mr. M.M. Dijk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 november 2018.