ECLI:NL:GHDHA:2016:2940

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
7 oktober 2016
Publicatiedatum
7 oktober 2016
Zaaknummer
22-001114-11
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan cocaïnehandel en gewoontewitwassen

Op 7 oktober 2016 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in Aruba in 1981, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan de voorbereidingshandelingen voor het vervoeren van cocaïne en gewoontewitwassen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, met aftrek van voorarrest. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar de verdachte en haar medeverdachten, waarbij aanzienlijke geldbedragen in contanten werden aangetroffen, die vermoedelijk afkomstig waren uit criminele activiteiten. De verdachte had een actieve rol in het tellen, bewaren en overdragen van deze geldbedragen, die door medeverdachten werden opgehaald. Het hof oordeelde dat de verdachte, ondanks haar ontkenning, op de hoogte was van de criminele herkomst van het geld en dat zij willens en wetens de kans had aanvaard dat het om crimineel geld ging. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij voorbereidingshandelingen voor het vervoer van cocaïne, waaronder het regelen van transportdocumenten en het onderhouden van contact met medeverdachten in het buitenland. Het hof verwierp de argumenten van de verdediging en concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001114-11
Parketnummer: 10-600031-09
Datum uitspraak: 7 oktober 2016
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 18 februari 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te Aruba op [geboortedatum] 1981,
adres: [adres] te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van
5 en 19 april 2012, 15 april 2014, 26 mei 2014 en 12, 13, 16, 19, 20, 22 en 23 september 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

2.Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair, 3 primair en 4 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts zijn beslissingen genomen ten aanzien van het beslag, zoals nader in het vonnis waarvan beroep vermeld.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

3.Tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging daarvan ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de (gewijzigde) tenlastelegging is als bijlage aan dit arrest gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
4.Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

5.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

5.1
Gevoerde rechtmatigheidsverweren
De raadsvrouw van de verdachte heeft uitsluiting van de resultaten van een volgens haar onrechtmatige inkijk in de e-mail-account [e-mailadres] bepleit.
In de eerste plaats omdat van een vormverzuim ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) sprake is en in de tweede plaats omdat het materiaal gemanipuleerd en daardoor onbetrouwbaar is als gevolg van die inkijk.
Met betrekking tot de gestelde schending van artikel 359a Sv heeft zij –kort samengevat- betoogd dat:
- Op 16 februari 2009 de vordering ex artikel 126ng Sv is gedaan door de officier van justitie en dat op dezelfde dag door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Rotterdam een machtiging daartoe is afgegeven. Vervolgens is een rechtshulpverzoek uitgegaan naar de Verenigde Staten;
- Een eerste inkijk in het e-mail-account heeft plaats gevonden voordat de vordering is gedaan en de politie op 16 februari 2009 heeft ingelogd in genoemde mailbox en de bevindingen in het onderzoek gebruikt;
- Met die inkijk door de politie de eigenschappen van het bestand “tabla de los astros” zijn gewijzigd, daarmee de inhoud van de mailbox is gemanipuleerd, terwijl de Verenigde Staten later informatie uit die – reeds gemanipuleerde - mailbox hebben verstrekt. Het belang ex artikel 6 EVRM dat de manier van opsporen niet leidt tot manipulatie van het daardoor verkregen bewijs, is in het geding. De juistheid van de informatie is niet te toetsen en moet van het bewijs worden uitgesloten vanwege inhoudelijke onbetrouwbaarheid;
- [ verbalisant] weliswaar een proces-verbaal gedateerd 22 februari 2012 heeft opgemaakt waarin deze stelt dat er door de inkijk geen gegevens zijn gewijzigd, maar dat de juistheid van dat proces-verbaal op geen enkele wijze te controleren is.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep als volgt.
Op 16 februari 2009 heeft de officier van justitie ten aanzien van de medeverdachte [medeverdachte 1] (verder tevens te noemen: [medeverdachte 1]) een vordering gedaan tot machtiging vordering verstrekking van in een geautomatiseerd werk opgeslagen gegevens met betrekking tot het e-mail verkeer via het adres [e-mailadres].
Op 16 februari 2009 is door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Rotterdam aan de officier van justitie die machtiging verstrekt.
Uit de aanvraag van de vordering ex artikel 126ng Sv d.d. 13 februari 2009, die aan voornoemde machtiging ten grondslag ligt, blijkt dat de aanvraag is gedaan in het voorbereidend onderzoek van [medeverdachte 1].
Het hof constateert dat de gewraakte gang van zaken heeft plaatsgevonden buiten het voorbereidend onderzoek betreffende deze verdachte. Gegeven deze omstandigheid komt de verdachte met betrekking tot het gebruik van de bevindingen naar aanleiding van de inkijk in bovengenoemde mailbox geen beroep toe ex artikel 359 a Sv.
Het enkele feit dat de verdachte eveneens feitelijk mede gebruik zou hebben gemaakt van de betreffende mailbox zoals door de verdediging is gesteld, maakt het voorgaande niet anders.
Met betrekking tot de vraag naar de betrouwbaarheid van voormeld bestand “tabla de los astros” en de vermeende wijziging van de eigenschappen van dat bestand als gevolg van de inkijk door de politie in de mailbox [e-mailadres] op 16 februari 2009 overweegt het hof als volgt.
In het proces-verbaal met nummer 29-971171 gedateerd 22 februari 2012 heeft [verbalisant] – verkort en zakelijk weergegeven voor zover thans van belang – beschreven wat de gevolgen zijn geweest van het door hem op 16 februari 2009 downloaden van het word-document “tabla de los astros” uit de mailbox [e-mailadres]. Zo stelt hij onder meer dat bij het openen van het document in het softwareprogramma de datum en het tijdstip van het wegschrijven op de harde schijf als metadata in het bestand zijn opgenomen en weergegeven in de eigenschappen van het document als gewijzigd. Tijdens het downloaden en openen van het word-document “tabla de los astros” zijn er qua
inhoudvan gegevens (het hof begrijpt: van de eigenlijke
bestandsgegevens) geen data gewijzigd, toegevoegd, veranderd of aangepast.
Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat er naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting geen feiten en omstandigheden aannemelijk zijn geworden die reden geven om te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van dat op ambtseed opgemaakte proces-verbaal.
De enkele omstandigheid, dat – zoals door de verdediging is gesteld – zij de inhoud van het proces-verbaal van verbalisant Stofbergen niet kan toetsen is daarvoor onvoldoende.
Voor zover de verdediging heeft willen betogen dat in strijd met artikel 6 EVRM is gehandeld, verwerpt het hof ook dit verweer.
Het aan dat verweer ten grondslag gelegde kan naar het oordeel van het hof niet leiden tot het oordeel dat een ernstige inbreuk is gemaakt op de verdedigingsrechten die van dien aard en zodanig ernstig is, dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM.
(http://uitspraken.rechtspraak.nl/)
Het hof zal hierna per feit telkens in een nadere bewijsoverweging ingaan op de door de verdediging dan wel het openbaar ministerie uitdrukkelijk onderbouwde standpunten.
5.2
Zaaksdossier [adres 1]
5.2.1
Beslissingskader witwassen
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van art. 420bis, eerste lid, onder [a/b] Sr opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp "uit enig misdrijf" afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het openbaar ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat zij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp.
Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp.
Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden (HR 27 september 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT4094; HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM0787; HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2471 en HR 28 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:194).
5.2.2
Vaststaande feiten en omstandigheden
Het hof leidt uit de beschikbare bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 23 april 2009 is bij de doorzoeking van de woning aan het [adres 1] in Rotterdam een contant geldbedrag aangetroffen en inbeslaggenomen van € 4.578.360,-. Het geld bevond zich in één van de twee manshoge kluizen in een afgesloten kamer in de woning. De kluis is met geweld geopend. Het geld - in verschillende coupures - was verpakt in zeven oranje tassen en in een grijze papieren tas in deze afgesloten kluis. Er zaten 4241 briefjes van € 500,- bij het aangetroffen geld, een type biljet dat veelal in het criminele circuit wordt gebruikt. In de woning werden ook twee geldtelmachines aangetroffen.
Deze woning werd gehuurd door (medeverdachte) [medeverdachte 2], maar volgens het GBA stonden er anderen ingeschreven op dat adres.
Na de inbeslagname heeft niemand zich als rechthebbende op dat geld gemeld bij de justitiële autoriteiten.
Op basis van telefoontaps, observaties en voorwerpen aangetroffen bij de verschillende doorzoekingen is naar voren gekomen dat in de ten laste gelegde periode door de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] op verschillende data grote contante geldbedragen op verschillende locaties in Amsterdam Zuid-Oost zijn opgehaald en vervolgens naar Rotterdam zijn gebracht.
Uit getapte gesprekken vlak voorafgaand aan de ten laste gelegde periode tussen met name [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] komt naar voren dat er kennelijk ‘papieren’(het hof begrijpt: geld) van [betrokkene 3] in Afrika via [medeverdachte 1] naar Pancho (het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 5]) in Nederland moeten komen zodat er dan door Pancho iets aan [betrokkene 3] kan worden gegeven.
Ook is vast komen te staan dat de contante geldbedragen vrijwel steeds werden gebracht naar het adres [adres 2] te Rotterdam. Dit appartement (dat gehuurd werd door verdachte [medeverdachte 1]) was de vaste verblijfplaats van verdachte [verdachte]. Ook bij de doorzoeking in dat pand is een geldtelmachine aangetroffen.
Voorts is gebleken dat [verdachte] het geld daar op verschillende momenten al dan niet samen met [medeverdachte 3] heeft geteld, het geld bewaarde in de woning aan het [adres 2], en ook een rol had bij het overdragen van contante bedragen aan [medeverdachte 2]/[medeverdachte 5] (Pancho). Ook noteerde zij de in- en uitgaande bedragen op notitieblaadjes en onderhield zij daarover telefonisch contact met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4].
In dat appartement zijn een aantal van deze notitieblaadjes – gestoken in het boek ‘Menselijke anatomie voor kunstenaars’ - aangetroffen met daarop verschillende berekeningen, telkens beginnend met een vermenigvuldiging (p x q) met een totaalbedrag waarvan vervolgens daaronder bedragen worden afgetrokken. Daarbij wordt in bijna alle gevallen een datum vermeld.
Dat de vermelde bedragen met 1000 vermenigvuldigd moeten worden, blijkt bij vergelijking van deze notitieblaadjes met andere op het [adres 2] aangetroffen notitieblaadjes (waar voor een deel dezelfde data staan vermeld maar waar de bedragen wel voluit zijn geschreven) in combinatie met informatie uit telefoontaps.
De afgetrokken bedragen op de notities komen overeen met bedragen genoemd in de getapte telefoongesprekken over de hoogte van de in Amsterdam opgehaalde bedragen (beslagcode
[WI028.F.3.1.014], dit betreft de zogenaamde ‘balans van [betrokkene 3]’) en die over de bedragen die zijn doorbetaald (al dan niet via [medeverdachte 2]) aan Pancho/[medeverdachte 5] (beslagcode
[WI028.F.3.1.012], in eerder genoemd gesprek wordt gesproken over ‘wat ik Panch heb gegeven’). Ook is er een e-mail d.d. 4 mei 2009 die blijkens de getapte gesprekken door [verdachte] in de mailbox van [e-mailadres] is gezet en waar de opgehaalde bedragen ook op staan vermeld.
De combinatie van informatie uit telefoontaps, genoemde notities en emailbericht kunnen naar het oordeel van het hof als volgt schematisch worden vertaald:
Datum
Genoteerde
opgehaalde geldbedragen in Amsterdam
[WI028.F.3.1.014]
Door wie
Geno-teerde
datum
Genoteerde geldbedragen overgedragen in Rotterdam
[WI028.F.3.1.012]
Aan wie
14/2/09
€ 350.000
M
15/2/09
€ 300.000
Z
17/2/09
€ 300.000
M
17/2/09
€ 280.000
P+Z
19/2/09
€ 200.000
M
19/2/09
€ 140.000
P+Z
24/2/09
€ 400.000
M
24/2/09
€ 380.000
24/2/09
€ 85.000
Aan M overhandigd in Rotterdam
door NN
€ 85.000
Z +?
27/2/09
€ 345.000
M
€ 340.000
Z
03/3/09
€ 653.000
M
03/3/09
€ 627.000
Z+P?
07/3/09
€ 609.000
C
07/3/09
€ 580.000
Z
17/3/09
€ 496.000
M
17/3/09
€ 475.000
Z
20/3/09
€ 432.570
C
20/3/09
€ 386.500
Z
31/3/09
€ 342.430
C
31/3/09
€ 330.000
Z
02/4/09
€ 232.000
C
02/4/09
€ 210.000
Z
06/4/09
€ 198.000
C
06/4/09
€ 150.000
Z
15/4/09
€ 225.800
C
€ 200.000
Z
20/4/09
€ 139.000
C
21/4/09
€ 85.000
?
22/4/09
€ 334.980
C
22/4/09
€ 305.000
Z&P
M= [medeverdachte 1], C= [medeverdachte 3], Z= [medeverdachte 2], P= [medeverdachte 5]
Naar het oordeel van het hof zijn de volgende typologieën van witwassen [1] op de onderhavige zaak van toepassing op basis waarvan een vermoeden van witwassen jegens de verdachte en haar medeverdachten is gerechtvaardigd:
• het fysiek vervoeren (en het in huis bewaren) van grote bedragen in contanten brengt een aanzienlijk veiligheidsrisico met zich;
• het voorhanden hebben van grote hoeveelheden contant geld zonder noodzaak daartoe op grond van bedrijf of beroep;
• de geldbedragen van zeer grote omvang, in contante coupures, die niet terug zijn te vinden in (officiële) boeken van en evenmin kunnen worden verantwoord met stukken van reguliere handelsactiviteiten;
• de overdracht van gelden (in Amsterdam) vindt plaats op een openbare plek in plaats van op een vaste locatie;
• er is geen of slechts summiere administratie waarin namen ontbreken;
Dit vermoeden van witwassen wordt versterkt door de vele telefoongesprekken waarbij door betrokkenen versluierd taalgebruik wordt gehanteerd. De inhoud van een aantal voor het bewijs gebezigde telefoontaps gaat blijkens de context kennelijk over geld en de hoogte van de geldbedragen of over de ophaallocaties en –tijdstippen van het geld in Amsterdam. Er wordt dan in termen gesproken als ‘papieren’, ‘kamernummer’, ‘kamer wisselen’, ‘hoeveel het eten kost’ terwijl in feite over geld(bedragen) werd gesproken, over ‘koop een nieuw ding om te praten’ in plaats van een telefoon en over (de consequenties van) het al dan niet overgedragen krijgen van geld in termen als ‘hun bus gaat in beweging komen’ ‘de vrachtwagen weggaat’, ‘hoe het in de keuken gaat’ of ‘dat het eten nog niet klaar is’, ‘het ding af te ronden’, ‘of de kok is gebeld’ en over ophaallocaties en –tijden, in termen als ‘naar het station of de straat komen’, ‘de supermarkt’, ‘de telefooncel’, ‘boven’ en qua ophaaltijden over ‘het ontbijt’ of ‘de lunch’ of ‘voor het diner/dinner’ komen.
5.2.3
Wetenschap ten aanzien van de criminele herkomst
Het hof is van oordeel dat, gelet op dit vermoeden van witwassen en de daarbij in aanmerking genomen feiten en omstandigheden, van de verdachte mag worden verlangd dat deze een verklaring geeft voor de herkomst van het geld die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
[medeverdachte 1] heeft als getuige ter terechtzitting op 26 mei 2014 verklaard dat het geld dat door hem en soms door [medeverdachte 3] in Amsterdam werd opgehaald, de opbrengst betrof van activiteiten van het schip de Ville d’Abidjan. Daarmee werd volgens hem groente, vlees en later passagiers vervoerd voor de kust van Afrika (een ticket kostte 120 dollar en per keer konden er 200 mensen mee). Het schip stond op naam van het bedrijf [bedrijf 3] en was onderdeel van het bedrijf [bedrijf 4]. [medeverdachte 4] en hij waren daar beiden aandeelhouder van. [medeverdachte 4] zat met zijn kantoor in Afrika. In zijn politieverklaring (van 10 februari 2010) heeft [medeverdachte 1] verklaard hiermee bruto $120.000,- per maand te verdienen.
[medeverdachte 3] en [verdachte] hebben op de terechtzitting in hoger beroep d.d. 13 september 2016 verklaard dat zij op grond van de uitlatingen van [medeverdachte 1] ervan waren uitgegaan dat het geld dat in Amsterdam werd opgehaald en in Rotterdam op het [adres 2] werd geteld, tijdelijk bewaard en vervolgens overgedragen aan [medeverdachte 2]/Pancho ([medeverdachte 5]) afkomstig was van de ondernemersactiviteiten van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] in Afrika.
Het hof merkt in dit verband allereerst op dat [medeverdachte 1] deze stellingen omtrent de opbrengsten van de activiteiten van de Ville d’Abidjan, dan wel andere ondernemersactiviteiten in (West-)Afrika niet met betrouwbaar te achten stukken of op een andere wijze heeft onderbouwd dan wel anderszins aannemelijk heeft gemaakt.
Door [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [verdachte] is bovendien geen aannemelijke verklaring gegeven voor de omstandigheid dat in de tenlastegelegde periode het personenvervoer in Afrika met de Ville d’Abidjan kennelijk zo profijtelijk was dat daarmee in de ten laste gelegde periode van nog geen tweeëneenhalve maand ruim vijf miljoen euro(en daarmee een veelvoud van het door [medeverdachte 1] eerdergenoemde maandbedrag) werd omgezet. Evenmin is aannemelijk geworden waarom de opbrengstenstroom van deze zakelijke transacties niet via het regulier bancaire verkeer kon lopen. Dat in Afrika sprake was van contante transacties, zoals naar voren gebracht, verklaart naar het oordeel van het hof immers nog niet waarom zodra het geld eenmaal in Nederland was, dat niet alsnog op een reguliere bankrekening van [medeverdachte 1] kon worden gestort. De door hen gegeven verklaringen over de herkomst van de gelden worden daarom door het hof als ongeloofwaardig terzijde gelegd.
Overigens is door [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [verdachte] evenmin een aannemelijke verklaring gegeven waarom of met welk doel het grootste deel van het geld vervolgens aan [medeverdachte 5] of [medeverdachte 2] moest worden overhandigd, noch waarom voor het overdragen van het geld aan hen geen bancaire route is gebruikt.
Gelet op alle voornoemde feiten en omstandigheden is het hof daarom van oordeel dat er in redelijkheid geen andere conclusie mogelijk is dan dat de ten laste gelegde en bewezen geldbedragen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Het hof is van oordeel dat uit genoemde feiten en omstandigheden tevens volgt dat ook bij verdachte minst genomen het ernstige vermoeden moet zijn gerezen dat de geldbedragen waarmee zij onder meer als teller, bewaarder, administrateur en tussenpersoon directe bemoeienis had, een criminele herkomst hadden. Het gegeven dat [verdachte] desondanks haar gedragingen met deze geldbedragen heeft voortgezet, is naar het oordeel van het hof dan ook niet anders te duiden dan dat zij in ieder geval willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het uit misdrijf verkregen geld betrof.
Dat de verdachte naar eigen zeggen bij [medeverdachte 1] niet verder zou hebben doorgevraagd naar de herkomst van het geld of zich anderszins van enige nadere informatie heeft voorzien maakt dit niet anders, nu zij de criminele herkomst van de gelden ook reeds uit hetgeen zij zelf wist en waarnam had kunnen afleiden.
5.2.4
Medeplegen
Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is.
Naar het oordeel van het hof waren [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [verdachte] telkens als medeplegers betrokken bij het gewoontewitwassen in de ten laste gelegde periode van geldbedragen die van misdrijf afkomstig waren met een totaalbedrag van ruim 5,3 miljoen euro.
Zoals hierboven omschreven had ieder van hen in beginsel een eigen specifieke rol en werd nauw en bewust met elkaar samengewerkt teneinde de geldbedragen te verwerven, voorhanden te hebben en over te dragen door enerzijds de geldbedragen te vervoeren van Amsterdam naar Rotterdam, het geld te tellen, te administreren en te bewaren tot een groot deel daarvan werd overhandigd aan [medeverdachte 2]/[medeverdachte 5]. Uit het voorgaande blijkt tevens dat [verdachte] direct, persoonlijk, feitelijk, op verschillende wijzen en meermalen betrokken was bij de vervoerde, bewaarde en overgedragen geldbedragen. Dat daarbij de positie van [verdachte](en die van [medeverdachte 3]) ten opzichte van [medeverdachte 1] wat meer ondergeschikt was, maakt daarbij, in het bijzonder gezien de aard van [verdachte]’s eigen gedragingen en het gewicht daarvan, niet dat in het onderhavige geval geen sprake meer zou zijn van medeplegen.
Wel zal het hof genoemd verschil ten opzichte van de meer leidende rol van [medeverdachte 1] betrekken bij de straftoemeting.
5.2.5
Gewoontewitwassen
De bewezenverklaarde gedragingen moeten naar het oordeel van het hof niet ieder voor zich worden bezien, maar worden beschouwd in hun onderlinge verband en samenhang. De duur van de periode waarin deze gedragingen gepleegd zijn, alsmede de stelselmatigheid waarmee deze witwasfeiten gepleegd zijn, brengt mee dat sprake is geweest van een gewoonte.
5.3
Zaakdossier Dakar
Zakelijk weergegeven wordt de verdachte onder dit feit verweten dat zij tezamen met anderen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd met betrekking tot verdovende middelen (cocaïne), door middel van een tanktrailer die bestemd was om de verdovende middelen mee te vervoeren, dan wel dat zij daaraan medeplichtig is geweest. De verdachte en haar medeverdachten zijn van dit feit in eerste aanleg vrijgesproken.
Het openbaar ministerie is tegen deze vrijspraken in hoger beroep gekomen en heeft overeenkomstig het schriftelijke requisitoir gevorderd het medeplegen van de voorbereidingshandelingen bewezen te verklaren.
Daartoe hebben de advocaten-generaal, kort en zakelijk weergegeven, aangevoerd dat de verdachten gezamenlijk een geprepareerde tanktrailer naar Dakar hebben getransporteerd en dat deze trailer bestemd was voor het transport van verdovende middelen. In de laadruimte van de trailer zijn sporen van cocaïne aangetroffen.
Dat de verdachten wisten dat deze container gebruikt werd voor het transport van verdovende middelen blijkt naar de mening van het openbaar ministerie uit de volgende omstandigheden:
  • De handel in verdovende middelen is datgene dat de verdachten bindt;
  • Er wordt door allen in versluierd taalgebruik gesproken;
  • Door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] wordt zelfs expliciet gesproken over het vervoer van goederen met de trailer en het door mensen van [medeverdachte 5] lossen van de lading;
  • Er wordt voor betrekkelijk veel geld een trailer, gevuld met plastic korrels, verzonden naar Senegal. Die lading is eerder een last dan het doel van de reis en kan daarom geen economisch doel hebben;
  • Door niemand wordt een aannemelijke, de verdenking ontzenuwende verklaring gegeven voor dit transport, dan wel wordt er aantoonbaar gelogen.
Ook de verdachte heeft zich aldus volgens de advocaten-generaal schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen met als doel het vervoer/de invoer van verdovende middelen, die in Afrika lagen opgeslagen, naar Nederland.
Het hof oordeelt hierover naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep als volgt.
Uit de bewijsmiddelen in het dossier komt naar voren dat de trailer (uiteindelijk) op 19 april 2009 in opdracht van [medeverdachte 1] door het bedrijf [scheepvaartbedrijf] naar Dakar is verzonden. [medeverdachte 2] en [verdachte] helpen in de aanloop naar de verzending in Nederland mee met het verkrijgen en afleveren van de juiste papieren. De verdachte fungeerde in dat verband als een soort secretaresse voor [medeverdachte 1]. [medeverdachte 4], die in Afrika verblijft, wordt op de hoogte gehouden van de voortgang. In de vele telefoongesprekken over de trailer wordt veelal gesproken in versluierd taalgebruik.
Nadat de trailer medio mei 2009 is aangekomen in Dakar, ontstaan er problemen met het vrijgeven daarvan. Eind juli 2009 blijkt de trailer nog steeds niet te zijn vrijgegeven. Uit het dossier blijkt niet dat de trailer uiteindelijk door of namens een van de hiervoor genoemden is opgehaald. Integendeel, uit het dossier blijkt slechts dat de trailer op 22 april 2010 door de Gendarmerie in Senegal is aangetroffen, derhalve bijna een jaar nadat de trailer in Dakar is aangekomen en ruim een half jaar na de aanhouding van de verdachte en [medeverdachte 1]. Bij onderzoek aan de trailer, nadat deze naar Nederland was overgebracht, is gebleken dat deze trailer geprepareerd was om goederen in te verstoppen en dat de lucht uit de laadruimte van de trailer sporen van cocaïne bevatte.
Hoewel voor het hof daarmee vaststaat dat de trailer op enig moment is geprepareerd en dat er mogelijk op enig moment cocaïne in heeft gezeten, kan het hof evenwel, gezien de lange periode waarin de autoriteiten geen zicht op de trailer hebben gehad, niet buiten gerede twijfel vaststellen dat het de verdachte en haar medeverdachten zijn geweest die de trailer hebben geprepareerd en hebben gebruikt om cocaïne in te vervoeren, laat staan dat daaruit kan volgen dat de verdachten het opzet hebben gehad de trailer te gebruiken om cocaïne in te voeren in Nederland. Voor het standpunt van het openbaar ministerie dat de trailer al geprepareerd was op het moment van het verschepen daarvan naar Dakar, bevat het dossier naar het oordeel van het hof onvoldoende concrete aanknopingspunten.
Alles overwegend is het hof van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om te kunnen vaststellen dat de verdachte en haar medeverdachten de tenlastegelegde handelingen hebben gepleegd, dan wel, in het geval van de verdachte, dat zij daar opzettelijk behulpzaam bij is geweest.
5.4
Zaaksdossier Lola2
Zakelijk weergegeven en voor zover nog aan de orde in hoger beroep wordt de verdachte, verder te noemen [verdachte], primair verweten dat zij tezamen met anderen voorbereidingshandelingen zou hebben gepleegd met betrekking tot verdovende middelen (in het bijzonder cocaïne). Deze voorbereidingshandelingen zouden er onder meer in hebben bestaan dat verdachte en haar mededaders een of meer schepen hebben gekocht en ingezet voor het transport van cocaïne van Zuid-Amerika naar West-Afrika en vanuit daar naar onder meer Nederland. Daarbij zou verdachte, wederom tezamen met anderen, verantwoordelijk zijn geweest voor de logistiek, waaronder ook de inzet van personeel, het verkrijgen van de noodzakelijke scheeps- en transportdocumenten, het onderhouden van de communicatie met, en het volgen van de locatie van, de betreffende schepen, de aanschaf van communicatiemiddelen, en het organiseren van het laden en lossen daarvan. Subsidiair is verdachte ten laste gelegd dat zij aan genoemde voorbereidingshandelingen medeplichtig is geweest.
Bij de beoordeling van de jegens [verdachte] in de tenlastelegging opgenomen feiten is het hof uitgegaan van de navolgende, uit wettige bewijsmiddelen blijkende, feiten en omstandigheden.
5.4.1
Algemeen
Het schip Ville d’Abidjan is in december 2006 door [medeverdachte 1] (verder te noemen: [medeverdachte 1]) en [betrokkene 6] voor € 225.000,00 gekocht. Daarbij werd een Panamese vennootschap met de naam Blue Hills Corporation als eigenaar geregistreerd. De Ville d’Abidjan is een zogenaamd
supply vessel, met een koelruim en een kleine laadkraan. Het schip was gebouwd in 1954 en had een netto laadcapaciteit van 132 registerton. Dergelijke schepen worden volgens de getuige [betrokkene 9] over het algemeen gebruikt voor het vervoer van vis. In ieder geval tot en met medio februari 2007 heeft het schip in de haven van ‘s-Gravendeel gelegen. Daarna is het schip, zeer waarschijnlijk op 20 februari 2007, door [betrokkene 6] en [medeverdachte 1] overgevaren naar Dakar, Senegal.
De registratiedocumenten van de Ville d’Abidjan zijn aangetroffen in de eerder genoemde woning aan het [adres 2] te Rotterdam van [medeverdachte 1] die hij aan verdachte (verder te noemen: [verdachte]) als woonruimte ter beschikking had gesteld en in welke woning hij regelmatig verbleef. Registratiedocumenten van de Ville d’Abidjan zijn echter ook aangetroffen in een woning in Medellín, Colombia van [Mustashi], alias Mustashi. Genoemde Mustashi wordt sedert vele jaren in verband gebracht met grootschalige internationale drugshandel. In dat kader is hij onder meer in Frankrijk veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren, en werd hij onder meer door Spanje gezocht in verband met het aantreffen aan boord van een varend zeeschip van een zeer grote partij cocaïne.
Uit de verklaringen van [medeverdachte 1] zelf, en uit tapgesprekken waaraan hij deelneemt, blijkt dat hij en Mustashi elkaar in ieder geval al sedert 2003 kennen en al langjarig samenwerken.
Waartoe het schip na de overvaart naar Senegal is ingezet is onbekend. Volgens [medeverdachte 1] is [medeverdachte 4] (verder te noemen [medeverdachte 4]) degene die de logistiek in Afrika in verband met de Ville d’Abidjan verzorgt. [medeverdachte 1] heeft voorts gesteld dat de Ville d’Abidjan in Afrika is ingezet voor het vervoer van vis, maar het hof constateert dat deze stelling door hem noch door een van de andere verdachten met als objectief te duiden bewijsstukken, zoals ladingdocumenten, nader is onderbouwd.
Duidelijk is wel dat het schip medio 2007 vertrokken is vanuit Conakry, Guinee naar Fortaleza, Brazilië en aldaar op 20 augustus 2007 is aangekomen. De Ville d’Abidjan is daar vervolgens meer dan een jaar in de haven blijven liggen. In die tijd zijn ook reparaties en modificaties aan het schip uitgevoerd.
5.4.2
Periode 4 februari 2008 - 6 oktober 2008
Op 4 februari 2008 spreken [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] telefonisch “over wat Mustashi voor hen heeft”, dat “de Villes (het hof gaat er vanuit dat hiermee de Ville d’Abidjan wordt bedoeld) kan gaan”, dat ze “dan in rekening kunnen brengen wat ze normaal vragen, 350-400”, en dat [medeverdachte 1] tegen Mustashi heeft gezegd dat “het kantoor het aan ons moeten geven voor 16 of 16,5.”
Op 23 juli 2008 voert [medeverdachte 1] een telefoongesprek waarin hij onder meer zegt dat hij van een man genaamd Ras “de grote boot in Brazilië” met voor € 40.000 aan kip moet vullen en deze naar Lomé (Togo) moet sturen en vanuit daar naar Nederland”, en dat hij, [medeverdachte 1], dan de boot moet verkopen”. In een telefoongesprek d.d. 21 augustus 2008 met een persoon met een Braziliaans telefoonnummer zegt [medeverdachte 1] onder meer dat “zijn vriend” tegen hem heeft gezegd: “waarom we niet wat vis en wat kip”. [medeverdachte 1] vraagt de gebelde persoon vervolgens hem daarmee te helpen en zegt daarbij: “Ik denk zo een 20 of 25 euro aan kip”. In een op nog diezelfde dag volgend telefoongesprek met een man in Venezuela zegt [medeverdachte 1] vervolgens dat “de ouwe” bezig is er de pojo (het hof begrijpt: kip) op te doen en dat de ouwe hem daarvoor geld geleend heeft., alsook: “de ouwe gaat voor mij vullen... niet veel ... hij heeft mij 15 a 20.000 euro geleend om hem/het met Pojo (op) te vullen”.
In het dossier bevindt zich in dit verband een proces-verbaal van bevindingen, waaruit kan worden afgeleid dat de opbrengsten van een – ook in relatie tot de omvang van de totale laadruimte beperkte - lading kip van € 25.000,00 bij lange na niet de kosten van een overtocht met de Ville d’Abidjan van Fortaleza, Brazilië naar Togo zouden dekken, en derhalve “zeer onrendabel” zou zijn. Deze conclusie wordt ook ondersteund door de inhoud van een telefoongesprek d.d. 6 juni 2008 tussen [betrokkene 6] en [betrokkene 9], waarin eerstgenoemde zegt dat “2x op en neer naar Brazilië met bevroren kippen geen moer opleverde.”
Vervolgens is door [medeverdachte 1] de Nederlandse kapitein [kapitein 1] ingehuurd om de Ville d’Abidjan over te varen naar West-Afrika. [kapitein 1] haakt echter eind augustus 2008 af, omdat hij na aankomst bij de Ville d’Abidjan in Fortaleza het niet vertrouwde. Vervolgens wordt via [medeverdachte 4] op 4 september 2008 een nieuwe kapitein, [kapitein 2] (verder te noemen: [kapitein 2]), gevonden. [medeverdachte 4] belt vervolgens op 13 september 2008 met deze nieuwe kapitein en vertelt hem tijdens dit gesprek onder meer: dat op de formulieren moet worden vermeld als eindbestemming: Lomé, dat vervolgens de juiste frequentie (het hof begrijpt: radiofrequentie) en telefoonnummer moet worden doorgegeven, waarna op volle zee van richting moet worden veranderd naar Cotonou in Benin. Het hof merkt op dat Benin een buurland is van Togo. Daarna hebben [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1], mede via een derde persoon ter plaatse genaamd [betrokkene 11], intensief contact om het vertrek van de Ville d’Abidjan te realiseren. De Ville d’Abidjan vertrekt vervolgens op 17 september 2008 uit Fortaleza.
Voorts vindt er op 20 september 2008 een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 4] en ene Mono, die belt vanaf een nummer in Guinee. [medeverdachte 4] deelt dan mee dat Joaquim / de dronkaard (het hof begrijpt: de kapitein van de Ville d’Abidjan) is vertrokken “naar daar waar Harvis (fon) is”. De politie concludeert dat uit andere taps blijkt dat met “Harvis” vermoedelijk Togo wordt bedoeld. Vervolgens vraagt [medeverdachte 4] aan Mono om aan Han te vragen hoeveel (brandstof) er nodig is om te komen daar waar Harvis is. Mono vraagt vervolgens: “met de
Sierra?” [medeverdachte 4] antwoordt daarop bevestigend, waarna Mono een opgave van de kosten (€ 27.000,00) geeft.
Gebleken is dat [medeverdachte 1] via Arcura Trading BV feitelijk eigenaar is van een klein visserschip met de naam
Sierra. De Sierra zou volgens de verklaringen van [medeverdachte 1] worden ingezet voor de visvangst voor de kust van West-Afrika. In het dossier bevinden zich echter geen documenten waaruit kan blijken dat het schip ook daadwerkelijk als vissersschip is ingezet.
Op 26 september 2008 vindt een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 4] en een onbekende man, (die belt vanaf een nummer in Guinee) die kennelijk over een schip kan beschikken en vanaf dat schip contact kan maken met de Ville d’Abidjan. [medeverdachte 4] zegt namelijk tegen deze man: “Zeg aan de kapitein om de Ville te bellen en vragen hoever de Ville is en wanneer het aankomt (“so I can start making my preparation receiving it on the other side”).
Op 1 oktober 2008, terwijl de Ville d’Abidjan zich nog op zee bevindt, voert [medeverdachte 1] een telefoongesprek met een persoon met de (bij)naam El Primo. In dit telefoongesprek zegt [medeverdachte 1] onder meer “dat de kip van te voren is opengemaakt, dat het wordt gesneden en in stukjes gehakt, het op dat ding wordt gegooid, er een blokje opgelegd wordt, het weer omgedraaid wordt en het papier er bij gepakt wordt”.
[medeverdachte 4] reist vervolgens naar Cotonou, Benin en is daar in ieder geval op 2 oktober 2008. Hij houdt vervolgens telefonisch contact met [medeverdachte 1].
Blijkens bakengegevens bevindt de Ville d’Abidjan zich op 6 oktober 2008 voor de kust van West-Afrika. Na 1.12 uur vermindert de Ville d’Abidjan aanzienlijk vaart. Tussen 11.08 en 15.12 wordt slechts 6 zeemijl gevaren. Het schip ligt om 11.08u al op 3 zeemijl voor de kust van Benin/Cotonou, waarna het schip nog enige uren op ongeveer gelijke afstand van de haven blijft. Dit doet zeer sterk vermoeden dat het schip in die periode geruime tijd stil heeft gelegen en/of voor de kust langs (of heen en weer) is gevaren. Blijkens de peilbakengegevens ligt de Ville d’Abidjan uiteindelijk op 6 oktober 2008 om 17.00 uur aan de kade in de haven van Cotonou in Benin.
Het schip wordt daar in de nacht van 6 op 7 oktober 2008 tussen 23.00 en 03.00 uur doorzocht, waarbij geen lading aan boord wordt aangetroffen. Verdovende middelen worden evenmin aangetroffen.
5.4.3
Tussenbeoordeling van het hof
Uit voorgaande feiten en omstandigheden leidt het hof af dat in ieder geval [medeverdachte 4], [medeverdachte 1] en “Mustashi” in onderlinge samenwerking in de periode vanaf 4 februari 2008 tot en met 6 oktober 2008:
- een lading voor de Ville d’Abidjan hebben gereed gemaakt;
- de Ville d’Abidjan voor transport naar West-Afrika van die lading gereed hebben gemaakt;
- een lading kip hebben aangekocht als opvulling of afdekking van die andere lading;
- deze lading kip hebben geprepareerd zodat in/bij de kip “een blokje” kon worden verborgen;
- de kapitein van de Ville d’Abidjan hebben geïnstrueerd een andere dan de werkelijke eindbestemming op de documenten te vermelden, en vervolgens koers te laten zetten naar de werkelijke eindbestemming (Cotonou, Benin);
- een ander schip, waarschijnlijk de Sierra, hebben laten varen in de richting van de Ville d’Abidjan en instructies gegeven dat de kapitein daarvan contact moest maken met de kapitein van de Ville d’Abidjan;
- maatregelen hebben getroffen om de Ville d’Abidjan in de haven van Cotonou, Benin te ontvangen.
Dat de Ville d’Abidjan tijdens genoemde overtocht van Fortaleza naar Cotonou naast de lading kip ook een lading cocaïne vervoerde, leidt het hof allereerst af uit de hierna in de eindconclusie te noemen meer gezamenlijke kenmerken van de gedragingen van verdachten ten aanzien van reizen en de belading van de Ville d’Abidjan, hun eerdere betrokkenheid bij het transport van cocaïne en hetgeen ook meer in algemene zin bekend is omtrent de wijze waarop in de betrokken periode verdovende middelen vanuit Zuid-Amerika werden vervoerd naar West-Afrika, meestal met het oog op verder transport naar Europa. Meer in concreto wijst het hof voorts op de vermelding in voormeld telefoongesprek d.d. 4 februari 2008 dat het “voor 16 of 16,5” aan [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] moet worden gegeven. Naar het oordeel van het hof moet dit, gezien de verdere context worden beschouwd als een verwijzing naar de kiloprijs voor cocaïne, in casu 16 tot 16,5 duizend euro.
Het hof is voorts van oordeel dat de lading kip welke kennelijk in Fortaleza aan boord van de Ville d’Abidjan was gebracht in casu moet worden aangemerkt als zogenaamde deklading. Het is een feit van algemene bekendheid dat men zich bij het vervoer van in het bijzonder cocaïne, veelal bedient van de aanwezigheid van andere, legale, belading, teneinde de aanwezigheid van de cocaïne te verhullen. Dat hier sprake was van een dergelijke deklading leidt het hof af uit de volgende feiten en omstandigheden:
- het transport van de lading kip was op zichzelf zeer onrendabel;
- enig document of ander bewijs dat de bederfgevoelige lading kip daadwerkelijk na aankomst is verkocht, geleverd of opgeslagen ontbreekt;
- de kip was kennelijk geprepareerd om “blokjes” te bevatten.
Het gegeven dat bij controle na aankomst van de Ville d’Abidjan geen cocaïne is aangetroffen maakt voorgaande conclusie, dat de gedragingen van de verdachten kennelijk gericht waren op het faciliteren van het transport van cocaïne, naar het oordeel van het hof niet anders.
Het hof wijst er daarbij allereerst op dat ten tijde van de doorzoeking het schip reeds geheel leeg was. Aannemelijk is derhalve dat de (dek)lading kip al voor de doorzoeking was gelost. Daartoe bestond ook de gelegenheid, omdat er minimaal 6 uur was verstreken tussen de aankomst in de haven van de Ville d’Abidjan en de aanvang van de doorzoeking.
Daarnaast zijn er naar het oordeel van het hof sterke aanwijzingen dat de cocaïne reeds, overeenkomstig de hiervoor omschreven modus operandi, vóór aankomst in de haven van de Ville d’Abidjan op zee was overgeslagen op een kleiner schip. Het hof wijst daarbij op de hiervoor genoemde telefoongesprekken met betrekking tot het –eveneens aan [medeverdachte 1] toebehorende vissersschip Sierra en het door de kapitein van een tweede schip (mogelijk diezelfde Sierra) moeten bellen van de kapitein van de Ville d’Abidjan. Kennelijk waren de verdachten doende om op zee een tweede schip contact te laten maken met de Ville d’Abidjan. De peilbakens ondersteunen daarbij een scenario dat er ook daadwerkelijk contact is gemaakt, nu daaruit blijkt dat de Ville d’Abidjan nabij zijn eindbestemming enige uren zeer langzaam, en op en neer, is gaan varen. Verdachten hebben geen, althans geen aannemelijke, verklaring voor deze opmerkelijke vaarbewegingen gegeven, terwijl deze wel zouden passen in een scenario waarbij de Ville d’Abidjan zeer sterk vaart moet minderen om overslag naar een kleiner schip mogelijk te maken.
5.4.4
Periode 1 januari 2009 - 11 januari 2009
In de periode 7 januari 2009 tot en met 11 januari 2009 zijn diverse telefoongesprekken getapt tussen [medeverdachte 1] en Mustashi, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4], en [verdachte] en Mustashi. In deze met sterk versluierd taalgebruik gevoerde gesprekken wordt onder meer gesproken over:
- een schip op zee, hoogstwaarschijnlijk niet ver van de Afrikaanse kust;
- het toezenden en gebruiken van een “astrologische kaart” (Tabla de los astros);
- het lossen op zee van dat schip met behulp van een speedboot;
- een lading van 860 kg voor een prijs rond de 12.5 euro/dollar.
- de waarneming van het schip door een patrouillevliegtuig, waarna [medeverdachte 1] vraagt of de Sierra of de El Abidjan (het hof begrijpt: de Ville d’Abidjan) moet worden ingezet. Daarna zegt men dat het schip is teruggekeerd naar “huis/beneden” (het hof begrijpt: naar Zuid-Amerika).
- de controle en doorzoeking van dat schip, waarbij niets gevonden is omdat “alle televisies overboord waren gegooid”; c.q. “de meubels uit het raam moesten worden gegooid” om “te ontkomen aan de deurwaarder”
5.4.5
Periode 12 februari 2009 – 9 mei 2009
Mustashi heeft op 12 februari 2009 per email een Tabla de los astros gestuurd aan ene Mono met de tekst: “dit is mijn kaart, geef die aan de dronkenlap”. Zoals reeds hiervoor vermeld wordt de kapitein van de Ville d’Abidjan door diverse betrokkenen aangeduid als “de dronkenlap’. Een Tabla de los astros is een (code)tabel waarmee lokaties op zee kunnen worden bepaald door middel van een combinatie van een letter en cijfer (bijv: W1, H2 etc) in plaats van met coördinaten.
Op diezelfde dag, 12 februari 2009, is aan mailadres [e-mailadres] eveneens een Tabla de los astros toegezonden. De mailbox [e-mailadres] was blijkens het politieonderzoek in ieder geval feitelijk in gebruik bij [medeverdachte 1] en [verdachte]. Daarbij werd een werkwijze gebruikt dat concept-berichten in de mailbox werden geplaatst, waarna deze door andere tot die mailbox gemachtigde personen konden worden gelezen, zonder dat men het risico van onderschepping van het berichtenverkeer door de politie liep. In de woning van Mustashi en het kantoor van [medeverdachte 1], in een laptoptas van [medeverdachte 1] en in diverse andere mailboxen in gebruik bij Mustashi, [medeverdachte 1] en [verdachte] zijn eveneens exemplaren van de Tabla de los astros aangetroffen.
Op 12 en 13 februari 2009 zijn er diverse telefoongesprekken gevoerd tussen [medeverdachte 1] en Mustashi, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4], [medeverdachte 4] en Mustashi, en Mustashi en [verdachte] waarin:
- versluierd taalgebruik wordt gehanteerd en in codetaal combinaties van letters en cijfers worden genoemd;
- wordt gesproken over een “tablero” (het hof begrijpt: een Tabla de los astros)
- er door [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 4] gezegd dat “we gewoon tot hier kunnen komen, we hoeven de man niet met het klein ding te sturen om het op te halen, ze nemen het in ontvangst hier.”
- gesproken wordt over bedragen en percentages, ook voor het “daar binnen te laten” en dat het “van hier naar daarginder 3849” is.
De koppeling van de codes in de telefoongesprekken en mailberichten d.d. 12 en 13 februari 2009 aan die vermeld op de op 12 februari 2009 in de mailbox van [e-mailadres] geplaatste Tabla de los astros leert dat deze codes locaties weergeven in de Golf van Guinee (West-Afrika).
Op 26 februari 2009 vindt een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4]. [medeverdachte 4] belt dan vanaf een nummer in Nigeria. Het gesprek gaat over de aanschaf en verzending door [medeverdachte 1] van “Walkies” (het hof begrijpt: walkie talkies) en “twee Sat met kaarten” (het hof begrijpt: satelliettelefoons met bijbehorende beltegoed/abonneekaarten) voor onder meer een persoon die wordt aangeduid als “Kapi”, maar ook als “Burrache” en “de dronkenlap” (het hof begrijpt dat met deze persoon de reeds genoemde [kapitein 2], de kapitein van de Ville d’Abidjan wordt bedoeld). Deze zijn nodig omdat dan zowel [medeverdachte 1] als Mustashi rechtstreeks met de kapitein kunnen communiceren.
In de periode 4 tot en met 9 maart 2009 vinden er diverse telefoongesprekken plaats tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] en [verdachte] en Mustashi. [medeverdachte 1] bevindt zich in die periode op de boerderij van Mustashi in Colombia. Daarin wordt gesproken over een bezoek van [medeverdachte 1] aan Mustashi, maar wordt ook in zeer versluierde vorm gesproken over “interesse van personen in de vracht”; of “ze langs de Azores komen”, of ze “voor of achter de boerderijen komen”; dat “achterom beter is omdat ze voorom eerder problemen hebben ervaren”, alsook dat [medeverdachte 1] “de auto (het hof begrijpt: een schip) van henzelf zal laten vertrekken”. Het hof merkt daarbij op dat de Azoren een eilandengroep zijn in de Atlantische Oceaan ter hoogte van Portugal en ten noordwesten van de kust van West-Afrika.
Van 15 tot en met 18 april 2009 zijn [medeverdachte 1] en [verdachte] in Maracaibo, Venezuela, alwaar zij ook Mustashi ontmoeten.
Op 28 april 2009 wordt vervolgens een mailbericht gestuurd naar een mailadres dat in gebruik is bij onder meer [medeverdachte 1] en Mustashi, inhoudende dat “de chip van irridium moet worden opgewaardeerd”, “want het is voor de auto die naar Machete gaat”. Uit meerdere tapgespreken en andere informatie uit het dossier leidt het hof af dat met “auto” wordt gedoeld op een schip en met “Machete” zeer waarschijnlijk op Guinee. Diezelfde dag gaan [verdachte] en [medeverdachte 1] naar een elektronicawinkel in Nederland in verband met de aanschaf van (beltegoed voor) een irridium-chip voor een satelliettelefoon. Volgens de verklaring van [verdachte] was deze bestemd “voor de kapitein van de boot in Afrika”. Omdat de winkel dan dicht is, wordt uiteindelijk door [verdachte] eerst op 2 mei 2009 voor € 500 beltegoed aangeschaft voor een iridium-simcard voor een satelliettelefoon. Vrijwel direct daarna heeft [verdachte] Mustashi gebeld en aan een van zijn medewerkers doorgegeven dat de chip was opgeladen.
Uit het dossier blijkt voorts dat op de Ville d’Abidjan een of meer satelliettefoons, welke in het bijzonder geschikt zijn voor de communicatie op zee, aanwezig waren. [verdachte] spreekt ook op 25 mei 2009 met [medeverdachte 4] over “2 simkaarten van een SAT”, terwijl diezelfde dag [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] spreken over “radio en twee kaarten van de sat” om met “Burrache” te communiceren, alsook om contact te kunnen onderhouden met [medeverdachte 1] en Mustashi.
In de periode 3 tot en met 5 mei 2009 laat [verdachte] via haar zus [zus verdachte] op naam van diezelfde zus twee blackberry-telefoons aanschaffen. [verdachte] verklaart dat deze abonnementen bedoeld zijn voor haar en [medeverdachte 1]. Op 6 mei 2009 belt [verdachte] vervolgens met Mustashi om een nieuw blackberry nummer door te geven. Over de motieven van dit handelen spreekt [medeverdachte 1] op 9 mei 2009 telefonisch met [medeverdachte 4]. [medeverdachte 1] zegt dan onder meer dat hij met Mustashi met de blackberry belt, dat hij ook Jones (het hof begrijpt: [betrokkene 10], de partner van [medeverdachte 4]) een blackberry laat kopen, “want met een blackberry kunnen wij zonder problemen chatten. Zonder dat zij erin kunnen”.
5.4.6
Periode 7 juli 2009 – 8 september 2009
In een telefoongesprek d.d. 7 juli 2009 deelt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 4] (die zich dan in Benin bevindt) mee dat hij lang met Mustashi heeft gesproken over “het werk”. [medeverdachte 1] zegt in dat verband: “Patron heeft Villes (het hof begrijpt: de Ville d’Abidjan) het werk gegeven, voor 200 mijl”
[medeverdachte 4] belt vervolgens twee dagen later met [medeverdachte 1], tijdens welk gesprek [medeverdachte 1] zegt dat het a.s. zaterdag vertrekt, en “twaalf dagen erbij en het is bij Machete” (het hof begrijpt: Guinee). Het hof merkt hierbij op dat een scheepsreis van Zuid-Amerika naar West-Afrika zo’n 10 tot 12 dagen vergt.
In de weken daarna onderhoudt [medeverdachte 1] meerdere contacten met [betrokkene 5] (bijgenaamd Frus), onder meer over de kwalificaties van [betrokkene 5] om als kapitein op een zeeschip te varen. [betrokkene 5] geeft daarbij aan dat hij geen groot vaarbewijs bezit, maar dat hij dat op open zee ook niet nodig heeft.
Met betrekking tot de Ville d’Abidjan is in dit geval van belang dat [medeverdachte 1] in een telefoongesprek op 16 augustus 2009 tegen [medeverdachte 4] (die dan gebruik maakt van een telefoonaansluiting in Benin) zegt dat Mustashi heeft gevraagd “hoe het zit met het in ontvangst nemen en veel veiligheid”, dat “ze iets gaan voorbereiden om daar naar jou te sturen”, alsook zegt: “we moeten Villes (het hof begrijpt: de Ville d’Abidjan) op de helft laten komen”. De volgende dag vindt er een driegesprek plaats tussen [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en [betrokkene 5] waarin [medeverdachte 4] onder meer tegen [betrokkene 5] zegt: “ik ga jou naast de kapi zetten, en woensdag als alles OK is gaan ze bewegen, waar ze naar toe gaan is 2 dagen bewegen”.
Op 20 augustus 2009 wordt er wederom telefonisch gesproken tussen [medeverdachte 1] en de zich dan in Benin bevindende [medeverdachte 4]. [medeverdachte 1] zegt dan onder meer dat Mustashi hard aan het werk is, dat hij ([medeverdachte 1]) op een plek is geweest waar Villes kan aankomen, dat “dat iemand is die auto’s verkoopt en een showroom heeft”, dat [medeverdachte 1] een deal heeft gemaakt om de Villes te verkopen en dat de koper “dan vier personen stuurt om de auto te komen halen en dan naar zijn showroom brengt”.
[medeverdachte 1] zegt vervolgens: “Dan
prepareerik Villes vanzelf” en vervolgt: “als Mustashi aankomt maak ik een deal met hem, we geven de helft daar aan [betrokkene 3] en de andere helft gooien we met Villes, laten haar dan naar de showroom komen”
Voorts blijkt dat [medeverdachte 1], [betrokkene 5] en [verdachte] dezelfde dag, 20 augustus 2009 een afspraak hebben met [betrokkene 7] in Dinteloord. [betrokkene 7] heeft een onderneming die onder meer bemanningen levert voor de grote vaart. In de dagen erna voeren hij en [betrokkene 5] herhaaldelijk telefoongesprekken, waarin versluierd taalgebruik wordt gehanteerd. [betrokkene 5] is in Frankrijk eerder veroordeeld voor de invoer van verdovende middelen en is ook samen met na te noemen [betrokkene 7] op 26 november 2009 aan boord van een schip in de haven van Gent (België) aangehouden in verband met de aanwezigheid op dat schip (komende vanuit Zuid-Amerika) van 100 kg cocaïne.
Uit verklaringen van onder meer voormelde scheepsmakelaar [betrokkene 9] blijkt dat [medeverdachte 1] en/of [betrokkene 6] aan [betrokkene 9] kenbaar hadden gemaakt dat zij de Ville d’Abidjan wilden verkopen. In dat kader zou de Ville d’Abidjan met een grotendeels vanuit Nederland ingehuurde bemanning moeten worden overgevaren van West-Afrika naar Nederland, zodat het schip aldaar door eventuele geïnteresseerden bekeken zou kunnen worden.
Op 21 augustus 2009 deelt [medeverdachte 1] telefonisch aan [medeverdachte 4] mee dat “Mustashi heeft gebeld om te vragen of Toeboe (waarmee kennelijk [medeverdachte 7], de broer van [medeverdachte 1] wordt bedoeld) bij Guja kan komen om daar te gaan trekken” In een telefoongesprek d.d. 22 augustus 2009 deelt [medeverdachte 1] vervolgens het volgende mee aan [medeverdachte 4]:
Mustashi heeft een overeenkomst met Patron afgesloten dat zij richting jou vertrekken, maar het moet dan uit Gujaa vertrekken”. In de dagen daarna boekt [verdachte] voor [betrokkene 5] een vlucht naar Conakry, Guinee en zegt [medeverdachte 1] dat hij een visum voor zijn broer [medeverdachte 7] gaat regelen. [betrokkene 5] vertrekt vervolgens daadwerkelijk naar Conakry en is daar in ieder geval op 29 augustus 2009.
Op 28 augustus 2009 koopt [medeverdachte 1] vervolgens 3 blackberries. Blijkens een tapgesprek d.d. 27 augustus 2009 zijn twee van deze blackberries bestemd voor [betrokkene 5] en [medeverdachte 7]. Na deze aanschaf belt [medeverdachte 1] [verdachte] en zegt tegen haar: “ik heb 3 telefoons genomen, ik heb nog een voor mij genomen; ik stop Mustashi in die van mij en hun, en dan pingen wij alleen daarop.
Diezelfde dag, 28 augustus 2009
,belt [medeverdachte 1] met [medeverdachte 4] (die dan gebruikt maakt van een aansluiting in Benin) en zegt onder meer dat de Kapi daar niet naar binnen wil, omdat ze hem kennen en hij heeft gevraagd of “wij het naar buiten kunnen zetten”. Daarop bespreken [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] verder dat [medeverdachte 4] het moet doorgeven aan Borracho (het hof begrijpt: [kapitein 2], de kapitein van de Ville d’Abidjan) en dat [medeverdachte 4] de man die [medeverdachte 1] stuurt met de Viel (het hof begrijpt: de Ville d’Abidjan) moet laten vertrekken.
Uit een tapgesprek d.d. 31 augustus 2009 waaraan [medeverdachte 1] deelneemt blijkt dat [medeverdachte 7] nu “daar is” en dat hij via Suriname moest omdat er geen directe vlucht is. Op diezelfde 31 augustus 2009 vindt vervolgens een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en ene “Jairo” (die zich dan kennelijk in Senegal bevindt). [medeverdachte 1] deelt daarin onder meer mee dat hij “zijn broer heeft gestuurd naar het dorp opdat zij iets regelen” en dat hij “een kapi naar beneden heeft gestuurd”; dat hij “drie ton aan het organiseren is”, dat “het kan zijn dat hij over 20-24 dagen daar in Benito zal zijn” en: “over 20 dagen zullen we ongeveer 3 ton daar in Benito hebben” en: “In Benito, (...) het is de buurman van de Nigeriaan. Benito, Coto”. Het hof merkt in dit verband op dat Benin, met de residentie Cotonou, een buurland is van Nigeria.
Op 2 september 2009 spreekt [medeverdachte 1] vervolgens met zijn broer [medeverdachte 7], welke laatste dan bevestigt dat hij Mustashi heeft gesproken. Op 8 september 2009 zijn na een gerichte internationale politieactie op diverse plaatsen invallen gedaan en verdachten aangehouden.
5.4.7
Tussenconclusie
Het hof leidt uit voormelde feiten en omstandigheden af dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en Mustashi in de periode 16 augustus 2009 – 8 september 2009 gezamenlijk betrokken zijn geweest bij de voorbereiding van een transport van een hoeveelheid cocaïne met het zeeschip Ville d’Abidjan van Georgetown, Brits Guyana (Zuid-Amerika) naar Cotonou, Benin (West Afrika), en daarop aansluitend een transport van een hoeveelheid cocaïne van West-Afrika naar ’s-Gravendeel, Nederland.
[medeverdachte 7] is in het kader van het vertrek van het schip naar Brits-Guyana gereisd. [betrokkene 5] is kennelijk ingehuurd en naar West-Afrika gevlogen om het schip het laatste deel van de reis naar Benin te begeleiden en om bij eventuele problemen de kapitein te vervangen. Daarbij is kennelijk beoogd om na binnenkomst van de Ville d’Abidjan in Benin de helft van de lading uit te laden en over te dragen. Daarna zou het schip worden geprepareerd om de andere helft van de lading te verhullen en zou het schip, naar buiten toe om reden van verkoop van het schip, met deze lading naar ’s-Gravendeel worden overgevaren.
5.4.8
Eindconclusie
Rol van [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en Mustashi
Het hof leidt uit het voorgaande af dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en Mustashi in ieder geval vanaf 4 februari 2008 gezamenlijk betrokken zijn geweest bij de voorbereiding van het transport per zeeschip (in het bijzonder met het schip de Ville d’Abidjan), van hoeveelheden cocaïne van Zuid-Amerika naar West-Afrika, en eenmaal van West-Afrika naar Nederland.
Dat beoogd werd met genoemde schepen, en in het bijzonder de Ville d’Abidjan tijdens genoemde overtocht van Zuid-Amerika naar Benin en vervolgens in ieder geval eenmaal naar Nederland cocaïne te vervoeren, leidt het hof onder meer af uit de volgende -in onderling verband en samenhang beziene - feiten en omstandigheden:
- de lading waarover sprake is telkenmale afkomstig van Mustashi, een persoon woonachtig in Colombia en die meermalen in verband is gebracht met, en ook reeds toen was veroordeeld, wegens zijn betrokkenheid bij grootschalige georganiseerde internationale cocaïnetransporten. Het is bovendien een feit van algemene bekendheid dat zeker in 2008/2009 Colombia een zeer grote producent en exporteur van cocaïne was;
- [ medeverdachte 1] en de eveneens bij een of meer andere zeereizen betrokken [betrokkene 5] en [betrokkene 7] hebben antecedenten op het gebied van invoer van cocaïne;
- er wordt gesproken over het organiseren en aankomen van kilo’s en tonnen, waarbij tevens getallen worden genoemd welke gerelateerd kunnen worden aan de kiloprijs van cocaïne;
- er wordt in de communicatie voortdurend gebruik gemaakt van versluierd taalgebruik, in het bijzonder voor wat betreft personen en geografische locaties, waarbij voor de positiebepaling van het betrokken schip ook gebruik wordt gemaakt van specifieke, alleen bij de betrokkenen bekende, codetabellen;
- er wordt gebruik gemaakt van communicatieapparatuur welke specifiek is aangeschaft vanwege de eigenschap dat gesprekken daarmee niet kunnen worden afgeluisterd; bij de aanschaf worden ook anderen tussengeschakeld om de namen van de werkelijke gebruikers te verhullen;
- er wordt meermalen kennelijk gesproken over het op zee overslaan van de lading op kleinere andere schepen, dan wel over het feit dat dat in het specifieke geval niet nodig was;
- ten aanzien van de vaarten van de Ville d’Abidjan in de bewezenverklaarde periode is niet aannemelijk geworden dat (tevens) sprake was van legale commerciële (be)lading.
Ook kent het hof in dit kader betekenis toe aan het feit dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 4], Mustashi en [verdachte] blijk geven van veel interesse in en/of bezorgdheid over de berichtgeving op 21 augustus 2008 omtrent de onderschepping van een lading van 4200 kg cocaïne (aan boord van een Panamees vrachtschip) op 18 augustus 2008 door het fregat H.M.S. Van Speijk. Men verkeert dan kennelijk enige tijd in de veronderstelling dat deze onderschepping betrekking heeft op een van hun eigen schepen. Een telefoongesprek d.d. 22 augustus 2008 tussen Mustashi en [medeverdachte 1], waarin [medeverdachte 1] onder meer zegt: “die van gisteren was een andere”, waarop Mustashi zegt: “ja, die van mij is 33, en deze is 42”, acht het hof in dit opzicht veelzeggend.
Het hof heeft voorgaande feiten en omstandigheden mede bezien in het licht van de reeds hiervoor onder 5.4.3 omschreven modus operandi ten aanzien van drugstransporten vanuit Zuid-Amerika naar West-Afrika (en daarna naar Europa). De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, en daaraan gekoppelde gedragingen van Mustashi, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] passen naar het oordeel van het hof naadloos in deze modus operandi.
Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en Mustashi de in de bewezenverklaring omschreven voorbereidingshandelingen met betrekking tot verdovende middelen, in het bijzonder cocaïne hebben gepleegd.
De rol van de verdachte
Aangaande de rol van [verdachte] bij deze voorbereidingshandelingen blijkt uit het voorgaande en andere bewijsmiddelen dat [verdachte] in de bewezenverklaarde periode onder meer:
- ( zeer) vele telefoongesprekken voerde met [medeverdachte 1], Mustashi en [medeverdachte 4], waarbij ook door [verdachte] veelvuldig gebruik werd gemaakt van versluierd taalgebruik en waarbij zij ook op geografische locaties duidende codes ontving en doorgaf. Blijkens de uitgewerkte gesprekken was [verdachte] daarbij goed bekend met de werkelijke betekenis van de gebruikte versluierende en verhullende bewoordingen;
- gebruik maakte van meerdere mailboxen, en de informatie daaruit, deelde met anderen, waaronder [medeverdachte 1], Mustashi en [medeverdachte 4] en ook informatie ter kennisname door anderen in die mailboxen plaatste;
- een (liefdes)relatie had met [medeverdachte 1] en in de woning aan het [adres 2] in Rotterdam waar zij feitelijk verbleef diverse documenten met betrekking tot de Ville d’Abidjan en het (financieel) handelen van [medeverdachte 1] bewaarde;
- op 6 maart 2009 telefonisch spreekt met [medeverdachte 1] die dan zegt: “Ik zorg wel voor mijn dekking. Mocht er iets gebeuren en ik moet er vandoor, dan weet ik dat. Snap je?” waarna [verdachte] antwoordt: “Ja”.
- persoonlijke ontmoetingen heeft gehad met onder meer [medeverdachte 4] en Mustashi;
- communicatiemiddelen, deels onder valse naam, aanschafte voor medeverdachten en voor gebruik op schepen, in het bijzonder de Ville d’Abidjan, welk schip door [medeverdachte 1], Mustashi en [medeverdachte 4] werden gebruikt in het kader van het transport van cocaïne;
- wist dat Mustashi woonde in Colombia en dat [medeverdachte 1] Mustashi daar ook had opgezocht;
- op verzoek van [medeverdachte 1] op 21 augustus 2008 informatie heeft verzameld over de onderschepping door de H.M.S. van Speijk van een zich aan boord van een vrachtschip bevindende grote hoeveelheid cocaïne, terwijl tijdens de daarmee verband houdende gesprekken tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] gebruik wordt gemaakt van versluierd taalgebruik.
Voorts blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting met betrekking tot andere aan [verdachte] ten laste gelegde feiten dat [verdachte] in de bewezenverklaarde periode:
- wist en zag dat [medeverdachte 1] over extreem grote hoeveelheden contant geld kon beschikken;
- wist dat [medeverdachte 1] recentelijk over vuurwapens had beschikt.
Het hof is gezien deze feiten en omstandigheden van oordeel dat [verdachte] vanaf 21 augustus 2008 op diverse wijzen feitelijk en opzettelijk de gedragingen van [medeverdachte 1], Mustashi en [medeverdachte 4] heeft ondersteund. Het hof is daarbij tevens van oordeel dat [verdachte] daarbij en in ieder geval vanaf januari 2009 minst genomen tevens voorwaardelijk opzet heeft gehad op het door middel van haar gedragingen bijdragen aan de in de bewezenverklaring opgenomen voorbereidingshandelingen van [medeverdachte 1], Mustashi en [medeverdachte 4] met betrekking tot het transport van cocaïne voor zover door hen gepleegd na 1 januari 2009. Een redelijk denkend mens, zeker van het opleidingsniveau van [verdachte], moet hebben begrepen dat de combinatie van personen en belading vanuit Colombia, versluierd taalgebruik, gecodeerde plaatsbepalingen, verhulde communicatiewijzen, de mededeling van [medeverdachte 1] dat als er iets zou gebeuren hij er vandoor moet gaan, de opmerkelijke belangstelling van [medeverdachte 1] voor de onderschepping op zee van een cocaïnetransport, de waargenomen aanwezigheid van vuurwapens bij [medeverdachte 1] en de extreem grote hoeveelheden contant geld waarover [medeverdachte 1] (ook voor [verdachte] direct zichtbaar) kon beschikken, bezien in onderling verband en samenhang, naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zeer sterk wijst op de betrokkenheid bij (voorbereiding van) cocaïnetransporten.
Desondanks heeft [verdachte] er kennelijk voor gekozen geen vragen te stellen en is zij actief door blijven gaan met haar ondersteunende gedragingen. Veelzeggend acht het hof in dit verband ook dat [verdachte] de aankoop van twee telefoons c.q. telefoonabonnementen, die voor [medeverdachte 1] waren bestemd, niet op naam van [medeverdachte 1] of op een van [medeverdachte 1]’s bedrijven laat afsluiten, maar op naam van haar zus. Dit kan naar het oordeel van het hof redelijkerwijs niet anders worden begrepen dan te zijn ingegeven door de wens van (ook) [verdachte] om [medeverdachte 1]’s identiteit bij communicatie via deze telefoon(s) voor justitiële autoriteiten af te schermen.
Het hof kan het samenstel van deze gedragingen door en wetenschap van [verdachte] derhalve niet anders duiden dan dat zij in ieder geval vanaf begin januari 2009 willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat haar gedragingen zouden bijdragen aan de door haar medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en Mustashi vanaf dat moment gepleegde strafbare feiten.
Ten aanzien van de vraag of voormelde gedragingen van [verdachte] in strafrechtelijke zin als medeplegen dan wel als een andere deelnemingsvorm dienen te worden gekwalificeerd overweegt het hof het navolgende. Het hof constateert dat de hiervoor omschreven eigen gedragingen van [verdachte] in de kern niet bestaan uit een gezamenlijke uitvoering met de medeverdachten, maar veeleer uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, zoals het doorgeven van informatie en aankopen van communicatiemiddelen. Het hof is voorts van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat [verdachte] ten opzichte van voormelde drie andere verdachten in organisatorische en uitvoerende zin een gelijkwaardige rol speelde.
Mede in aanmerking nemende het door de Hoge Raad (onder meer: ECLI:NL:HR:2014:3474 en ECLI:NL:HR:2016:1316) ter zake van medeplegen ontwikkelde beoordelingskader is het hof van oordeel dat voormelde constateringen tot de conclusie moeten leiden dat [verdachte] ten aanzien van het haar onder 3. tenlastegelegde feit niet als medepleger kan worden aangemerkt. Wel acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat zij het haar onder 3 subsidiair ten laste gelegde feit, kort gezegd: medeplichtigheid aan de voorbereidingshandelingen van [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en Mustashi, heeft begaan.

6.(Deel)vrijspraken van het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde

Naar het oordeel van het hof is op grond van het hiervoor onder 5.3 en 5.4 overwogene niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 primair, 2 subsidiair en 3 primair ten laste is gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het openbaar ministerie heeft voorts vrijspraak gevorderd ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde. Ook het hof is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor een bewezenverklaring op dit punt en zal de verdachte derhalve tevens van het onder 4 ten laste gelegde vrijspreken.

7.Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
zij op tijdstippen in de periode van 14 februari 2009 tot en met 23 april 2009 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben verdachte en haar mededaders toen en daar, meermalen geldbedragen
verworven en voorhanden gehad en overgedragen, terwijl zij, verdachte en haar mededaders ten tijde van het verwerven en het voorhanden krijgen en overdragen van bovengenoemde geldbedragen, wisten dat bovengenoemde geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren van enig misdrijf,
immers hebben verdachte en haar mededaders daarvan een gewoonte gemaakt door toen en daar telkens geldbedragen te vervoeren vanuit Amsterdam naar Rotterdam en over te dragen aan [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 5];
3:
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] en een andere
persoonop tijdstippen in of omstreeks de periode van
4 februari 2008tot en met 8 september 2009 in Nederland en Colombia en Venezuela en Benin en Nigeria en Republiek Guinee en Guyana, tezamen en in vereniging met anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervoeren en binnen Nederland brengen van een hoeveelheid cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
voor te bereiden en te bevorderen
- anderen
hebbengetracht te bewegen om dat feit mede te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en
- zich en anderen gelegenheid en middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit
hebbentrachten te verschaffen, en
- voorwerpen en/of vervoermiddelen voorhanden
hebbengehad, waarvan zij wisten
)of ernstige reden hadden te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
immers hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] en
hunmededaders tezamen en in vereniging met elkaar, toen en daar opzettelijk:
of meer (telefoon)gesprekken gevoerd (met onder meer een persoon genaamd Mustashi en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 7] en [verdachte]) met betrekking tot het vervoeren (per schip) en/of invoeren van (handels)hoeveelheden cocaïne en
- met personen (onder meer ‘Mustashi’) contact opgenomen en ontmoetingen gehad en via e-mail contact onderhouden gelegd met betrekking tot het vervoeren (per schip) en/of invoeren van (handels)hoeveelheden cocaïne en
- een of meer codetabellen (tabla de los astros) voorhanden gehad ten behoeve van het vervoeren en/of invoeren (handels)hoeveelhe(i)d(en) cocaïne en gebruikt gemaakt van die tabellen en
- gereisd (in maart en april 2009) naar Colombia en/of Venezuela en
- ( vervolgens) in Colombia en/of Venezuela een of meer (telefoon)gesprekken gevoerd en ontmoeting(en) gehad (met onder meer voornoemde Mustashi) met betrekking tot vervoeren en/of invoeren van (handels)hoeveelheden cocaïne en
- een schip (de Ville d'Abidjan) voorhanden gehad (waarin (handels)hoeveelheden cocaïne geplaatst konden worden) en
- ( vervolgens) voornoemd schip in gereedheid gebracht, althans voorbereidingen daartoe ondernomen met betrekking tot het vervoeren en/of invoeren van (handels)hoeveelheden cocaïne en
- het schip de Ville d’Abidjan doen overbrengen van Zuid-Amerika (Fortaleza, Brazilië) naar West-Afrika (Cotonou, Benin) en
- een persoon, genaamd [medeverdachte 7], omstreeks eind augustus 2009 doen afreizen naar Zuid-Amerika (Georgetown te Guyana) en
- een persoon, genaamd [betrokkene 5] omstreeks eind augustus 2009 doen afreizen naar West-Afrika (Conakry te Guinee) en
- een of meer blackberries aangeschaft ten behoeve van de communicatie met medeverdachten en
- beltegoed voor (een) satelliettelefoon(s) aangeschaft
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte, op tijdstippen in de periode van 1 januari 2009 tot en met 8 september 2009 in Nederland en Venezuela opzettelijk middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- het voeren van telefoongesprekken voor en in opdracht van voornoemde [medeverdachte 1] (met onder meer een persoon genaamd Mustashi en met [medeverdachte 4]) met betrekking tot het vervoeren en/of invoeren van (handels)hoeveelhe(i)d(en) cocaïne en
- het opnemen van contact met personen en het hebben van ontmoetingen en het onderhouden van contact via e-mail (voor en/of in opdracht van voornoemde [medeverdachte 1]) met betrekking tot het vervoeren en/of invoeren van (handels)hoeveelheden cocaïne en
- te fungeren als contactpersoon (secretaresse) tussen verschillende medeverdachte
n, waaronder [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en ‘Mustashi’ en
- met voornoemde [medeverdachte 1] te reizen naar Venezuela (teneinde daar een persoon genaamd Mustashi te ontmoeten) en
- een of meer codetabellen (tabla de los astros) voorhanden
tehebben ten behoeve van het vervoeren en/of invoeren van (handels)hoeveelheden cocaïne en
- het aanschaffen van beltegoed voor (een) satelliettelefoon(s) of
- het aanschaffen van blackberry telefoons voor [medeverdachte 1] en zijn medeverdachten.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

8.Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

9.Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van: van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan: om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen.
en
medeplichtigheid aan: om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, om daartoe gelegenheid, middelen, inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.
en
medeplichtigheid aan: om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, door voorwerpen en vervoermiddelen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.

10.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

11.Vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte voor het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 43 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

12.Strafmotivering

Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is samen met anderen betrokken geweest bij het witwassen van crimineel vermogen, waarbij de verdachte een actieve rol had. Zeer aanzienlijke geldbedragen van soms wel honderdduizenden euro’s per keer werden contant door medeverdachten opgehaald, waarna de bedragen door de verdachte in haar woning werden geteld, geadministreerd, tijdelijk bewaard en vervolgens grotendeels weer werden overgedragen. Het witwassen van crimineel geld, zeker in de omvang als hier aan de orde, vormt een aantasting van de integriteit van het financiële en economische verkeer, omdat aldus de opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie en de legale economie worden onttrokken. Door witwassen wordt het plegen van strafbare feiten gefaciliteerd.
Voorts is de verdachte behulpzaam geweest aan voorbereidingshandelingen die gericht waren op het vervoeren - per schip – en het invoeren van (handels)hoeveelheden cocaïne. De verdachte had in dat kader veelvuldig telefonisch/e-mail contact met medeverdachten die onder meer in Zuid-Amerika en West-Afrika verbleven. Zij heeft in Venezuela samen met [medeverdachte 1] ook de (beoogde) leverancier van de cocaïne ontmoet. Ten behoeve van een medeverdachte heeft de verdachte beltegoed voor een satelliettelefoon aangeschaft en heeft zij voor een andere medeverdachte door haar zus een blackberry laten kopen. Door aldus te handelen heeft verdachte meegewerkt in de keten van de verspreiding van verdovende middelen.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van enige duur.
Overschrijding redelijke termijn
Het hof constateert dat in de onderhavige zaak in de fase van het hoger beroep een forse overschrijding van de redelijke termijn heeft plaatsgevonden, zowel bij de inzending van het dossier vanaf de rechtbank , nu het dossier niet binnen 8 maanden na het instellen van hoger beroep bij het hof binnen is gekomen, als bij de behandeling van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, nu het geding niet binnen twee jaar nadat hoger beroep is ingesteld met een eindarrest is afgerond. Het hof stelt aldus vast dat de redelijke termijn met ruim 3 jaar is overschreden en stelt eveneens vast dat deze overschrijding niet in aanmerkelijke mate, aan de verdachte of de verdediging is te wijten. Naar aanleiding van deze overschrijding zal het hof, waar het in beginsel voor feiten als de onderhavige onder de gegeven omstandigheden een gevangenisstraf van 24 maanden passend en geboden acht, strafvermindering met 10% (naar boven afgerond) toepassen.
Het lange tijdsverloop in deze zaak maakt eveneens dat het hof, anders dan de rechtbank, een voorwaardelijk deel niet langer passend acht, temeer nu de verdachte zich sinds de onderhavige feiten niet opnieuw aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.

13.De inbeslaggenomen goederen

De advocaten-generaal hebben gevorderd dat de in beslag genomen voorwerpen, te weten een automatisch vuurwapen Zastava Kragujevac, een magazijn Zastava, munitie en een vals bankbiljet zullen worden onttrokken aan het verkeer.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het valse bankbiljet dient te worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet. Het onder 1 primair bewezen verklaarde feit is mede betrekking tot voornoemd vals bankbiljet begaan.
Nu voornoemd inbeslaggenomen vuurwapen, het magazijn en de munitie reeds onder de medeverdachte [medeverdachte 1] zijn onttrokken aan het verkeer, ziet het hof geen aanleiding om in deze zaak eveneens tot onttrekking aan het verkeer over te gaan.

14.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 10a van de Opiumwet en de artikelen 36b, 36c, 47, 48, 57 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair, 2 subsidiair, 3 primair en 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 3 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
21 (eenentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een vals geldbiljet.
Dit arrest is gewezen door mr. I.E. De Vries,
mr. A. Kuijer en mr. T.B. Trotman, in bijzijn van de griffier mr. E. van Doren.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 7 oktober 2016.
Bijlage 1 bij het arrest van 7 oktober 2016.
TEKST TENLASTELEGGING NA WIJZIGING IN EERSTE AANLEG
1. primair:
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 februari 2009 tot en met 23 april 2009 te Amsterdam en/of Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) toen en daar (telkens) (krachtens die gewoonte), meermalen (van) een grote hoeveelheid geld, althans meerdere bankbiljetten (totale waarde ongeveer 4.578.360 euro), althans enig(e) geldbedrag(en)
de werkelijke aard en/of herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans heeft/hebben zij verdachte en/of haar mededader(s) verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) was/waren van bovengenoemd(e) geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) 4.578.360 euro, althans van enig(e) geldbedrag(en) en/of bovengenoemde geldbedrag(en) voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s) wist(en) dat het/de bovengenoemd(e) geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit de opbrengst van de handel in verdovende middelen, in elk geval afkomstig was/waren van enig misdrijf
en/of
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s) ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden krijgen en/of overdragen en/of omzetten van bovengenoemd(e) geldbedrag(en), van in totaal (ongeveer)4.578.360 euro, althans van enig(e) geldbedrag(en), wist(en) dat bovengenoemd(e) geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit de opbrengst van de handel in verdovende middelen, in elk geval afkomstig was/waren van enig misdrijf,
immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) daarvan een gewoonte gemaakt door toen en daar (telkens) (grote) geldbedragen (van telkens enkele honderdduizenden euro's), althans enig(e) geldbedrag(en), met (onder meer) [medeverdachte 1] en/of S.[medeverdachte 3] te vervoeren (vanuit Amsterdam naar Rotterdam) en/of over te dragen aan (onder meer) [medeverdachte 2] en/of 5;
1. subsidiair:
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 februari 2009 tot en met 23 april 2009 te Amsterdam en/of Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van) (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) 4.578.360 euro, althans enig(e) geldbedrag(en),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing hebben/heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft/hebben zij verdachte en/of haar mededader(s) verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) was/waren van genoemd(e) geldbedrag(en) en/of genoemd(e) geldbedrag(en) voorhanden heeft/hebben gehad terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat voornoemd(e) geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit de opbrengst van de handel in verdovende middelen, in elk geval afkomstig van enig misdrijf
en/of
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden krijgen en/of overdragen en/of omzetten van bovengenoemd(e) geldbedrag(en), van in totaal 4.578.360 euro, althans van enig(e) geldbedrag(en), wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovengenoemd(e) geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit de opbrengst van de handel in verdovende middelen, in elk geval afkomstig was/waren van enig misdrijf;
2 primair:
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 januari 2009 tot en met 8 september 2009 te Rotterdam en/of Amsterdam, althans in Nederland en/of Dakar, althans in Senegal en/of Benin en/of Nigeria, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een onbekende hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne), in elk geval een hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan zij verdachte en/of haar mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk:
- een tanktrailer aangeschaft en/of voorhanden/ter beschikking gehad (waarin (handels)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen geplaatst kon(den) worden) en/of
- het vervoer/transport van voornoemde tanktrailer van Rotterdam (Nederland) naar Dakar (Senegal) geregeld en/of - met een of meer perso(o)nen contact opgenomen en/of ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het vervoer van voornoemde tanktrailer naar Senegal en/of
- een of meer (telefoon)gesprekken gevoerd met betrekking tot het verstrekken en/of vervoeren en/of afleveren en/of verkopen en/of invoeren en/of uitvoeren van (handels)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen met behulp van voornoemde tanktrailer;
2 subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of een of meer andere personen op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 januari 2009 tot en met 8 september 2009 te Rotterdam en/of Amsterdam, althans in Nederland en/of Dakar, althans in Senegal en/of Benin en/of Nigeria, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een onbekende hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne), in elk geval een hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
immers heeft/hebben [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk:
- een tanktrailer aangeschaft en/of voorhanden/ter beschikking gehad (waarin (handels)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen geplaatst kon(den) worden) en/of
- het vervoer/transport van voornoemde tanktrailer van Rotterdam (Nederland) naar Dakar (Senegal) geregeld en/of - met een of meer perso(o)nen contact opgenomen en/of ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het vervoer van voornoemde tanktrailer naar Senegal en/of
- een of meer (telefoon)gesprekken gevoerd met betrekking tot het verstrekken en/of vervoeren en/of afleveren en/of verkopen en/of invoeren en/of uitvoeren van (handels)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen met behulp van voornoemde tanktrailer
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 januari 2009 tot en met 8 september 2009 te Rotterdam, althans in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- het voeren van een of meer (telefoon)gesprekken (voor en/of in opdracht van voornoemde [medeverdachte 1]) met betrekking tot het vervoer/transport van voornoemde tanktrailer van Rotterdam naar Dakar (Senegal) en/of
- het opnemen van contact met een of meer perso(o)n(en) en/of ontmoeting(en) te hebben met een of meer perso(o)n(en) met betrekking tot de aanschaf van voornoemde tanktrailer en/of het vervoer van voornoemde tanktrailer naar Senegal en/of
- het voeren van een of meer (telefoon)gesprekken (voor en/of in opdracht van voornoemde [medeverdachte 1]) met betrekking tot het verstrekken en/of vervoeren en/of afleveren en/of verkopen en/of invoeren en/of uitvoeren van (handels)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen met behulp van voornoemde tanktrailer;
3 primair:
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 8 september 2009 te Rotterdam, althans in Nederland en/of Colombia en/of Venezuela en/of Guinee-Bissau en/of Benin en/of Nigeria en/of Republiek Guinee en/of Liberia en/of Togo en/of Guyana, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een onbekende hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne), in elk geval een hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan zij, verdachte en/of haar mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk:
- een of meer (telefoon)gesprekken gevoerd (met onder meer een persoon genaamd Mustashi en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 4]) met betrekking tot het verstrekken en/of vervoeren (per schip vanuit Zuid-Amerika in de richting van West-Afrika) en/of afleveren en/of verkopen en/of invoeren en/of uitvoeren van (handels)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen (cocaïne) en/of
- een of meer sms-berichten verstuurd/verzonden met betrekking tot het verstrekken en/of vervoeren en/of afleveren en/of verkopen en/of invoeren en/of uitvoeren van (handels)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen (cocaïne) en/of
- met een of meer perso(o)nen (met onder meer ‘Mustashi’ en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 4]) contact opgenomen en/of ontmoeting(en) gehad en/of via e-mail contact(en) onderhoud(en) en/of gelegd met betrekking tot het verstrekken en/of vervoeren (per schip vanuit Zuid-Amerika in de richting van West-Afrika) en/of afleveren en/of verkopen en/of invoeren en/of uitvoeren van (handels)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen (cocaïne) en/of
- gefungeerd als contactpersoon (secretaresse) tussen verschillende medeverdachte, waaronder [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en/of ‘Mustashi’ en/of
- een of meer codetabellen (tabla de los astros) voorhanden gehad ten behoeve van het vervoeren en/of afleveren en/of verkopen en/of invoeren en/of uitvoeren van (handels)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen (cocaïne) en/of gebruikt gemaakt van die tabel(len) en/of
- [ medeverdachte 1] laten afreizen (in maart 2009) naar Colombia (teneinde daar een persoon genaamd Mustashi te ontmoeten) en/of
- met [medeverdachte 1] afgereist (in april 2009) via Aruba naar Venezuela (teneinde aldaar een persoon genaamd Mustashi te ontmoeten) en/of
- ( vervolgens) in Colombia en/of Venezuela [medeverdachte 1] een of meer (telefoon)gesprekken laten voeren en/of met een of meer perso(o)n(en) contact laten opnemen en/of ontmoeting(en) laten hebben (met onder meer voornoemde Mustashi) met betrekking tot het verstrekken en/of vervoeren en/of afleveren en/of verkopen en/of invoeren en/of uitvoeren van (handels)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen (cocaïne) en/of
- een of meer schip/schepen (onder meer de Ville d'Abidjan en/of Sensebar) voorhanden/ter beschikking gehad (waarin (handels)hoevelhe(i)d(en) verdovende middelen (cocaïne) geplaatst kon(den) worden) en/of
- een persoon, genaamd [medeverdachte 7], omstreeks eind augustus 2009 doen afreizen naar Zuid-Amerika (Georgetown te Guyana) en/of
- een persoon, genaamd [betrokkene 5] omstreeks eind augustus 2009 doen afreizen naar West-Afrika (Conakry te Guinee) en/of
- een of meer blackberries aangeschaft ten behoeve van de communicatie met medeverdachten en/of opgestuurd naar colombia, althans naar Zuid-Amerika en/of naar West-Afrika en/of
- een of meer satelliettelefoon(s), cq sim-kaarten voor (een) satelliettelefoon(s) aangeschaft en/of opgestuurd naar Colombia, althans Zuid-Amerika en/of naar West-Afrika;
3
subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 4] en/of een of meer andere personen op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 8 september 2009 te Rotterdam, althans in Nederland en/of Colombia en/of Venezuela en/of Guinee-Bissau en/of Benin en/of Nigeria en/of Republiek Guinee en/of Liberia en/of Togo en/of Guyana, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een onbekende hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne), in elk geval een hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan zij, verdachte en/of haar mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
immers heeft/hebben hij, [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 4] en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk:
- een of meer (telefoon)gesprekken gevoerd (met onder meer een persoon genaamd Mustashi en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 7] en/of [verdachte]) met betrekking tot het verstrekken en/of vervoeren (per schip vanuit Zuid-Amerika in de richting van West-Afrika) en/of afleveren en/of verkopen en/of invoeren en/of uitvoeren van (handels)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen (cocaïne) en/of
- een of meer sms-berichten verstuurd/verzonden met betrekking tot het verstrekken en/of vervoeren en/of afleveren en/of verkopen en/of invoeren en/of uitvoeren van (handels)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen (cocaïne) en/of
- met een of meer perso(o)nen (met onder meer ‘Mustashi’) contact opgenomen en/of ontmoeting(en) gehad en/of via e-mail contact(en) onderhoud(en) en/of gelegd met betrekking tot het verstrekken en/of vervoeren (per schip vanuit Zuid-Amerika in de richting van West-Afrika) en/of afleveren en/of verkopen en/of invoeren en/of uitvoeren van (handels)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen (cocaïne) en/of
- een of meer codetabellen (tabla de los astros) voorhanden gehad ten behoeve van het vervoeren en/of afleveren en/of verkopen en/of invoeren en/of uitvoeren van (handels)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen (cocaïne) en/of gebruikt gemaakt van die tabel(len) en/of
- gereisd (in maart en april 2009) naar Colombia en/of Venezuela en/of
- ( vervolgens) in Colombia en/of Venezuela een of meer (telefoon)gesprekken gevoerd en/of met een of meer perso(o)n(en) contact opgenomen en/of ontmoeting(en) gehad (met onder meer voornoemde Mustashi) met betrekking tot het verstrekken en/of vervoeren en/of afleveren en/of verkopen en/of invoeren en/of uitvoeren van (handels)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen (cocaïne) en/of
- een of meer schip/schepen (onder meer de Ville d'Abidjan en/of Sensebar) voorhanden/ter beschikking gehad (waarin (handels)hoevelhe(i)d(en) verdovende middelen (cocaïne) geplaatst kon(den) worden) en/of
- ( vervolgens) voornoemd(e) schip/schepen in gereedheid gebracht, althans voorbereidingen daartoe ondernomen met betrekking tot het verstrekken en/of vervoeren en/of afleveren en/of verkopen en/of invoeren en/of uitvoeren van (handels)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen (cocaïne) en/of
- het schip de Ville d’Abidjan overgebracht cq doen overbrengen van Zuid-Amerika (Fortaleza, Brazilië) naar West-Afrika (Cotonou, Benin) en/of
- een persoon, genaamd [medeverdachte 7], omstreeks eind augustus 2009 doen afreizen naar Zuid-Amerika (Georgetown te Guyana) en/of
- een persoon, genaamd [betrokkene 5] omstreeks eind augustus 2009 doen afreizen naar West-Afrika (Conakry te Guinee) en/of
- een of meer blackberries aangeschaft ten behoeve van de communicatie met medeverdachten en/of opgestuurd naar Colombia, althans naar Zuid-Amerika en o/of naar West-Afrika en/of
- een of meer satelliettelefoon(s), cq sim-kaarten voor (een) satelliettelefoon(s) en/of beltegoed voor (een) satelliettelefoon(s) aangeschaft en/of opgestuurd naar Colombia, althans Zuid-Amerika en/of naar West-Afrika
tot en/of bij het plegen van welke misdrijf verdachte, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 8 september 2009 te Rotterdam, althans in Nederland en/of Venezuela opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- het voeren van een of meer telefoongesprekken voor en/of in opdracht van voornoemde [medeverdachte 1] (met onder meer een persoon genaamd Mustashi en/of met [medeverdachte 4]) met betrekking tot het verstrekken en/of vervoeren en/of afleveren en/of verkopen en/of invoeren en/of uitvoeren van (handels)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen (cocaïne) en/of
- het versturen van een of meer sms-berichten voor en/of in opdracht van voornoemde [medeverdachte 1] met betrekking tot het vervoeren en/of afleveren en/of verkopen en/of invoeren en/of uitvoeren van (handels)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen (cocaïne) en/of
- het opnemen van contact met een of meer perso(o)n(en) en/of het hebben van ontmoeting(en) en/of het onderhoud(en) en/of leggen van contact(en) via e-mail (voor en/of in opdracht van voornoemde [medeverdachte 1]) met betrekking tot het verstrekken en/of vervoeren en/of afleveren en/of verkopen en/of invoeren en/of uitvoeren van (handels)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen (cocaïne) en/of
- te fungeren als contactpersoon (secretaresse) tussen verschillende medeverdachte, waaronder [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en/of ‘Mustashi’ en/of
- met voornoemde [medeverdachte 1] te reizen naar Venezuela (teneinde daar een persoon genaamd Mustashi te ontmoeten) en/of
- een of meer codetabellen (tabla de los astros) voorhanden hebben ten behoeve van het vervoeren en/of afleveren en/of verkopen en/of invoeren en/of uitvoeren van (handels)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen (cocaïne) en/of gebruik te maken van die tabel(len) en/of
- het aanschaffen van een of meer satelliettelefoon(s), cq sim-kaarten voor (een) satelliettelefoon(s) en/of beltegoed voor (een) satelliettelefoon(s) en/of het opsturen daarvan naar Colombia, althans Zuid-Amerika en/of
- het aanschaffen van een of meer blackberry telefoon(s) voor [medeverdachte 1] en/of zijn medeverdachten en/of
- het ter beschikking stellen van haar woning (gelegen aan het [adres 2]) aan [medeverdachte 1] en/of voor ontmoetingen tussen [medeverdachte 1] en/of zijn medeverdachten en/of andere personen;
4:
zij op of omstreeks 08 september 2009 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een wapen en/of onderdeel van een wapen van categorie II en/of III, te weten:
- een automatisch vuurwapen (van het merk Zastava-Kragujevac) en/of
- een magazijn van een automatisch vuurwapen (van het merk Zastava) en/of munitie van categorie II, te weten 44, althans een of meer patronen kaliber .38 Special en/of munitie van categorie III, te weten 201, althans een of meer patronen kaliber 7.62x39, voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.https://www.fiu-nederland.nl/nl/witwas-typologieen-0