ECLI:NL:GHARN:2011:BR2336
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Opzegging huurovereenkomst door contractueel medehuurder en hoofdelijkheid van aansprakelijkheid
In deze zaak gaat het om de opzegging van een huurovereenkomst door een contractueel medehuurder, [appellant], die samen met [betrokkene] een woning huurde van DMF. De huurovereenkomst bevatte een bepaling dat huurders hoofdelijk aansprakelijk zijn voor alle verplichtingen. Na de beëindiging van de relatie tussen [appellant] en [betrokkene] heeft [appellant] DMF op de hoogte gesteld van haar voornemen om de huur op te zeggen per 1 oktober 2008. DMF heeft echter geweigerd deze opzegging te aanvaarden, omdat [betrokkene] als medehuurder ook betrokken was bij de huurovereenkomst. DMF heeft vervolgens een rechtszaak aangespannen om ontruiming van de woning en betaling van huurachterstand te vorderen. De kantonrechter heeft de vorderingen van DMF toegewezen en de huurovereenkomst ontbonden.
In hoger beroep heeft [appellant] betoogd dat zij het recht had om de huurovereenkomst eenzijdig op te zeggen en dat DMF in strijd met artikel 7:271 BW heeft gehandeld door de opzegging niet te aanvaarden. Het hof heeft echter geoordeeld dat de wet niet toestaat dat een contractuele medehuurder de huurovereenkomst eenzijdig kan beëindigen zonder instemming van de andere medehuurder. Het hof heeft ook overwogen dat de hoofdelijkheid in de huurovereenkomst niet als onredelijk bezwarend kan worden aangemerkt en dat DMF niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid heeft gehandeld door [appellant] aansprakelijk te houden voor de huurachterstand.
Het hof heeft de grieven van [appellant] verworpen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt de juridische positie van contractuele medehuurders en de voorwaarden waaronder zij hun huurovereenkomst kunnen beëindigen.