Uitspraak
1.De kern van de zaak en de uitkomst
2.Het verloop van de procedure bij het hof
3.De beoordeling in hoger beroep
- Huur en vaste lasten: vast staat dat in al die jaren [de huurder] niet de huur en evenmin de kosten voor gas, water, licht, containerreiniging en gemeentelijke belastingen heeft betaald.
- Gezamenlijke aankopen en inkopen: [de huurder] heeft aan de hand van facturen en bankafschriften over de periode 2017 tot en met 28 juni 2022 aangetoond dat hij diverse huishoudelijke apparaten en accessoires, (tuin)gereedschap en toebehoren, een televisie voor de woonkamer en een telefoon voor zijn moeder heeft gekocht. Ook heeft hij gesteld een grotere auto te hebben aangeschaft, om zijn moeder gemakkelijker te vervoeren. Na het overlijden van zijn moeder heeft [de huurder] de auto weer verkocht. Verder blijkt uit bankafschriften dat [de huurder] een aantal keren boodschappen heeft betaald, en één keer de kapper voor zijn moeder heeft betaald. Woongroen heeft erop gewezen dat uit de overgelegde facturen van aankopen over 2017 tot en met 2021 een bijdrage aan de gemeenschappelijke huishouding van ongeveer € 390 per jaar blijkt. Van de uitgaven in 2022 is een deel gedaan toen moeder in het ziekenhuis of het hospice lag. Bovendien lijkt de aard van deze uitgaven meer op persoonlijke dan op gemeenschappelijke aankopen te wijzen. Uit de bankafschriften blijkt verder alleen een volgens Woongroen niet-wezenlijke bijdrage in de kosten van boodschappen in 2021 van in totaal € 160.
- Verrekening van uitgaven: [de huurder] heeft gesteld de maandelijkse abonnementskosten van Tele2 (internet en tv) en Viaplay voor zijn rekening te hebben genomen, net als de benzinekosten. Ook heeft [de huurder] aangevoerd dat hij tot 2017 de autoverzekering voor zijn vader betaalde, terwijl de aansprakelijkheids- en inboedelverzekering door zijn ouders werden betaald, die hij dan maandelijks terugbetaalde.
Het hof stelt vast de [de huurder] de abonnementskosten van Tele2 en Viaplay ten behoeve van de gemeenschappelijke huishouding heeft gedragen. Er is voor het overige niet gebleken dat kosten voor de gezamenlijke huishouding onderling zijn verdeeld of verrekend. [de huurder] heeft bijvoorbeeld niet concreet toegelicht hoe de terugbetaling van gemeenschappelijke verzekeringen in zijn werk ging of welke bedragen het betrof.
- Onderlinge (wederkerige) zorg: [de huurder] heeft gesteld dat hij zijn moeder van en naar ziekenhuisbezoeken bracht. Ook heeft hij zijn stelling onderbouwd dat hij mantelzorger was voor zijn moeder. [de huurder] heeft toekenningsbeslissingen aan zijn moeder van Zvw-pgb voor 2018 en 2021 overgelegd, en declaraties voor zorg door hemzelf als informele zorgverlener aan zijn moeder geleverd, daterend vanaf september 2019.
- Het sociale verkeer: Volgens [de huurder] aten hij en zijn ouders/moeder geregeld samen, keken ze graag naar een film en zaten ze graag in de tuin. Met zijn moeder is hij nog een keer naar de plek van een vroegere vakantie gereden.
- Overige omstandigheden: [de huurder] heeft vanaf 1989 altijd in de woning gewoond, met een eigen kamer op zolder waar hij een computer en een eigen tv had staan. Hij had nooit de intentie om ergens anders te wonen. De inschrijving als woningzoekende in 2019, die Woongroen heeft aangehaald, was volgens [de huurder] op aanraden van Woongroen, omdat die nodig was om medehuurder te worden. Op de aanvraag van medehuurderschap met zijn moeder heeft hij nooit meer iets gehoord.