ECLI:NL:GHARL:2025:7383

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 november 2025
Publicatiedatum
24 november 2025
Zaaknummer
200.319.111/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over onrechtmatige hinder door bomen en overhangende takken

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om een burengeschil tussen twee partijen die beiden in [woonplaats1] wonen. De appellanten, [appellant1] en [appellant2], hebben hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, dat op 11 oktober 2022 is uitgesproken. Het geschil betreft een plataan en een berk die in de tuin van de geïntimeerden staan. De appellanten stellen dat zij onrechtmatige hinder ondervinden van de plataan, met name door overhangende takken en bladafval. Ze vorderen dat de plataan wordt verwijderd of dat de overhangende takken worden gesnoeid. De geïntimeerden hebben in reconventie gevorderd dat de appellanten een damwand en afwateringspijpjes verwijderen. De kantonrechter heeft in het vonnis van 11 oktober 2022 de geïntimeerden veroordeeld tot het snoeien van de overhangende takken, terwijl de appellanten zijn veroordeeld tot het verwijderen van de afwateringspijpjes. In hoger beroep hebben beide partijen hun vorderingen herzien. Het hof heeft geoordeeld dat het hoger beroep van de appellanten niet slaagt, terwijl het incidenteel hoger beroep van de geïntimeerden gedeeltelijk slaagt. Het hof heeft bepaald dat de geïntimeerden de bomen moeten snoeien conform het advies van een deskundige, waarbij de gezondheid van de bomen gewaarborgd moet blijven. De proceskosten zijn voor de appellanten, terwijl de kosten in het incidenteel hoger beroep door beide partijen zelf gedragen worden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.319.111/02
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 9187765
arrest van 18 november 2025
in de zaak van

1.[appellant1] ,

2. [appellant2] ,
die beiden wonen in [woonplaats1] ,
die hoger beroep hebben ingesteld,
en bij de kantonrechter optraden als eisers in conventie, verweerders in reconventie,
hierna samen:
[appellanten] .en ieder afzonderlijk
[appellant1]en
[appellant2],
advocaat: mr. G.W. Breuker te Groningen,
tegen

1.[geïntimeerde1] ,

2. [geïntimeerde2],
die beiden wonen in [woonplaats2] ,
die ook hoger beroep hebben ingesteld,
en bij de kantonrechter optraden als gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
hierna samen:
[geïntimeerden]en ieder afzonderlijk
[geïntimeerde1]en
[geïntimeerde1],
advocaat: mr. A.T. Slofstra te Tilburg.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
[appellanten] . hebben hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, (hierna: de kantonrechter) op 11 oktober 2022 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep van 17 november 2022;
  • het tussenarrest van 10 januari 2023, waarin een mondelinge behandeling na aanbrengen is bepaald (gezamenlijk met een niet voortgezet hoger beroep tegen een vonnis van 8 december 2022 in een executiegeschil);
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling na aanbrengen van 18 april 2023.
Daarna is de procedure doorgehaald geweest in verband met mediation;
  • de memorie van grieven;
  • de memorie van antwoord tevens houdende memorie van grieven in incidenteel hoger beroep;
  • de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep;
  • de akte uitlating producties in incidenteel hoger beroep van de zijde van [geïntimeerden] ;
  • het tussenarrest van 25 februari 2025;
  • het proces-verbaal van de plaatsopneming (descente), met aansluitend de mondelinge behandeling op 4 september 2025.
1.2
Aan het slot van de mondelinge behandeling hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1
Partijen zijn buren van elkaar. Het geschil gaat over een plataan en een berk die in de tuin van [geïntimeerden] staan. [appellanten] . stellen onrechtmatige hinder van de plataan te ondervinden, zoals nader is toegelicht tijdens de plaatsopneming/mondelinge behandeling en zoals blijkt uit het proces-verbaal. Ook is er volgens [appellanten] . sprake van overhangende takken van de plataan en de berk op het erf van [appellanten] . Zij willen dat de plataan wordt verwijderd en/of dat de overhangende takken worden verwijderd dan wel gesnoeid.
2.2
[appellanten] . hebben bij de kantonrechter in conventie gevorderd [geïntimeerden] te veroordelen om de plataan te verwijderen, om de andere bomen en beplantingen (met uitzondering van de berk) die zich bevinden binnen een afstand van 2 meter vanaf de erfscheiding tussen de beide percelen te snoeien en gesnoeid te houden zodat deze niet hoger zullen zijn/worden dan twee meter en [geïntimeerden] te veroordelen met betrekking tot de berk, de overhangende takken op het perceel van [appellanten] . te verwijderen. Subsidiair hebben [appellanten] . gevorderd dat [geïntimeerden] worden veroordeeld om de plataan te laten snoeien/kandelaberen zodat deze geen overlast meer geeft en de overhangende takken van de berk te laten snoeien zodat deze niet meer over hun perceel hangt. Alle vorderingen zijn gevorderd onder oplegging van een dwangsom.
2.3
[geïntimeerden] hebben bij de kantonrechter in reconventie onder meer gevorderd [appellanten] . te veroordelen om de damwand en de afwateringspijpjes uit de greppel te verwijderen op straffe van het verbeuren van een dwangsom.
2.4
De kantonrechter heeft in een vonnis van 11 oktober 2022 (hierna: het vonnis) in conventie [geïntimeerden] veroordeeld tot het snoeien en gesnoeid houden van alle overhangende takken van de plataan en de berk boven het perceel van [appellanten] ., op straffe van het verbeuren van een dwangsom. In reconventie heeft de kantonrechter [appellanten] . veroordeeld tot het verwijderen van het afwateringspijpje in de greppel voor zover deze over de erfgrens over het perceel van [geïntimeerden] heen steekt, op straffe van het verbeuren van een dwangsom.
2.5
De bedoeling van het hoger beroep van [appellanten] . is dat hun afgewezen vorderingen alsnog worden toegewezen. De bedoeling van het hoger beroep van [geïntimeerden] is dat de vorderingen van [appellanten] . worden afgewezen dan wel dat de veroordeling tot het laten snoeien van de overhangende takken van de plataan en de berk onder nader omschreven (primaire en subsidiaire) voorwaarden zal plaatsvinden zodat de bomen zo weinig mogelijk schade oplopen.
2.6
Het hof zal oordelen dat het hoger beroep van [appellanten] . niet slaagt en dat het incidenteel hoger beroep van [geïntimeerden] gedeeltelijk slaagt. Dat wordt hierna uitgelegd. Het principaal en incidenteel hoger beroep zullen daarbij gezamenlijk worden besproken, nadat eerst de relevante feiten zijn weergegeven. Omdat het hof de feiten zelfstandig vaststelt, hebben [appellanten] . geen belang meer bij bespreking van de bezwaren (grieven) voor zover die zijn gericht tegen de feitenvaststelling door de kantonrechter. De grieven van beide partijen zullen verder thematisch worden behandeld.

3.De feiten

3.1
[geïntimeerden] zijn sinds 2017 eigenaren van het perceel gelegen aan de [adres1] te [woonplaats1] . [appellanten] . zijn kort daarna eigenaren geworden van het perceel gelegen aan de [adres2] te [woonplaats1] . In de tuin van [geïntimeerden] stonden op het moment dat partijen ieder eigenaar werden van hun perceel al de plataan en de berk waarover partijen nu een geschil hebben. Op onderstaande foto is de plataan te zien in het midden van de tuin van [geïntimeerden] De berk staat aan de voorkant, rechts, gezien vanaf de weg.
3.2
In de [adres3] geldt een van artikel 5:42 BW afwijkende regeling voor de geoorloofde afstand van bomen, heesters en heggen ten opzichte van de erfgrens. Deze afstand bedraagt 0,5 meter voor bomen en 0 meter voor heesters en heggen. De plataan, de berk, een hulst en een meidoorn staan allemaal op meer dan 0,5 meter van de erfgrens. De overige struiken staan niet op maar vlak bij de erfgrens aan de zijde van [geïntimeerden]
3.3
Op 27 augustus 2022 is de plataan opgenomen in het Landelijk Register van Monumentale Bomen onder [nummer1] , onder meer omdat de boom meer dan tachtig jaren oud is en beeldbepalend is voor de omgeving.
3.4
Nadat de kantonrechter op 11 oktober 2022 het bestreden vonnis had gewezen waarbij [geïntimeerden] zijn veroordeeld tot het snoeien en gesnoeid houden van alle overhangende takken van de plataan en de berk (zie hiervoor onder 2.4), heeft [naam1] van Boom7 op 29 oktober 2022 een brief gestuurd aan [geïntimeerden] waarin hij schrijft geen offerte te kunnen opstellen voor de snoei van de berk en de plataan omdat de uitvoering van het vonnis strijdig zou zijn met de destijds geldende algemene plaatselijke verordening van de [adres3] . Volgens [naam1] zou voor de uitvoering van het vonnis met betrekking tot beide bomen een kapvergunning zijn vereist.
Onder meer op deze grond is in een executiegeschil bij vonnis van 8 december 2022 de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis geschorst totdat in dit hoger beroep is beslist.
3.5
Op 17 maart 2023 heeft [naam2] , werkzaam bij ‘Alles over Groenbeheer Noord B.V.’ een rapport uitgebracht op verzoek van [appellanten] . Daarin rapporteert hij als volgt:

Zowel de berk als de plataan hebben een goede conditie en verkeren boomtechnisch gezien in goede staat. Omdat de bomen aan de zuidzijde van de woning van cliënten staan is het volledig wegnemen van de schaduw alleen mogelijk door het kappen of kandelaberen van de boom.
Beide methoden leiden tot een onherstelbare vormverandering van de boom (…)
Beter voor de boom, en zijn natuurlijke groeiwijze, is het om zijtakken tot op de stam of een zijtak weg te nemen. In het geval van de plataan is er op 6,5 meter een grote zijtak die richting de woning van cliënten gaat en concurreert met de top. Door de concurrentiestrijd met de top om zonlicht, groeit deze zijtak erg snel. Het verwijderen van deze tak zorgt voor meer licht en ruimte rondom de woning van cliënten. Het verwijderen van deze tak bij de stam zorgt voor een grote snoeiwond die vele jaren nodig heeft om te overgroeien, met daarbij kans op inrot en aantastingen. Beter is het om deze tak verder van de stam af te verwijderen. Omdat de tak aan de noordzijde van de boom zit zal deze na inkorten, vanwege het weinige zonlicht, nog maar weinig groeien.
Het advies van Alles over groenbeheer is het verwijderen van de zware zijtak richting woning ter hoogte van de erfgrens. Zie ook afbeelding 2.
In het geval van de berk is er ook een zware zijtak aanwezig die concurreert met de top. Het verwijderen van deze tak leidt tot een relatief grote snoeiwond. De berk als boomsoort staat er om bekend grote wonden slecht te kunnen afgrendelen tegen aantastingen. Verwijdering leidt waarschijnlijk tot inrot en uiteindelijk een kortere levensduur van de boom. Het advies is daarom alleen dunnere zijtakken (die overlast veroorzaken) te verwijderen. De doorgaande top dient altijd in tact te blijven.
Alle snoeiwerkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een ter zake kundige zoals een gecertificeerd European Tree Worker.
Afbeelding 2: het rode kruis geeft aan waar de zijtak van de plataan het beste kan worden ingekort. De blauwe kruisjes geven aan waar zijtakken van de berk (die overlast kunnen veroorzaken) kunnen worden verwijderd.

4.Het oordeel van het hof

Eiswijziging incidenteel hoger beroep
4.1
[geïntimeerden] hebben in hoger beroep hun eis gewijzigd ten aanzien van hun vordering in eerste aanleg. [geïntimeerden] vorderen namelijk in hoger beroep subsidiair dat de vorderingen van [appellanten] . ten aanzien van de plataan en de berk slechts in zoverre zullen worden toegewezen dat [geïntimeerden] ertoe zullen worden veroordeeld in het eerstvolgende snoeiseizoen de overhangende takken van de plataan en de berk die tot een hoogte van 6 meter boven het perceel van [appellanten] . hangen, terug te snoeien door een door [geïntimeerden] aan te wijzen deskundige, althans meer subsidiair, dat de vorderingen van [appellanten] . ten aanzien van de plataan en de berk slechts in zoverre worden toegewezen dat [geïntimeerden] ertoe zullen worden veroordeeld om in het eerstvolgende snoeiseizoen de plataan en de berk conform het advies van [naam2] van ‘Alles over Groenbeheer Noord B.V.’ van 17 maart 2023 te laten snoeien door een door [geïntimeerden] aan te wijzen deskundige. Door de eiswijziging zijn de overige (niet toegewezen) vorderingen van [geïntimeerden] komen te vervallen.
4.2
[appellanten] . hebben tegen de eiswijziging geen bezwaar gemaakt. Het hof ziet ook ambtshalve geen bezwaren en zal dan ook recht doen op de gewijzigde eis.
Geen beplanting in de ‘verboden zone’.
4.3
Het hof heeft vastgesteld dat alle bomen en struiken waarvan [appellanten] . vorderen dat deze worden verwijderd dan wel worden teruggesnoeid (onder meer de plataan, berk, meidoorn, hulst en overige struiken), buiten de ‘verboden zone’ van 0,5 meter voor bomen en 0 meter voor heesters en heggen staan. Voor zover wordt gevorderd dat deze bomen en struiken worden verwijderd dan wel worden teruggesnoeid tot een hoogte van twee meter op grond van artikel 5:42 BW, zal de vordering worden afgewezen. Van een toestand die in strijd is met artikel 5:42 BW jo. artikel 13 Bomenverordening [adres3] is immers geen sprake.
Onrechtmatige hinder door plataan?
4.4
Artikel 5:37 BW bepaalt dat de eigenaar van een erf niet op een wijze die volgens artikel 6:162 BW onrechtmatig is, aan eigenaars van een ander erf hinder mogen toebrengen. [appellanten] . stellen dat de hinder erin bestaat dat de plataan voor veel bladafval en afvallende vruchten zorgt en daarnaast dat de plataan schaduwwerking veroorzaakt ten aanzien van het terras van [appellanten] . Volgens [appellanten] . is deze hinder onrechtmatig.
4.5
De door [appellanten] . gestelde feiten vormen een onvoldoende grondslag om een vordering op basis van onrechtmatige hinder toe te kunnen wijzen. Het hof stelt vast dat partijen woonachtig zijn in een dorp en in een lommerrijke omgeving. Niet alleen op het erf van [geïntimeerden] maar ook langs de straten waaraan de woningen zijn gelegen staan meerdere hoge bomen. Daarnaast staat vast dat [appellanten] . reeds woonachtig waren in [woonplaats1] voordat zij naar de huidige woning zijn verhuisd, op welk moment de plataan reeds tientallen jaren aanwezig was en al een behoorlijke hoogte had bereikt. [appellanten] . hadden met de aanwezigheid van de plataan dus rekening kunnen houden. Bladafval, vallende takken, vruchten van de plataan kunnen hinder opleveren voor [appellanten] ., maar niet elke hinder is onrechtmatig. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden nodig die niet door [appellanten] . zijn gesteld. Deze hinder zal dus door [appellanten] . moeten worden geduld.
Dat geldt eveneens voor de schaduwwerking van de plataan. Nog daargelaten dat er geen absoluut recht op zonlicht bestaat, ziet het hof op basis van het door [appellanten] . gestelde in combinatie met de waarnemingen tijdens de plaatsopneming geen enkele aanleiding om tot de conclusie te komen dat de schaduwhinder onrechtmatig is. Daarbij betrekt het hof dat [appellanten] . meerdere terrassen op hun erf hebben waardoor zij gedurende de dag volop van de zon kunnen genieten in de periode dat de plataan een schaduw werpt op het terras aan de zuidwestzijde. [appellanten] . hebben tijdens de plaatsopneming aangegeven dat dit de periode betreft van ongeveer 10.00 uur in de ochtend tot ongeveer 16.00 uur in de middag. Daarvoor en daarna kunnen [appellanten] . ook op het terras aan de zuidwestzijde van de zon genieten. Dat [appellanten] . door de schaduwvorming beperkt zouden zijn in hun mogelijkheden om zonnepanelen aan te leggen doet aan het voorgaande onvoldoende af. [appellanten] . mogen geacht worden bij de aankoop van de woning bekend te zijn geweest met de situatie ter plaatse en de daaruit voortvloeiende beperkingen op de rendabiliteit van zonnepanelen. [appellanten] . hebben tegen de achtergrond van het voorgaande onvoldoende gesteld dat sprake is van onrechtmatige hinder ten gevolge van de plataan, zodat zij niet worden toegelaten tot het leveren van bewijs.
4.6
Omdat van onrechtmatige hinder geen sprake is met betrekking tot de plataan, zal de vordering tot verwijdering of het kandelaberen van de plataan worden afgewezen. Verder rest nog de vraag of en in hoeverre overhangende takken moeten worden verwijderd gelet op artikel 5:44 BW, waartegen het incidenteel appel van [geïntimeerden] is gericht.
Overhangende takken
4.7
Artikel 5:44 lid 1 BW bevat het zogenaamde wegsnijrecht. Als beplanting over het erf van de buurman hangt, is die buurman bevoegd om zelf de overhangende takken/ beplantingen weg te snoeien tot de erfgrens, nadat hij de eigenaar van de beplantingen tevergeefs heeft aangemaand om de overhangende beplanting te verwijderen.
4.8
Op dit artikel kan niet een verplichting voor de eigenaar van de beplanting worden gebaseerd om zelf tot snoeien van de overhangende takken over te gaan. In de rechtspraak [1] is aanvaard dat een dergelijke verplichting wel kan worden gebaseerd op onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW).
4.9
Voor zover [geïntimeerden] stellen dat de vordering van [appellanten] . om hen op basis van artikel 6:162 BW te veroordelen overhangende takken te (laten) verwijderen is verjaard omdat de takken reeds twintig jaren over het perceel hangen, wordt dit beroep als onvoldoende onderbouwd verworpen. Op basis van de door [geïntimeerden] gestelde feiten kan het hof niet vaststellen of, en zo ja, vanaf welke lengte de takken reeds twintig jaren overhangen op het perceel van (de rechtsvoorgangers van) [appellanten] . Een inschatting van Starre is daarvoor in ieder geval onvoldoende.
4.1
[appellanten] . zijn eigenaar van hun woning met bijbehorend erf. Dat eigendomsrecht omvat ook de bevoegdheid tot gebruik van de ruimte boven (en onder) de oppervlakte (artikel 5:21 lid 1 BW, zij het niet tot in het oneindige, gelet op lid 2). Het enkele aanwezig zijn van overhangende takken van de plataan en berk van [geïntimeerden] zonder instemming van [appellanten] . en tegen hun uitdrukkelijke wil, is in beginsel dan ook onrechtmatig jegens hen omdat daarmee een inbreuk wordt gepleegd op het eigendomsrecht van [appellanten] . [appellanten] . mogen zich, binnen de grenzen van de wet, tegen die inbreuk verzetten en vorderen dat de inbreuk wordt beëindigd en dat een nieuwe inbreuk wordt voorkomen. Een van de wettelijke grenzen is het misbruik maken van dat recht. [2] Dat [appellanten] . geen voldoende belang hebben bij hun vordering, zoals [geïntimeerden] betogen, valt niet in te zien. [appellanten] . hebben immers een redelijk belang om hun tuin en terras vrij te houden van overhangende takken.
4.11
Van misbruik van recht is sprake als het snoeien van de takken zo drastisch zou moeten gebeuren dat dit ernstige beschadiging, houtrot, infectiewonden of de dood van de plataan of de berk tot gevolg zou hebben. [appellanten] . kunnen in een dergelijk geval naar redelijkheid niet tot uitoefening komen van het recht om overhangende takken te (laten) verwijderen. Hiervoor wordt in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening van het recht van [appellanten] . om geen overhangende takken te hoeven dulden en het belang van [geïntimeerden] bij behoud van hun berk en van hun plataan, die een monumentale status heeft. Uit de door partijen overgelegde deskundigenberichten volgt dat het rigoureus snoeien van zowel de plataan als de berk de bomen ernstig kan beschadigen. Het hof gaat voorbij aan de mogelijkheid takken van de plataan en de berk te snoeien tot een hoogte van zes meter boven het perceel van [appellanten] ., zoals [geïntimeerden] subsidiair hebben gevorderd. Ter onderbouwing daarvan wijzen zij op de rol van de takken boven zes meter voor de bezonning van het perceel van [appellanten] . en op de hinder die de bomen opleveren. Onduidelijk blijft echter wat deze snoeiwijze betekent voor de gezondheid van de bomen. Door [geïntimeerden] is evenwel erkend, zoals ook tot uitdrukking komt in hun meer subsidiaire vordering in incidenteel hoger beroep, dat onder omstandigheden het snoeien kan worden uitgevoerd met behoud van de gezondheid en kwaliteit van de bomen. Het hof zal daarom [geïntimeerden] veroordelen om de bomen te snoeien conform het rapport van Tepper, dat in opdracht van [appellanten] . is opgesteld. Hij adviseert daarin om de zijtak van de plataan te snoeien op de plek met het rode kruisje en de zijtakken van berk op de plekken met de blauwe kruisjes (zie hiervoor rechtsoverweging 3.5). Volgens Tepper is dit de beste manier om de gezondheid van de bomen te waarborgen. De inhoud en de conclusies in dit rapport van Tepper zijn door [geïntimeerden] niet bestreden.
[geïntimeerden] zullen de werkzaamheden moeten (laten) uitvoeren. Het hof zal bepalen dat de bomen eenmaal in het jaar moeten worden gesnoeid op een tijdstip in het jaar dat volgens een deskundige van [geïntimeerden] opportuun wordt geacht, te rekenen vanaf dit najaar. Op deze manier wordt gewaarborgd dat aan de bomen zo weinig mogelijk schade wordt toegebracht bij het snoeien. Het hof zal aan deze veroordeling geen dwangsom koppelen, omdat het hof vooralsnog geen aanleiding heeft om te veronderstellen dat [geïntimeerden] niet aan deze veroordeling zullen voldoen.
4.12
De onzekerheid of [geïntimeerden] een kapvergunning nodig hebben voor het snoeiwerk van de plataan en de berk en zo ja, of zij deze kapvergunning zullen verkrijgen, legt bij het voorgaande onvoldoende gewicht in de schaal. De overhangende takken maken een inbreuk op het eigendomsrecht van [appellanten] . waardoor er een grondslag is om de vordering van [appellanten] . (gedeeltelijk) toe te wijzen. De brief van 29 oktober 2022 van [naam1] , waarin hij aangeeft dat het uitvoeren van het vonnis niet mogelijk is zonder een kapvergunning, ziet op de veroordeling van de kantonrechter om alle overhangende takken te snoeien en gesnoeid te houden. Dat is een andere situatie dan het snoeien van de overhangende takken op basis van het advies van [naam2] . [geïntimeerden] hebben onvoldoende gesteld dat het snoeien conform het advies van [naam2] onmogelijk is omdat een vergunning noodzakelijk is. Indien een kapvergunning nodig blijkt, zullen [geïntimeerden] gelet op de veroordeling voldoende in de gelegenheid zijn deze aan te vragen en te verkrijgen voordat zij tot snoei overgaan.
De conclusie
4.13
Het principaal hoger beroep van [appellanten] . slaagt niet. Omdat [appellanten] . in het principaal hoger beroep in het ongelijk zullen worden gesteld, zal het hof [appellanten] . tot betaling van de proceskosten in het principaal hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [3]
4.14
Het incidenteel hoger beroep van [geïntimeerden] slaagt gedeeltelijk. Het hof zal het bestreden vonnis deels bekrachtigen. Het hof bepaalt dat in het incidenteel hoger beroep elke partij zijn eigen kosten moet dragen (compensatie van proceskosten) omdat partijen ieder deels gelijk hebben gekregen.
4.15
De uitkomst in hoger beroep heeft geen gevolgen voor de proceskostenveroordeling in eerste aanleg.
4.16
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

5.De beslissing

Het hof:
in principaal en incidenteel hoger beroep
5.1
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 11 oktober 2022, behalve de beslissing onder 3.1 die hierbij wordt vernietigd en beslist als volgt;
-veroordeelt [geïntimeerden] tot het jaarlijks (op het geijkte moment) snoeien van de plataan en de berk op basis van het advies in het rapport van 17 maart 2023 van [naam2] , te rekenen vanaf het najaar van 2025, om te voorkomen dat de takken van deze bomen (verder) over het erf van [appellanten] . groeien;
5.2
veroordeelt [appellanten] . in principaal hoger beroep tot betaling van de volgende
proceskosten van [geïntimeerden] :
€ 343,- aan griffierecht
€ 3.642,- aan salaris van de advocaat van [geïntimeerden] (3 procespunten x appeltarief II);
5.3
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
5.4
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt in incidenteel hoger beroep;
5.5
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.6
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.E. Wichers, J.H. Kuiper en J. Smit, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 november 2025.

Voetnoten

1.Vergelijk Hof ’s-Hertogenbosch 25 juli 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:2453, Hof Amsterdam 17 mei 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:1464 en Hof Arnhem-Leeuwarden 21 oktober 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8073.
2.Artikel 3:13 BW.
3.HR 10 juni 2022, ECLI: NL:HR:2022:853.