In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een burenconflict tussen twee eigenaren van aangrenzende percelen. De appellant, eigenaar van een perceel sinds 2013, heeft sinds 2014 overlast ervaren van overhangende takken van bomen die zich op het perceel van de geïntimeerde bevinden. Na meerdere communicatiepogingen heeft de appellant in eerste aanleg gevorderd dat de geïntimeerde wordt veroordeeld tot het snoeien van de takken die boven zijn perceel hangen. De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis van 18 november 2020 de geïntimeerde veroordeeld tot het snoeien van de takken tot een hoogte van zes meter, maar de appellant is het niet eens met deze beperking en heeft hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft de procedure voortgezet en is ingegaan op de grieven van de appellant. Het hof oordeelt dat de aanwezigheid van overhangende takken op zich al een onrechtmatige inbreuk op het eigendomsrecht van de appellant oplevert, en dat de geïntimeerde gehouden is om deze takken te verwijderen. Het hof heeft ook vastgesteld dat voor een geslaagd beroep op artikel 5:42 BW vereist is dat de bomen binnen twee meter van de erfgrens staan, en dat de appellant bewijs moet leveren van de exacte ligging van de erfgrens en de afstand van de bomen tot deze grens.
Daarnaast heeft het hof de geïntimeerde de gelegenheid gegeven om bewijs te leveren dat de bomen al meer dan twintig jaar op hun huidige locatie staan, wat zou kunnen leiden tot verjaring van de vordering tot verwijdering. Het hof heeft de zaak aangehouden voor verdere bewijslevering en de mogelijkheid van een minnelijke regeling tussen partijen. De uitspraak benadrukt de juridische nuances van burenrecht en de verantwoordelijkheden van eigenaren met betrekking tot overhangende takken en de afstand van bomen tot de erfgrens.