Uitspraak
HEG,
CES,
E-Unit,
CES,
1.E-Unit Nederland B.V.,
[geïntimeerde2],
[geïntimeerde3](ook wel genoemd: [geïntimeerde3] ),
E-Unit,
[geïntimeerde2]en
[geïntimeerde3],
HEG,
1.Het verloop van de procedures in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.De feiten
Scope of Work
Oplever Protocol e-Unit
Ja dit briefje is een goede samenvatting”.
Voor o.a. onze verzekering maar ook de algemene administratie heb ik nog bijgaand documentje nodig met jullie handtekening. Zou je dat nog willen ondertekenen en retourneren?”
Met wat aanvullingen op mij eerdere reactie van afgelopen maand aan de hand van de laatste ontwikkelingen.” In de e-mail gaat CES in op de vragen die HEG in het memo van 13 mei 2020 aan de orde stelde. In de e-mail van CES staat onder meer het volgende (na een punt uit het memo van HEG, volgt de reactie van CES op dat punt; die reactie van CES is hier gecursiveerd):
4.De procedure en de vorderingen
in zaak 200.332.283/01)
in zaak 200.331.057/01)
5.Het oordeel van het hof
in zaak 200.332.283/01)
primairdat voor recht wordt verklaard dat de verpanding door HEG buitengerechtelijk vernietigd is. Voor toewijzing van die vordering tot verklaring voor recht – en dat is wat het hof zal doen – is het niet rechtens noodzakelijk dat al degenen die partij waren bij de verpanding, partij zijn in de procedure. [5] Het bezwaar van HEG (en E-Unit) is dus tevergeefs. Daarbij kan worden opgemerkt dat de betrokkenen inmiddels ook allen als partij in de procedure zijn verschenen. De vordering die CES met haar eisvermeerdering voorlegt, hangt nauw samen met het verloop van deze procedure en met het partijdebat in beide instanties. De eisvermeerdering is gelet daarop niet in strijd met de eisen van een goede procesorde. Het hof zal de eisvermeerdering van CES dan ook toestaan.
in zaak 200.331.057/01)
Ja dit briefje is een goede samenvatting” (zie hierboven, onder 3.14). HEG c.s. hebben weliswaar betoogd dat dit bericht van [naam3] niet ziet op het opleverprotocol en dat [naam3] in zijn bericht niet met dat protocol instemt, maar HEG c.s. hebben hun stellingen op dit punt onvoldoende toegelicht en onderbouwd. Zo blijkt nergens uit dat destijds tussen CES en [naam3] nog een andere brief onderwerp van gesprek was. CES heeft de oplevering van 4 juni 2020 bovendien vermeld in haar brief aan HEG ( [geïntimeerde3] ) van 9 juni 2020, welke brief ook in cc toegezonden zou zijn aan [naam3] (zie ook hierboven, onder 3.15). Naar het oordeel van het hof hebben HEG c.s. deze stellingen van CES, die steun vinden in de overgelegde correspondentie, niet voldoende gemotiveerd en onderbouwd weersproken. Het hof merkt op dat CES in de genoemde documenten uitdrukkelijk vermeld heeft dat (wat CES betreft) sprake was van oplevering. Zo staat bovenaan het opleverprotocol “Oplever Protocol E-Unit” (zie hierboven, onder 3.13). En de brief van CES aan HEG van 9 juni 2020 vermeldt als onderwerp: “Betreft: Oplevering system Arnhem” (zie hierboven, onder 3.15).
Op 4 juni 2020 heeft absoluut geen oplevering plaatsgevonden” en vervolgens: “
Er moest toen sowieso nog een uitgebreide Site Acceptance Test (SAT) plaatsvinden en daarna pas de oplevering” (zie hierboven, onder 5.10). Het hof verwerpt deze stellingen. CES heeft in haar e-mail van 25 juni 2020 al op de verwijten over de FAT en de SAT gereageerd (zie hierboven, onder 3.18). HEG heeft niet duidelijk gemaakt waarom de in die e-mail door CES gegeven toelichting niet afdoende zou zijn. CES heeft bovendien voldoende toegelicht en onderbouwd dat er met de tests van 4 juni 2020 ook een toereikende SAT had plaatsgevonden (zie ook hierboven, onder 3.12 t/m 3.15). Dat op grond van de overeenkomst in dit kader op CES nog nadere verplichtingen rustten, is door HEG gezien de gegeven toelichting onvoldoende toegelicht en onderbouwd.
zelfstandigedeelname aan de FCR-markt, niet te verenigen was (en is) met het primaire doel dat HEG met het systeem voor ogen had, namelijk het voorzien in de stroombehoefte van de 41 bedrijfsunits op ‘Werkplek West’. Ook dit is niet voldoende gemotiveerd weersproken. Dat CES had moeten waarschuwen dat een systeem zonder additionele reserve boven de 1 MW, (mogelijk) niet zelfstandig kon deelnemen aan de FCR-markt, valt gelet daarop niet in te zien.
certificaatbeschikbaar is, heeft HEG haar standpunt onvoldoende toegelicht. Dat niet voldaan zou zijn aan de
normenvan DNV GL Gridstore, is – gelet op het verweer van CES op dit punt – evenmin voldoende gemotiveerd. Zo verwijst HEG ter onderbouwing van haar standpunt naar het rapport van Ymif van 18 januari 2021 (pagina 4, par. 7). In die passage lijkt echter enkel geconstateerd te worden dat er voor het systeem geen
certificeringbeschikbaar kan zijn. Ook op dit punt is het betoog van HEG dus tevergeefs.
in zaak 200.331.057/01)
in zaak 200.332.283/01)
in zaak 200.331.057/01)