Uitspraak
verweerder in het (deels voorwaardelijk) tegenverzoek,
in eerste aanleg: verweerster en verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek,
1.1. Het verloop van de procedure in hoger beroep
- het beroepschrift
- het verweerschrift met een (deels voorwaardelijk) zelfstandig tegenverzoek
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep
- de nagekomen producties B tot en met F van OE.
2.Kern van het geschil en de beslissingen van de kantonrechter en het hof
3.3. De feiten
“Inmiddels duurt uw afwezigheid al vanaf 7 augustus a.s. en is er geen zicht op uw terugkeer. Dit betekent dat mijn cliënte genoodzaakt is om uw functie definitief anders op te vullen vanwege de organisatie van de werkzaamheden. Daarnaast heeft mijn cliënte alle vertrouwen in een vruchtbare samenwerking met u verloren vanwege het feit dat dit niet de eerste keer is dat u in aanraking komt met Politie en Justitie. De laatste keer bent u zelfs voor langere tijd gedetineerd geweest in verband met een strafbaar feit. Dit zo zijnde en vanwege het uitblijven van iedere reactie zal cliënte thans overgaan tot het opstarten van een gerechtelijke procedure. Tenzij wij binnen een week na dagtekening dezes nader van u en/of advocaat vernemen. Cliënte is bereid om te kijken of tot een vaststellingsovereenkomst kan worden gekomen, maar het initiatief in het contact hiertoe ligt bij u.”
“Mijn client heeft kennisgenomen van het feit dat in uw strafzaak uw voorlopige hechtenis is geschorst per 28 september jl. Nadien heeft u kennelijk ook kennisgenomen van mijn schrijven van gelijke datum. Kennelijk heeft mijn schrijven uw contact met uw direct leidinggevende gekruist. Al bevreemdt het mij dat u gelet op uw langdurige afwezigheid en aansluitende vakantie meent niet de directie en/of P&O te informeren.Daar waar mijn client nog genegen was om uit sociaal oogpunt te onderzoeken of er een beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden mogelijk was, is deze kans geheel verspeeld.Mijn cliënt heeft via de recherche kennis moeten nemen van het feit dat u in uw strafzaak een schrijven heeft ingezet, waarvan u wist, althans had behoren te weten dat deze diende tot bewijs, om de voorlopige hechtenis te schorsen. Dit terwijl het u bekend is dat de brief niet afkomstig is van de directie van mijn cliënt en alleen de directie bevoegd is om een dergelijke verklaring af te leggen. Om die reden heeft mijn cliënt gemeend om aangifte jegens u te doen wegens valsheid in geschrifte. Deze aangifte zal worden afgewikkeld door Politie en Justitie.
“Zijn zoon [verzoeker] zit in detentie en heeft [de vader] gevraagd deze documenten op te stellen, ten behoeve van de schorsingsverzoeken voorlopige hechtenis. (…). [de vader] snapt nu achteraf, dat het niet aan hem was om deze documenten te maken en te versturen, dat is aan de directie of P&O. Nu lijkt het erop alsof Onderhoud Enschede deze brieven heeft gestuurd en dat is niet de waarheid.”OE heeft aangifte gedaan wegens valsheid in geschrifte tegen [verzoeker] . [verzoeker] deelde op de mondelinge behandeling mede dat hij hierover door de politie niet is gehoord.
4.De beoordeling in hoger beroep
a) het vaststaande gedeelte op zichzelf beschouwd een dringende reden is;
b) de werkgever heeft gesteld en ook aannemelijk is dat hij de werknemer ook uitsluitend om die reden op staande voet zou hebben ontslagen en
c) dit laatste voor de werknemer in het licht van de gehele inhoud van die aanzegging en de overige omstandigheden van het geval duidelijk moet zijn geweest.
Nu de min of meer gebruikelijke zinsnede (de dringende redenen ieder voor zich en in onderling verband beschouwd) in de ontslagbrief ontbreekt moet inderdaad worden nagegaan of aan deze drie voorwaarden is voldaan. Het gebruik maken van een onbevoegd opgemaakte en ondertekende verklaring om de rechter te overtuigen een verdachte te schorsen uit de voorlopige hechtenis is op zichzelf beschouwd een dringende reden. OE heeft op 26 september 2023 aan [verzoeker] geschreven dat hij alle vertrouwen in [verzoeker] was verloren en een gerechtelijke procedure wil opstarten. Daarna verneemt OE van de recherche dat [verzoeker] gebruik heeft gemaakt van een verklaring die niet afkomstig was van de directie en daarop volgt de ontslagbrief van 6 oktober. Uit die brief volgt in voldoende mate dat de directe aanleiding voor het ontslag op staande voet was het feit dat [verzoeker] gebruik heeft gemaakt van een verklaring die niet afkomstig was van de directie. Dit moet [verzoeker] , gelet op de brieven van 26 september en 6 oktober, redelijkerwijs ook duidelijk zijn geweest.
5.De beslissing
- aan gefixeerde schadevergoeding € 2.931,64 bruto
- aan transitievergoeding € 3.544,43 bruto
- aan billijke vergoeding € 5.000,00 bruto
- griffierecht € 86,00
- salaris gemachtigde € 812,00 (2 punten)
- griffierecht € 349,00
- salaris advocaat € 2.428,00 (2 punten x tarief II)