Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep
- de memorie van grieven
- de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep
- de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep
- een akte van MB Parts
- een akte van [appellant] .
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
“in principe weer volledig inzetbaar voor eigen werk conform conclusie Arbeidsdeskundige d.d 15-08-2017”.
“Mijn inziens is de medische situatie veranderd tov. het spreekuur dd. 5.08.2017. Beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren zijn fors toegenomen …”.
“Tevens heeft u hem vanaf 7 oktober 2017 geschorst. Dit komt voor rekening en risico van werkgever waardoor cliënt aanspraak blijft maken op 100% van zijn salaris. Na de WIA-beschikking hebt u cliënt ook niet meer opgeroepen voor werkzaamheden.”
“Tevens stelt u dat de heer [appellant] recht heeft op achterstallig loon na 23 april 2019…Vanaf 23 april 2019 bestaat er geen loonbetalingsplicht meer.”Op 27 december 2019 antwoordt de gemachtigde van [appellant] :
”Tevens is hij vanaf april 2019 bereid en beschikbaar om te zoeken naar passende werkzaamheden. (…) Belangrijk om hierbij te vermelden is het dat uw cliënt dhr. [appellant] heeft geschorst, waardoor mijn cliënt aanspraak blijft maken op zijn salaris.”
Ik wil eerst kijken of er voor u en mijn cliënte een momentum bereikt kan worden om het dossier op te lossen. Ik kan niet voor uw cliënt spreken, doch het komt mij zo voor dat voortduren van het conflict voor niemand bevorderlijk is. Het is zeker mogelijk dat u denkt dat enkel het einde van het dienstverband nog zin heeft en laat u mij weten als u deze mening bent toegedaan. MB Parts wil in ieder geval in gesprek met uw cliënt en wil zich daarin laten bijstaan. Zij nodigt dan ook uw cliënt uit op dinsdag 3 augustus 2021 om 13:00 uur op ons kantoor (…) Aan uw cliënt heb ik de volgende vragen (…)”
Loonstop. Aangezien er tot op heden geen antwoord en opheldering wordt gegeven aan hetgeen in de brief van 8 juli jl. is gesteld, kan cliënte niet anders dan vanaf heden de loonstop toe passen. Deze houding en opstelling van uw cliënt is wel typerend voor de eerste indruk die uit het (nog niet volledige) dossier naar voren komt. Het lijkt mij raadzaam dat uw cliënt deze houding en opstelling in heroverweging neemt en ik verzoek u dan ook bij uw cliënt dringend het verzoek neer te leggen 3 augustus a.s. op gesprek te komen (…)”
Gelet op bovenstaande (waarin de gemachtigde heeft uiteengezet dat [appellant] nog steeds beschikbaar en bereid is om zijn werkzaamheden te verrichten en [appellant] volledig arbeidsgeschikt is) kan mijn cliënt de loonstop niet plaatsen nu hij beschikbaar en bereid is om zijn werkzaamheden te verrichten en daartoe volledig arbeidsgeschikt is. Aanvullend wijs ik u erop dat de schorsing nog steeds van kracht is en dit voor rekening en risico van uw cliënte komt. Afsluitend erkent u met het opleggen van de loonstop dat er salaris is verschuldigd. Na een gewezen vonnis is dit ook moeilijk te ontkennen. Cliënt vraag zich dan ok af waarom het vonnis maar niet wordt voldaan? Ik verzoek uw cliënte om het (achterstallige) salaris en overige toegewezen vorderingen zo spoedig mogelijk te betalen. Cliënt zal niet deelnemen aan een gesprek om te praten over een minnelijke regeling op 3 augustus 2021. De uitspraak ligt er en is overduidelijk; cliënt is niet bereid om van het vonnis af te wijken (…)
I. moet de loonvordering gematigd worden?
IV. moet er een dwangsom worden opgelegd?
Het hof zal deze onderwerpen hierna achtereenvolgens behandelen.
(i) periode 1 januari 2020 tot 23 april 2021[appellant] heeft over deze periode geen loon ontvangen, omdat hij in zijn loonvordering in kort geding niet-ontvankelijk is verklaard (zie 3.20). Hij heeft in deze periode inkomen uit een WW-uitkering genoten. [appellant] berekent het achterstallig loon over deze periode op € 37.942,67. Die berekening is door MB Parts niet betwist zodat het hof van de juistheid daarvan uitgaat. De kantonrechter heeft in de bestreden uitspraak geoordeeld dat [appellant] aanspraak heeft op achterstallig loon over deze periode (ro. 3.2 van het bestreden vonnis). MB Parts heeft daartegen in het incidenteel hoger beroep geen grief gericht, zodat ook dit uitgangspunt in hoger beroep vaststaat.
- [appellant] heeft een WW-uitkering ontvangen
- MB Parts heeft pas in augustus 2021 een ontbindingsverzoek ingediend.
tot 1 maart 2021- 160 wettelijke vakantie uren (over 1 jaar)
320 x uurloon € 18,23 x 1,08 vakantietoeslag = € 6.300,29
- 2,67 bovenwettelijke vakantie uren
27,74 x uurloon € 18,23 x 1,08 vakantietoeslag
= € 546,15