Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Menzis Zorgverzekeraar N.V.
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak en de vorderingen
i) Menzis te verbieden om een korting toe te passen van 30% in de gevallen waarin de zorgkosten van de door Forte GGZ uit te voeren behandeling € 666,67 althans € 1.400 althans een door het hof te bepalen bedrag te boven gaan;
ii) Menzis te gebieden om de zorgverlening door Forte GGZ te vergoeden op basis van zodanige tarieven of vergoedingspercentages dat niet méér dan € 200 althans € 420 althans een door het hof te bepalen bedrag onvergoed blijft en aldus voor rekening komt van de verzekerde;
iv) Menzis te gebieden om bij de toepassing van de hardheidsclausule uit te gaan van de gemiddelde (modale) zorggebruiker en dit ook aan belanghebbende kenbaar te maken middels een vermelding op haar website en door middel van publicatie van een addendum bij haar polisvoorwaarden.
3.3. Het oordeel van het hof
De Zorgverzekeringswet (Zvw) kent naturapolissen en restitutiepolissen. Bij een restitutiepolis worden de kosten die de verzekerde maakt voor verzekerde zorg - kort gezegd en afgezien van een eigen bijdrage - volledig vergoed. Bij een naturapolis verleent de zorgverzekeraar de zorg zelf of wordt de zorg verleend door een zorgaanbieder met wie de zorgverzekeraar een contract heeft gesloten.
De naturaverzekerde die zorg betrekt bij een niet-gecontracteerde zorgaanbieder, heeft op grond van artikel 13 lid 1 Zvw recht op een door de zorgverzekeraar te bepalen vergoeding van de voor die zorg gemaakte kosten. Aan zorgverzekeraars komt in beginsel een ruime mate van vrijheid toe bij het vaststellen van de hoogte van de vergoeding, waarbij i) het niet zo mag zijn dat de vergoeding zodanig laag is dat die voor de verzekerde een feitelijke hinderpaal vormt om zich tot een niet-gecontracteerde zorgaanbieder van zijn keuze te wenden en ii) voor alle verzekerden die in eenzelfde situatie eenzelfde vorm van zorg of dienst behoeven, dezelfde berekeningswijze wordt gehanteerd. Het hinderpaalcriterium verzet zich niet in algemene zin tegen een generieke korting. Of en in hoeverre het hinderpaalcriterium zich in bepaalde gevallen verzet tegen een generieke korting kan slechts worden bepaald aan de hand van concrete feiten en omstandigheden, waaronder eventuele beleidsregels van de NZa.
Het stelsel van de Zvw berust op het uitgangspunt dat het niet-volledig vergoeden van niet-gecontracteerde zorg dient als prikkel voor iedere zorggebruiker om hetzij te kiezen voor een restitutiepolis, hetzij (indien gekozen is voor een naturapolis) gebruik te maken van wel gecontracteerde zorg. Bij een generieke korting moet worden uitgegaan van de gemiddelde (modale) zorggebruiker. Bij het bepalen van de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg mogen zorgverzekeraars het gewogen gemiddeld gecontracteerd tarief tot uitgangspunt nemen.
De vraag of sprake is van een feitelijke hinderpaal doet zich voor op het moment dat de verzekerde voor de keuze staat of hij gebruik wil maken van een niet-gecontracteerde zorgaanbieder. De vraag of en in hoeverre het hinderpaalcriterium zich in bepaalde gevallen verzet tegen een bepaalde korting kan slechts worden bepaald aan de hand van concrete feiten en omstandigheden op het moment waarop de verzekerde voor de keuze staat of hij gebruik wil maken van een niet-gecontracteerde zorgaanbieder. Indien op dat moment de zorgverzekeraar aan de verzekerde op grond van een hardheidsclausule ondubbelzinnig heeft toegezegd een bepaald bedrag aan hem te vergoeden dat hoger is dan het bedrag waarop op grond van de polisvoorwaarden aanspraak bestaat, moet dat feit worden betrokken bij het antwoord op de vraag of sprake is van een feitelijke hinderpaal. De vraag is dan of deze hogere vergoeding een dergelijke hinderpaal oplevert voor de gemiddelde (modale) zorggebruiker. [1]
De gegevens van het Nibud hebben betrekking op maandelijkse reserveringsuitgaven voor niet-vergoede ziektekosten. Forte GGZ maakt niet duidelijk waarom maandelijkse reserveringsuitgaven het noodzakelijke referentieobject moeten zijn. Reserveringsuitgaven kunnen worden gespaard en zorgkosten kunnen worden gespreid over meerdere jaren. De gegevens van het Nibud betreffen bovendien voorbeeldbegrotingen waarbij de reserveringsuitgave voor niet-vergoede ziektekosten kennelijk (met name) is opgenomen met het oog op het eigen risico. Dat verklaart ook dat de optelsom van deze maandelijkse reserveringsuitgaven nagenoeg gelijk is aan dat eigen risico. De hoogte van de in de voorbeeldbegrotingen opgenomen reserveringsuitgave is niet gerelateerd aan de hoogte van het inkomen. Zo wordt bijvoorbeeld zowel bij een alleenstaande in een flatwoning met een minimumloon als bij een alleenstaande in een flatwoning met inkomen van twee maal modaal gerekend met een maandelijkse reserveringsuitgave van € 38,- voor niet-vergoede ziektekosten. De reserveringsuitgave in de voorbeeldbegrotingen zegt dan ook niet iets over de financiële ruimte die de gemiddelde (modale) zorggebruiker heeft om niet-vergoede zorguitgaven te bekostigen. Dat blijkt ook al daaruit dat op sommige van de voorbeeldbegrotingen ook bij een modaal inkomen onder de streep een maandelijks overschot resteert. De verklaringen van vier cliënten van Forte GGZ die erop neerkomen dat een bepaald bedrag voor hen een hinderpaal oplevert zegt, zoals Menzis terecht aanvoert, niet iets over de feitelijke mogelijkheid voor de gemiddelde (modale) zorggebruiker. Tegen de achtergrond van het voorgaande concludeert het hof dat de gegevens die Forte GGZ heeft overgelegd voorshands niet de conclusie rechtvaardigen dat de gemiddelde (modale) zorgzoeker bij een eigen bijdrage in de zorgkosten van € 200 althans € 420 een hinderpaal ervaart.
3.7. Forte GGZ vordert (onder iii) dat Menzis inzichtelijk maakt op welke wijze zij uitvoering geeft aan de hardheidsclausule bij toetsing aan het hinderpaalcriterium. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Menzis verklaard dat inmiddels in de polisvoorwaarden een hardheidsclausule is opgenomen die luidt:
“Kiest u liever voor een zorgaanbieder zonder zorgovereenkomst maar belemmert de lagere vergoeding uw keuze? Dan kunt u ons aangeven waarom deze lagere vergoeding uw keuze belemmert en vragen alsnog een hoger percentage te vergoeden.”In de conclusie van antwoord en in de memorie van antwoord heeft Menzis uiteengezet welke gezichtspunten zij betrekt bij de toepassing van de hardheidsclausule, zoals uitspraken van de Geschillencommissie Zorgverzekering, de verhouding met de premie voor een restitutieverzekering en dat van naturaverzekerden wordt verlangd dat zij naast hun inkomen een deel van hun spaargeld aanwenden als zij gebruik willen maken van niet gecontracteerde zorg.
De conclusie