ECLI:NL:GHARL:2024:4876

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
23/179
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake naheffingsaanslag BPM en afschrijving van een Mercedes GLC-klasse

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [belanghebbende] BV tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 25 november 2022 een naheffingsaanslag BPM had verminderd. De naheffingsaanslag van € 14.989 was opgelegd voor een Mercedes GLC-klasse, waarvoor belanghebbende op 6 januari 2020 een bedrag van € 12.286 aan BPM had voldaan. De rechtbank had de naheffingsaanslag verlaagd tot € 14.040 en vergoedingen voor proceskosten en griffierecht toegekend. Belanghebbende stelde in hoger beroep dat de afschrijving niet correct was berekend en dat de historische nieuwprijs niet op de juiste wijze was vastgesteld. De Inspecteur voerde aan dat de rechtbank ten onrechte een waardedrukkend effect van € 1.500 had toegekend aan het schadeverleden van de auto. Het Hof oordeelde dat de kenmerken van de door de Inspecteur aangedragen referentieauto het dichtst aanleunden bij die van de te registreren auto. Het Hof concludeerde dat de hogere CO2-uitstoot van de te registreren auto invloed had op de handelsinkoopwaarde en dat belanghebbende niet in haar bewijslast was geslaagd. Het Hof verklaarde zowel het principale als het incidentele hoger beroep ongegrond en veroordeelde de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.750.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 23/179
uitspraakdatum: 23 juli 2024
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] BVte
[vestigingsplaats](hierna: belanghebbende)
en het incidentele hoger beroep van
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Centrale Administratieve Processen(hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 25 november 2022, nummer AWB 21/2391, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd van € 14.989.
1.2.
Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft in zijn uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld. De Rechtbank heeft dit beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag verminderd tot € 14.040 en vergoedingen voor proceskosten en griffierecht toegekend van respectievelijk € 1.887 en € 360.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank op 3 januari 2023 hoger beroep ingesteld.
1.5.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank op 11 mei 2023 incidenteel hoger beroep ingesteld.
1.7.
Belanghebbende heeft op 31 mei 2023 schriftelijk zijn zienswijze omtrent het incidenteel hoger beroep naar voren gebracht.
1.8.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 juli 2024. Namens belanghebbende is mr. R. Lammers van Euro Auto Logic BV verschenen. Namens de Inspecteur zijn [naam1] en [naam2] verschenen.

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende heeft op 6 januari 2020 voor een Mercedes GLC-klasse, 300 4MATIC (hierna: de auto) op aangifte een bedrag van € 12.286 aan BPM voldaan. Deze auto heeft een CO2-uitstoot van 255 gr/km en een vermogen van 180 kW/245 pk. Belanghebbende heeft de afschrijving van deze auto berekend aan de hand van de handelsinkoopwaarde die is opgenomen in de koerslijst XRay voor de referentieauto Mercedes 250 4MATIC. De handelsinkoopwaarde (onbeschadigd) van deze referentieauto bedraagt volgens belanghebbende € 37.854. Blijkens een uitgereikte factuur van 2 november 2019 is de auto aangekocht van een in Duitsland gevestigde autohandelaar voor € 34.000 (exclusief omzetbelasting).
2.2.
De Inspecteur heeft een ‘Onderzoek waardebepaling’ door de dienst Domeinen Roerende Zaken (hierna: de DRZ) laten doen. Van dit onderzoek is een rapport opgemaakt. Daarin is onder meer opgemerkt dat voor de auto geen koerslijstwaarde beschikbaar is en dat de auto minder schade had dan is aangegeven. De afschrijving is berekend aan de hand van de handelsinkoopwaarde (onbeschadigd) die is opgenomen in de koerslijst XRay marge voor de als referentieauto aan te duiden Mercedes 300 4MATIC Premium ten bedrage van € 47.682. De Inspecteur heeft de volgende naheffingsaanslag BPM opgelegd:
Catalogusprijs
€ 76.339
Historische BPM (CO2-uitstoot 162 gr/km)
12.593
Consumentenprijs (= historische nieuwprijs)
88.932
Handelsinkoopwaarde (onbeschadigd)
€ 47.682
Schade (87% van € 1.314)
-/- 1.146
= Handelsinkoopwaarde (beschadigd)
46.536
Afschrijving
47,68%
Historische BPM (CO2-uitstoot 255 gr/km)
€ 53.832
Afschrijving (47,68%)
-/- 25.668
= Verschuldigde BPM
28.164
Extra leeftijdskorting (1,834% van € 48.489)
-/- 889
Door belanghebbende is betaald op aangifte
-/- 12.286
Naheffingsaanslag
14.989
2.3.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat de kenmerken van de door de Inspecteur aangedragen referentieauto Mercedes 300 4MATIC Premium het dichtst aanleunen tegen die van de auto, zodat de afschrijving van de auto kan worden berekend aan de hand van de handelsinkoopwaarde van deze referentieauto. Dat deze referentieauto op de datum van eerste toelating (1 juli 2018) nog niet via de reguliere kanalen kon worden geleverd, doet daaraan volgens de Rechtbank niet af, nu ook een handelstransactie van een parallel geïmporteerde auto met eenzelfde datum van eerste toelating, als richtsnoer kan dienen. Verder is de Rechtbank voor de schadecalculatie uitgegaan van een uurtarief van € 84, zodat de waardevermindering wegens schade op € 1.221 moet worden vastgesteld. Voorts heeft de Rechtbank, anders dan de Inspecteur, vanwege het schadeverleden een waardevermindering van € 1.500 in aanmerking genomen. De Rechtbank heeft de naheffingsaanslag als volgt berekend:
Catalogusprijs
€ 76.339
Historische BPM (CO2-uitstoot 162 gr/km)
12.593
Consumentenprijs (= historische nieuwprijs)
88.932
Handelsinkoopwaarde (onbeschadigd)
€ 47.682
Schade (87% van € 1.403)
-/- 1.221
Schadeverleden
-/- 1.500
= Handelsinkoopwaarde (beschadigd)
44.961
Afschrijving
49,44%
Historische BPM (CO2-uitstoot 255 gr/km)
€ 53.832
Afschrijving (49,44%)
-/- 26.617
= Verschuldigde BPM
27.215
Extra leeftijdskorting
-/- 889
Door belanghebbende is betaald op aangifte
-/- 12.286
Naheffingsaanslag
14.04

3.Geschil

3.1.
In geschil is of de naheffingsaanslag, zoals deze luidt na de uitspraak van de Rechtbank, terecht en tot een juist bedrag is vastgesteld. Beide partijen beantwoorden die vraag ontkennend.
3.2.
Belanghebbende betoogt in hoger beroep dat voor het berekenen van de afschrijving ingevolge artikel 10, lid 2, Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna Wet BPM):
i) de historische nieuwprijs (catalogusprijs plus historische BPM) moet worden gebaseerd op het bedrag aan BPM dat voor de te registreren auto is verschuldigd, en niet aan de hand van de BPM die voor de referentieauto is verschuldigd;
ii) de handelsinkoopwaarde – anders dan de Rechtbank overeenkomstig het standpunt van de Inspecteur heeft geoordeeld – niet kan worden gebaseerd op de koerslijst van de Mercedes 300 4MATIC Premium;
iii) de handelsinkoopwaarde moet worden verminderd wegens schade en vanwege de omstandigheid dat de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) geen oordeel heeft gegeven over de juistheid van de kilometerstand.
Belanghebbende heeft in haar brief van 31 mei 2023 haar grief omtrent de schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, ingetrokken.
3.3.
In het incidentele hoger beroep heeft de Inspecteur aangevoerd dat de Rechtbank ter bepaling van de handelsinkoopwaarde ten onrechte een waardedrukkend effect van € 1.500 heeft toegekend aan het schadeverleden van de auto.
3.4.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en die van de Inspecteur en tot vernietiging van de naheffingsaanslag. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot handhaving van de naheffingsaanslag.

4.Beoordeling van het geschil

Historische nieuwprijs; BPM van te registreren auto
4.1.
Uit het arrest HR 22 december 2023, ECLI:NL:HR:2023:1703, r.o. 3.2.4, volgt dat ter bepaling van de historische nieuwprijs het bedrag aan BPM in aanmerking moet worden genomen dat voor de te registreren auto verschuldigd zou geweest op het tijdstip waarop deze voor het eerst in gebruik werd genomen. Het gelijk is daarom aan belanghebbende.
Handelsinkoopwaarde; invloed van hogere CO2-uitstoot
4.2.
Om de werkelijke waarde(daling) van de te registreren auto zo goed mogelijk te benaderen, moet volgens de Inspecteur in dat geval ook de handelsinkoopwaarde van de te registreren auto naar boven worden bijgesteld. De in de koerslijst opgenomen handelsinkoopwaarde is namelijk gebaseerd op een referentievoertuig met een CO2-uitstoot van 162 gr/km, terwijl de te registreren auto een CO2-uitstoot van 255 gr/km heeft.
4.3.
Naar het oordeel van het Hof is, gelijk de Inspecteur heeft betoogd, een van de auto afwijkende CO2-uitstoot een verschil dat in aanmerking moet worden genomen ten opzichte van de in de koerslijst opgenomen handelsinkoopwaarde van het referentievoertuig (vgl. HR 12 mei 2023, ECLI:NL:HR:2023:692, r.o. 2.4.3). Daarbij heeft als uitgangspunt te gelden dat een hogere CO2-uitstoot in zijn algemeenheid samengaat met een hogere handelsinkoopwaarde. Die hogere CO2-uitstoot wordt immers veroorzaakt door een andere - over het algemeen duurdere - uitrusting of uitvoering (vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden 12 maart 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:1852, r.o. 4.3).
4.4.
Indien, zoals in het onderhavige geval, de inspecteur gemotiveerd de door de belastingplichtige verdedigde vermindering (afschrijving) betwist, ligt het op de weg van de belastingplichtige om de feiten aannemelijk te maken die deze vermindering meebrengen (HR 2 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:147, r.o. 3.5.3). Naar het oordeel van het Hof brengt deze bewijsregel mee dat de belastingplichtige - in geval van betwisting - het bewijs dient te leveren dat een afwijkende CO2-uitstoot niet leidt tot een hogere handelsinkoopwaarde en dus tot een lager afschrijvingspercentage van de te registreren auto. Een dergelijke verdeling van de bewijslast ligt te meer voor de hand nu als uitgangspunt heeft te gelden dat een afwijkende CO2-uitstoot in zijn algemeenheid samengaat met een hogere handelsinkoopwaarde. van de te registreren auto. De partij die stelt dat dit uitgangspunt niet opgaat, zoals belanghebbende doet, dient de daarvoor relevante feiten en omstandigheden aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken (vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden 12 maart 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:1852, r.o. 4.4).
4.5.
Belanghebbende is niet in haar bewijslast geslaagd. Zij heeft op generlei wijze haar stelling onderbouwd dat de afwijkende CO2-uitstoot geen invloed heeft op de handelsinkoopwaarde van de te registreren auto, bijvoorbeeld met een koerslijst of deskundigenonderzoek waaruit dit blijkt. Dit betekent dat het Hof ervan uitgaat dat de hogere CO2-uitstoot van de te registreren auto een zodanige invloed heeft op de handelsinkoopwaarde dat ondanks de hogere historische nieuwprijs het afschrijvingspercentage daardoor niet wijzigt.
Handelsinkoopwaarde; referentieauto
4.6.
Bij toepassing van de taxatiemethode kan als referentie voor het bepalen van de handelsinkoopwaarde van de te registreren auto, gebruik worden gemaakt van de handelsinkoopwaarde van een referentieauto die is opgenomen in een in de handel algemeen toegepaste koerslijst. De in deze koerslijst opgenomen handelsinkoopwaarde is in dat geval slechts een uitgangspunt. De getaxeerde waarde zal in dat geval van die koerslijstwaarde verschillen vanwege meer dan normale gebruiksschade en/of andere bijzondere of afwijkende kenmerken en eigenschappen van het te waarderen motorrijtuig ten opzichte van gebruikte motorrijtuigen zoals deze in de regel op de binnenlandse markt worden ingekocht. Dergelijke kenmerken en eigenschappen leiden tot een bij de taxatie in aanmerking te nemen verschil ten opzichte van de koerslijstwaarde voor zover zij in die waarde niet of niet volledig zijn verdisconteerd. De invloed van dergelijke kenmerken en eigenschappen kan zowel waardedrukkend als waardeverhogend zijn (vgl. HR 12 mei 2023, ECLI:NL:HR:2023:692, r.o. 2.4.2 en 2.4.3; HR 22 december 2023, ECLI:NL:HR:2023:1703, r.o. 3.2.3).
4.7.
Ter bepaling van de handelsinkoopwaarde dient te worden aangesloten bij de koerslijst van de auto waarvan de eigenschappen en de kenmerken (zoals merk en model, type aandrijving, uitrusting, leeftijd en kilometrage, en de staat van onderhoud) het dichtst aanleunen bij die van de te registreren auto (vgl. HR 21 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:323, r.o. 3.1.3).
4.8.
Belanghebbende heeft de afschrijving van de te registreren auto berekend aan de hand van de handelsinkoopwaarde die is opgenomen in de koerslijst voor de referentieauto Mercedes 250 4MATIC. Deze referentieauto heeft een van de auto afwijkende CO2-uitstoot (172 gr/km) en vermogen van 155 kW/211 pk.
4.9.
De Inspecteur wenst de afschrijving te berekenen aan de hand van de koerslijst voor de referentieauto Mercedes 300 4MATIC Premium. Deze referentieauto heeft een van de auto afwijkende CO2-uitstoot (162 gr/km) en vermogen van 190 kW/258 pk.
4.10.
Naar het oordeel van het Hof leunen de eigenschappen en de kenmerken van de referentieauto zoals vermeld in de koerslijst van de Inspecteur, het dichtst aan bij die van de te registreren auto. Daarbij hecht het Hof met name eraan dat die referentieauto wat betreft motorvermogen (190 kW/258 pk) het dichtst aanleunt bij die van de te registreren auto (180 kW/245 pk). Het gelijk is daarom in zoverre aan de Inspecteur. Dat deze referentieauto op de datum van eerste toelating (1 juli 2018) nog niet via de reguliere kanalen kon worden geleverd, doet daaraan niet af. Deze referentieauto komt namelijk voor in een koerslijst, zodat ervan kan worden uitgegaan, nu het tegendeel is gesteld noch gebleken, dat de daarin opgegeven handelswaarde is gebaseerd op door wederverkopers in Nederland betaalde inkoopprijzen (vgl. HR 23 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1666, r.o. 3.2.3). Dat de afwijkende eigenschappen van die referentieauto van invloed zijn op de getaxeerde waarde van de te registreren auto is door belanghebbende niet onderbouwd of gespecificeerd.
Handelsinkoopwaarde; waardevermindering in verband met schade
4.11.
Belanghebbende op wie – tegenover de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur – de bewijslast rust, is er naar het oordeel van het Hof niet in geslaagd aannemelijk te maken dat moet worden uitgegaan van een hogere waardevermindering als gevolg van schade of achterstallig onderhoud, dan reeds in aanmerking is genomen. In het licht van het DRZ-rapport en het daarin opgenomen fotomateriaal, volstaat een enkele verwijzing naar het door belanghebbende ingebrachte taxatierapport niet. Ook overigens heeft belanghebbende onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat de staat van onderhoud van de auto minder was dan die van de referentieauto uit de koerslijst. Dit kan namelijk niet worden afgeleid uit de enkele vaststelling dat enig onderhoud moet plaatsvinden, waarvoor in het taxatierapport van belanghebbende overigens een bedrag is opgenomen van € 450. Gelet daarop is belanghebbende met het taxatierapport niet erin geslaagd een hogere waardevermindering wegens schade aannemelijk te maken.
4.12.
Bovendien acht het Hof, gezien de leeftijd van de auto en het aantal gereden kilometers van – zoals de inkoopfactuur van 2 november 2019 vermeldt - 7.324, niet aannemelijk dat het waardeverminderende effect van de gecalculeerde herstelkosten van € 1.314, meer bedraagt dan de door de Inspecteur in aanmerking genomen 87%.
Handelsinkoopwaarde; waardevermindering in verband met ‘geen oordeel kilometerstand’
4.13.
Belanghebbende heeft voorts gesteld dat de omstandigheid dat de RDW geen oordeel heeft gegeven over de juistheid van de kilometerstand, reden is om de waarde van de auto te verminderen met € 3.000.
4.14.
Naar het oordeel van het Hof kan het ontbreken van een oordeel door de RDW over de kilometerstand een waardedrukkende factor zijn, te meer omdat dit in bepaalde situaties zou kunnen duiden op tellerfraude en dit oordeel een omstandigheid is die, ook bij latere overdrachten, aan de auto blijft kleven. De bewijslast dat ook in het onderhavige geval sprake is van een dergelijk waardedrukkend effect, rust op belanghebbende (vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden 21 maart 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:2453, r.o. 4.22).
4.15.
Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van onregelmatigheden met betrekking tot de kilometerstand of dat overigens sprake is van een waardevermindering door het ontbreken van een oordeel door de RDW over de kilometerstand die niet reeds in de koerslijst is verdisconteerd. Belanghebbende heeft volstaan met algemene stellingen en zich daarbij niet toegespitst op de concrete situatie van de onderhavige auto. In het taxatierapport wordt door de taxateur ook geen melding gemaakt van een mogelijk onjuiste kilometerstand of anderszins twijfel geuit over de betrouwbaarheid daarvan. Gelet daarop is belanghebbende met het taxatierapport niet erin geslaagd een waardevermindering in verband met ‘geen oordeel kilometerstand’ aannemelijk te maken.
Incidenteel hoger beroep; waardevermindering door schadeverleden
4.16.
Evenals de Rechtbank, acht ook het Hof aannemelijk dat de auto een schadeverleden heeft. Voor dit bewijsoordeel hecht het Hof, evenals de Rechtbank, waarde aan de schermprint van Bidfax.info waarop het voertuigidentificatienummer van de auto staat met daaronder een foto van een auto die aan de voorkant zeer zwaar is beschadigd. De enkele stelling van de Inspecteur dat die foto de auto niet betreft, volgt het Hof niet. Gelet op de aard en ernst van deze schade acht het Hof dit aan de auto klevende schadeverleden zodanig ernstig dat dit gegeven op zichzelf - ook na volledig herstel van de schade - een waardedrukkend effect heeft van ten minste € 1.500 op de handelsinkoopwaarde van de te registreren auto. Het incidentele hoger beroep van de Inspecteur slaagt dus niet.
Slotsom
4.17.
Zowel het principale hoger beroep van belanghebbende, als het incidentele hoger beroep van de Inspecteur, dient ongegrond te worden verklaard.

5.Proceskosten en griffierecht

5.1.
Nu het Hof het incidentele hoger beroep van de Inspecteur ongegrond verklaart, ziet het aanleiding om de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het incidentele hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.2.
Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.750 (1 punt voor schriftelijke zienswijze na incidenteel hoger beroep, 1 punt voor zitting, wegingsfactor 1, waarde per punt € 875).

6.Beslissing

Het Hof:
  • verklaart het principale hoger beroep van belanghebbende ongegrond,
  • verklaart het incidentele hoger beroep van de Inspecteur ongegrond,
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.750.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J.H. van Suilen, voorzitter, mr. M.G.J.M. van Kempen en mr. V.F.R. Woeltjes, in tegenwoordigheid van mr. K. de Jong-Braaksma als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2024.
De griffier, De voorzitter,
De griffier is verhinderd(A.J.H. van Suilen)
de uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op 24 juli 2024.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.