Uitspraak
1.[appellante1] ,
[appellanten]en ieder afzonderlijk
[appellante1]en
[appellant2],
NAM,
1.[appellante1] ,
3.de besloten vennootschap
[appellante3] HOLDING B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[appellanten]en ieder afzonderlijk
[appellante1],
[appellant2]en
[appellante3],
NAM,
1. De verdere procedure bij het hof in beide zaken
1.2 [appellanten] hebben het hof kort na het begin van de mondelinge behandeling van 15 september 2023 gewraakt. Zij hebben het wrakingsverzoek tijdens de behandeling ervan ingetrokken.
1.3 [appellanten] hebben ter voorbereiding op de (voortgezette) mondelinge behandeling nieuwe producties (9 tot en met 13) in het geding gebracht. Het hof heeft hiermee, ondanks het bezwaar van NAM daartegen, ingestemd. Deze producties maken dan ook deel uit van de processtukken.
2.De kern van de zaak
3.De relevante feiten
3.2 Op het perceel van de woning is in 2004 een waterput aangeboord van waaruit natuurlijk mineraalwater uit het aanwezige tunneldal kan worden opgepompt. Dat mineraalwater is in een besluit van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 1 juli 2009 erkend als natuurlijk mineraalwater onder de naam “Noorderwater”. [appellanten] hebben het plan opgevat om de bron te exploiteren. De daarvoor noodzakelijk bottelarij willen zij vestigen in een schuur van de boerderij. Om die reden hebben zij de boerderij aangekocht en een omgevingsvergunning aangevraagd voor de verbouwing van de boerderij, waaronder begrepen de sloop van de linkerschuur. Die vergunning is in oktober 2016 verleend. [appellanten] zijn nog niet met de verbouwing begonnen.
C-schade” ofwel schade die niet zelfstandig in verband gebracht kan worden met aardbevingen.
Ten aanzien van de causaliteit tussen de waargenomen schade en de aardbevingen heeft Arcadis in haar schaderapport gerapporteerd:
“
De karakterisering van het schadebeeld is van dien aard, dat dit schadebeeld waarschijnlijk niet tot de aardbeving te herleiden is.
“
De gebreken aan de rechterzijgevel van de schuur zijn hoofdzakelijk ontstaan door een externe verzakking van 120 millimeter en bevingstrillingen. Het is uitgesloten dat dit soort schade, naar voren komend metselwerk en extreme verzakking, spontaan ontstaat. De scheuren in het woonhuis zijn niet van recente datum en zijn in ieder geval ontstaan vóór de laatste beving en vallen daarom buiten deze expertise.”
Het geheel overziend is het goed verdedigbaar en doet het tevens naar mijn mening voldoende recht aan de voorgestelde redelijkheid en billijkheid in dit dossier, om geen schade uitkering toe te kennen in het onderhavige geschil.”
“2.2 Causaliteit
De herstelkosten bedragen volgens BBC € 689,67.
“
In deze schuur doen zich voornamelijk werkingsscheuren en zettingsschade voor. De gerapporteerde schades zijn exemplarisch voor de geconstateerde gebreken. Bevingen als gevolg van de gaswinning door de NAM hebben geen invloed gehad op deze schades.”
8 Bevindingen
In de periode 2013-2016 zie ik niet dat er nieuwe schade is ontstaan aan de opstallen op het perceel [adres2] te [woonplaats1] ;
Ik kan niet uitsluiten dat de lichte scheuren in de voor- en oostelijke zijgevel van het woonhuis zijn ontstaan door de bevingen.
Ik geef arbiters in overweging om de kosten verbonden aan het plaatsen van de stutten tegen het woongedeelte voor vergoeding in aanmerking te laten komen."
Geconstateerd kan worden dat de schadetaxateurs van Arcadis en BBC en de
24 maart 2020 € 19.030,68 aan vergoeding voor schade aan de woning toegekend. [appellante1] en [appellant2] hebben dit besluit aangevochten, maar zijn op 21 december 2022 door de sector bestuursrechtspraak van de rechtbank Noord-Nederland in het ongelijk gesteld. Zij hebben geen hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
4.4. De beoordeling van het geschil
jegens WAG, als lasthebber/gevolmachtigde van de woningeigenaren vermeld op de als productie 75 overgelegde lijst, en jegens de corporaties, dat NAM aansprakelijk is voor de schade veroorzaakt door aardbevingen als gevolg van gaswinning door NAM bestaande uit waardevermindering van de onroerende zaken gelegen in het gebied waar aardbevingen ten gevolge van gaswinning door NAM voorkomen, en dat die schade voor vergoeding in aanmerking komt ongeacht of er fysieke schade aan de onroerende zaken is opgetreden en ongeacht of de onroerende zaken al dan niet zijn verkocht”.
Tegen deze uitspraak is geen cassatie ingesteld. De uitspraak heeft dan ook gezag van gewijsde tussen NAM en de woningeigenaren voor wie WAG als lasthebber/gevolmachtigde optrad. Tussen partijen staat niet ter discussie dat WAG in de procedure bij het hof niet ook namens [appellante1] en/of [appellant2] is opgetreden.
“
Prejudiciële vraag 7a wordt aldus beantwoord dat de omvang van de verplichting van de exploitant om de schade te vergoeden die bestaat in waardevermindering van een woning die het gevolg is van het risico van toekomstige bodembeweging boven het Groningenveld zoals potentiële kopers dat zien en die zich nog niet heeft gemanifesteerd bij (serieuze poging tot) verkoop van de woning, nog niet kan worden begroot. De omvang van de schade kan pas begroot worden op het moment dat sprake is van een geofysisch voldoende stabiele toestand. Dit laat onverlet dat de rechter de mogelijkheid heeft om in zaken als de onderhavige aan de benadeelde een voorschot toe te kennen, indien dit gelet op de omstandigheden van het geval in de rede ligt, waarvan sprake is als voldoende aannemelijk is dat door de benadeelde uiteindelijk schade zal worden geleden.”
“
2.11.4 Voor het begroten van de hiervoor in 2.11.2 bedoelde schade is vereist dat sprake is van een – min of meer – stabiele situatie. Met betrekking tot de woningen die zich boven het Groningenveld bevinden, betekent dit dat een geofysisch voldoende stabiele toestand moet zijn bereikt. Alleen dan is immers voldoende zeker dat significante schommelingen in de waarde van de woning die samenhangen met het risico op bodembeweging, zullen uitblijven.
De uitspraak van de Hoge Raad is een betrekkelijk recente uitspraak, die is gewezen na het arrest van het hof. In de conclusie van de AG, voorafgaand aan de uitspraak van de Hoge Raad, is het arrest van het hof aangehaald. [4] De Hoge Raad was dan ook met het arrest van het hof bekend, maar heeft bewust een andere keuze gemaakt dan het hof. Bovendien is deze uitspraak van de Hoge Raad niet verweven met de feiten, maar een antwoord op een aan hem gestelde prejudiciële vraag. Een dergelijke uitspraak is van rechtstreeks belang voor beslissingen van de feitenrechter op vorderingen die gegrond zijn op dezelfde of soortgelijke feiten en die uit dezelfde of soortgelijke samenhangende oorzaken voortkomen
Door de aardbevingen is de boerderij (en met name de rechterschuur) na 2010 ernstig beschadigd. Als gevolg daarvan konden de plannen om in die schuur een bottelarij te exploiteren niet worden gerealiseerd. De herstelwerkzaamheden aan de schuur zouden de machine - die immers verbonden wordt met de constructie van de schuur - ernstig kunnen beschadigen. Bovendien gelden voor het bottelen van mineraalwater zeer strenge hygiënemaatregelen, waaraan in een zwaar beschadigde en rigoureus te herstellen schuur niet kan worden voldaan.
Uit een door accountantskantoor ADBECO op 11 maart 2013 voor [naam1] B.V. opgestelde begroting volgt dat met de bottelarij in de jaren 2014 tot en met 2018 een winst van € 36.729,170,- behaald had kunnen worden. Die winst is nu niet gerealiseerd.
van [appellante3](niet van [appellante1] en/of [appellant2] en/of [naam1] B.V.) en dat NAM wordt veroordeeld tot betaling aan
[appellante3](niet aan [appellante1] en/of [appellant2] en/of [naam1] B.V.) van € 36.729.170,-. Het hof moet dus (alleen) beoordelen of [appellante3] schade heeft geleden, niet of [appellante1] en/of [appellant2] en/of [naam1] B.V. (ook) schade hebben geleden.
1 juli 2020 een rapport uitgebracht waarin de schades aan de boerderij in kaart zijn gebracht en waarin de mogelijke oorzaken van die schades wordt besproken. [appellanten] hebben zich niet verzet tegen de inventarisatie van de schades in het rapport van RHDHV, zodat daarvan kan worden uitgegaan.
“
Trillingssnelheden op locatie: grenswaarde schade aan metselwerk mogelijk licht overschreden
“
In dit rapport wordt vanuit bouwhistorisch oogpunt de typologie van de boerderij beschreven om aan te tonen dat de Oldambster boerderijen, specifiek ontwikkeld voor deze locatie eeuwenlang goed functioneerden. In het afgelopen decennium is plotseling sprake van nagenoeg gelijktijdig optredende gelijkvormige schade bij een aanzienlijk deel van deze boerderijen die zich in het gebied van het Groninger gasveld bevinden.Aan de hand van de analyse van de uitgevoerde onderzoeken in combinatie met door ons uitgevoerde aanvullende inspecties en onderzoeken wordt vastgesteld dat de opgetreden aardbevingen meer schade hebben veroorzaakt dan tot nu toe is erkend.In dit rapport is aangetoond dat de Root Cause Analysis [hof: gebruikt in het rapport van RHDHV] op een groot aantal onderdelen onjuist geïnterpreteerd is waardoor de conclusie moet worden herzien, en de schade alsnog moet worden erkend.Ter informatie is ook het in opdracht van de NAM opgestelde versterkingsplan toegevoegd, dat een indruk geeft van de huidige kwaliteit van de boerderij en de benodigde versterkingen ten behoeve van de aardbevingen.”
“
Op basis van de beschikbare stukken concluderen wij dat de woonboerderij met schuren bij de aankoop in 2010 in een goede staat verkeerde. Er is geen reden om te twijfelen aan de verkoopbrochure en het opgestelde taxatierapport. Het object was op dat moment geschikt voor het beoogde doel, het vestigen van een waterbottelarij. In geen enkel rapport is het tegendeel bewezen middels foto-materiaal en dergelijke. Kort na de aankoop, vanaf 2012 treden er aanzienlijk meer aardbevingen op met een hogere intensiteit. Vanaf dat moment ontstaat er schade in de vorm van scheurvorming in metselwerk en vervormingen in de constructie.
maximale trillingssnelheidbestreden. RHDHV is uitgegaan van een maximale trillingssnelheid van
eerste tussenconclusievan het hof is daarom dat NAM met het rapport en de notitie van RHDHV niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat rekening moet worden gehouden met een maximale trillingssnelheid van 2,8 mm/s, ontstaan in 2011 en dat om die reden tussen 2013 en 2019 geen schade door aardbevingen aan de boerderij kan zijn ontstaan.
ongelijkmatige zettingen(zettingsverschillen). Volgens RHDHV is de (het hof herhaalt: voorspellende) kans op ongelijkmatige zettingen door aardbevingen uiterst onwaarschijnlijk. Maar die conclusie is gebaseerd op een maximale trillingssnelheid ten gevolge van de aardbeving van Garrelsweer van 1,8 mm/s. Andere aardbevingen zijn bij de berekening van die kans niet ook meegenomen in het rapport van RHDHV. Volgens RHDHV is de boerderij gefundeerd op staal op een draagkrachtige zandlaag. Onder die laag ligt klei. Die klei verdicht in de loop van de tijd waardoor verzakking optreedt. RHDHV schrijft daarover in par. 4.1.6 van het schaderapport:
“
Bij de fundering van dit gebouw treden zettingen op doordat de klei onder de zandlaag wordt belast door het gewicht van het gebouw en de daarin opgeslagen goederen. Deze zettingen zullen gedurende de tijd steeds verder toenemen. Deze zettingen zijn opgebouwd uit zettingen die tijdens of kort na de bouw optreden, zettingen die gedurende de eerste jaren na de bouw optreden ten gevolge van consolidatie van de klei en de zeer langzame zettingen die in de loop van vele jaren optreden (kruip). Zie voor een nadere toelichting en voor de berekening daarvan bijlage E.
Uit het voorgaande volgt dat indien schade is ontstaan door ongelijke zettingen, zoals NAM stelt, ervan moet worden uitgegaan dat deze schade tussen 2010 en 2020 moet zijn ontstaan, meer dan tachtig jaar na de bouw van de boerderij (dus ruimschoots meer dan 10.000 dagen na de bouw).
tweede tussenconclusievan het hof is bijgevolg dat NAM onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat een deel van de schade aan de boerderij veroorzaakt is door zettingsverschillen. Bij deze stand van zaken kan in het midden blijven of de fundering onvoldoende diep is aangelegd, zoals RHDHV stelt (en in haar rapport uitwerkt), maar Strackee bestrijdt. Volgens RHDHV is de fundering daardoor gevoelig voor intredend water en vorst. Ook als dat zo zou zijn, volgt naar het oordeel van het hof uit het rapport van RHDHV niet dat er schade aan de boerderij is ontstaan louter door vorst of intredend water. Vorst wordt door RDHDV alleen in combinatie met zettingen als schadeoorzaak vermeld. In het overzicht van schadeoorzaken per schadegroep, waarin RDHDV schematisch uiteenzet wat de schadeoorzaken voor de door haar onderscheiden (21) schadegroepen zijn, vermeldt RDHDV bij enkele schadegroepen slechts dat de schade is veroorzaakt door zettingen “waarbij opvriezen niet is uit te sluiten als medeoorzaak”.
kapconstructievan de schuren is verzwakt en vervormd. Daardoor worden de krachten die inwerken op de kapconstructie afgedragen op andere constructie-onderdelen van de schuren, die niet op die belasting zijn berekend. De kapconstructie is daardoor gaan ‘hangen’. De horizontale ‘spatkrachten’ die door het hangen van de daken zijn ontstaan, drukken de gevels van de schuren naar buiten. De verzwakking van de kapconstructie is het gevolg van de verminderde stijfheid van de constructie door aantasting vanwege houtworm, houtrot en/of veroudering. Bovendien is een kolom weggehaald, waardoor de oorspronkelijke werking van de spanten is verstoord, aldus RHDHV.
“
Vervorming van de kapconstructie, met spatkrachten op de gevels als gevolg kan slechts optreden indien de verbinding van alle individuele sporen los komt van de zware houten vierkantsportalen. Ten gevolge van achterstallig onderhoud zijn slechts enkele verbindingen bezweken. Plotselinge kruipvervorming in het hout in de periode 2013-2020 kan uitgesloten worden bij eeuwenoud hout.
Het weghalen van de houten kolom is uitgevoerd voor 2010, en heeft tot 2010 niet tot aantoonbare schade geleid. Het platte dak tussen de linker en rechter schuur zorgt voor een herverdeling van krachten waardoor er evenwicht is in de dakconstructie.
Het hof is niet in staat om te beoordelen of, afgezien van de kwestie van de hardheid van de constructie, schade aan de gevels van de muren is ontstaan vanwege het weghalen van de houten kolom en spatkrachten vanuit de kapconstructie. RHDHV heeft haar conclusies op dit punt wel onderbouwd met uitvoerige berekeningen. Die worden weliswaar op onderdelen door Strackee bekritiseerd, maar het hof kan op basis van de stukken niet beoordelen of die kritiek terecht is en, zo ja, wat daarvan de gevolgen zijn voor de uitkomst van de berekeningen. De
derde tussenconclusievan het hof is dat op dit punt een nader onderzoek door één of meer deskundigen noodzakelijk is.
stootbelastingenvan de grote schuifdeuren. Strackee heeft die conclusie bestreden. De schuifdeuren worden vanaf 2010 nauwelijks gebruikt, bovendien worden rubberen stootblokken toegepast en vormen schuifdeuren in zijn algemeenheid geen schademechanisme voor steens gemetselde muren, aldus Strackee. In haar notitie geeft RHDHV aan bij haar conclusie te blijven.
vierde tussenconclusievan het hof is dan ook dat NAM het vermoeden van causaal verband tussen deze schadegroep en de aardbevingen niet heeft weerlegd.
aangetast door veroudering. Vooral het voegwerk is in slechte staat. Op een aantal plaatsen is beplanting tegen en in de muren en het dak gegroeid, waardoor ook schade is ontstaan. Er is sprake van achterstallig onderhoud.
Volgens Strackee is het onderhoud uitgesteld, maar is dat het gevolg van het uitblijven van overeenstemming tussen NAM en [appellanten] in de periode 2013-2020.
achterstallig onderhoud. Daarmee heeft NAM het vermoeden weerlegd dat deze schade is veroorzaakt door aardbevingen. Het hof volgt [appellanten] niet in het betoog dat zij geen onderhoud hebben verricht en kennelijk ook niet hoefden te verrichten vanwege het ontbreken van overeenstemming over de schade tussen hen en NAM. [appellanten] hebben er klaarblijkelijk voor gekozen om de schuren in het geheel niet te onderhouden vanwege hun discussie met NAM. Dat staat hun uiteraard vrij, maar de gevolgen daarvan kunnen zij in redelijkheid niet op NAM afwentelen. Niet valt in te zien waarom zij nadeel zouden ondervinden, indien zij het normale onderhoud aan de boerderij zouden hebben verricht en ondertussen zouden hebben geprobeerd om vergoeding te krijgen voor de schade vanwege de aardbevingen. De
vijfde tussenconclusievan het hof is daarom dat NAM het vermoeden van een causaal verband tussen deze schadegroep en de aardbevingen heeft weerlegd en dus niet aansprakelijk is voor de kosten van herstel van deze schade.
schade 19. Volgens RHDHV is de rollaag niet afgedekt en worden de stenen ervan door regen doornat. Bij vorst bevriest dit vocht, zet dan uit en beschadigt de stenen, die ook los komen te liggen op het onderliggende lood. Strackee heeft deze stelling weersproken. Volgens haar zou de rollaag bij vorstschade verticaal vervormen. Daar is in dit geval geen sprake van.
zesde tussenconclusievan het hof is dan ook dat NAM het vermoeden van causaal verband tussen deze schade en de aardbevingen in voldoende mate heeft weerlegd.
schade 26, een schade in de buitenwand van de linkerschuur. Het gaat om een verticale scheur in het metselwerk van de rollaag tussen een stalraam en de dakrand. Op deze locatie kunnen gemakkelijk trekspanningen ontstaan in het metselwerk onder invloed van temperatuurverschillen. Strackee is in haar rapport niet inhoudelijk ingegaan op deze verklaring voor het ontstaan van de schade. De
zevende tussenconclusievan het hof is daarom dat het vermoeden van causaal verband tussen deze schades en aardbevingen is weerlegd.
de rollagen. Rollagen hebben volgens RHDHV een beperkt draagvermogen. Ze zijn slechts geschikt als latei bij kleine overspanningen van 80 - 100 cm. In de woning zijn ze over een grotere breedte (1,2 m en 1,7 m) toegepast. Bovendien wordt het draagvermogen in de loop der tijd minder. De driehoeksvorm van de scheuren is ook karakteristiek voor het type schade dat daardoor ontstaat, aldus RHDHV.
Strackee wijst er in haar rapport op dat in de periode van de bouw nog geen lateien werden toegepast, maar dragende kozijnen in combinatie met een rollaag. RHDHV heeft niet met berekeningen aangetoond dat er sprake is van onvoldoende draagvermogen.
RHDHV heeft daar in haar notitie op gereageerd met de opmerking dat in de boerderij wel degelijk lateien zijn gebruikt (weliswaar niet altijd op deugdelijke wijze) en waar dat niet is gebeurd de constructie niet voldoet.
achtste tussenconclusievan het hof is daarom dat NAM het vermoeden van causaal verband tussen deze schades en de aardbevingen heeft weerlegd.
linkerschuur boven de deuropeningen. Daar zijn geen lateien toegepast. Volgens RHDHV is het metselwerk boven de deuren gescheurd omdat het zonder latei de belasting niet kan opnemen. In het rapport van Strackee wordt deze conclusie niet besproken en dus ook niet gemotiveerd weersproken. Het hof zal dan ook uitgaan van de juistheid ervan. De
negende tussenconclusievan het hof is dan ook dat NAM het vermoeden van het bestaan van een causaal verband tussen deze schade en de aardbevingen heeft weerlegd.
5.De beslissing
8 september 2021 voor wat betreft de beslissing in de zaak 16-63 (dictum 3.1 tot en met 3.5)
en beslist als volgt;