Uitspraak
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
zetelende te Rijen, gemeente Gilze en Rijen,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
De dochtermaatschappij is op haar beurt houdster van alle aandelen in het geplaatste kapitaal van een aantal vennootschappen. Tezamen vormen zij [A] groep. Deze groep houdt zich bezig met de productie van en handel in onder meer potplanten.
De onderdelen A. en B. van de vordering van [eiseres] betreffen schade die voortvloeit uit de schade die de dochtermaatschappij heeft geleden door haar lagere bedrijfsresultaat als gevolg van de besluiten van de gemeente. Inmiddels is in eerste aanleg vastgesteld dat de gemeente jegens de dochtermaatschappij niet aansprakelijk is voor die schade. Eveneens is vastgesteld dat van aansprakelijkheid van de gemeente jegens de holding geen sprake is vanwege het concernverband tussen de holding en de dochtermaatschappij (…). Tegen deze vaststellingen zijn geen grieven gericht. De grond die [eiseres] in hoger beroep aanvoert betreft (alleen) de positie van de holding als aandeelhouder van de dochtermaatschappij en de vermogensschade die de holding in die hoedanigheid zelf heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig optreden van de gemeente. Het hof stelt vast dat dit niet de schade kan zijn die de dochtermaatschappij heeft geleden, want daarvoor is de gemeente, zoals gezegd, niet aansprakelijk. Volgens [eiseres] is door het onrechtmatig handelen van de gemeente definitief schade ontstaan voor de waarde van de aandelen van de holding in de dochtermaatschappij c.q. is sprake van gederfd dividend, zodat eventuele verkoop van de aandelen niet relevant is en de schade ook zonder die verkoop reeds is geleden en voor vergoeding in aanmerking komt. Het hof kan zich in dit standpunt niet vinden. In geval van verkoop van de aandelen van de holding in de dochtermaatschappij kan worden vastgesteld of en in hoeverre die aandelen een waardevermindering hebben ondergaan als gevolg van het handelen van de gemeente. Bij voortzetting van de verhouding tussen de holding en de dochtermaatschappij, zoals inmiddels meer dan tien jaar het geval is, kan niet worden vastgesteld dat schade is ontstaan, zodat ook een abstracte schadeberekening als [eiseres] voorstaat, niet aan de orde is.
4.Beslissing
12 oktober 2018.