ECLI:NL:GHARL:2024:2727

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
200.323.246/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de totstandkoming van een overeenkomst voor opleidingskosten tussen een leerwerkbedrijf en een opleidingsinstituut

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Loon- en Aannemingsbedrijf V.O.F. en Stichting PTC+, h.o.d.n. Aeres Tech over de vraag of er een overeenkomst tot stand is gekomen die Loon- en Aannemingsbedrijf verplicht om de opleidingskosten van de BBL-opleiding van haar werknemer te betalen. De werknemer had zich aangemeld voor de BBL-opleiding via de website van Aeres Tech, maar Loon- en Aannemingsbedrijf betwist dat zij bij deze aanmelding betrokken was en dat er een betalingsverplichting is ontstaan. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld na een eerdere uitspraak van de kantonrechter. De kern van de zaak draait om de vraag of de aanmelding door de werknemer voldoende was om een overeenkomst te vormen, en of Loon- en Aannemingsbedrijf de investeringsvoorwaarden heeft aanvaard. Het hof oordeelt dat Aeres Tech onvoldoende bewijs heeft geleverd dat er een overeenkomst tot stand is gekomen. De vordering van Aeres Tech wordt afgewezen, en het hof vernietigt het eerdere vonnis van de kantonrechter. Aeres Tech wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.323.246/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 9530531)
arrest van 9 april 2024
in de zaak van

1.Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] V.O.F.,

die is gevestigd in [vestigingsplaats] ,
en haar vennoten
2. [appellant2],
3. [appellant3],
die wonen in [woonplaats1] ,
die hoger beroep hebben ingesteld,
bij de kantonrechter: gedaagde partijen in conventie en eisende partijen in voorwaardelijke reconventie,
hierna gezamenlijk:
Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1],
advocaat: mr. H.G. Bouwman, die kantoor houdt te Hattem,
tegen
Stichting PTC+, h.o.d.n. Aeres Tech,
die is gevestigd in Ede,
bij de kantonrechter: eisende partij in conventie en verwerende partij in voorwaardelijke reconventie,
hierna:
Aeres Tech,
advocaat: Mr. E. Koekoek, die kantoor houdt te Barneveld.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Naar aanleiding van het arrest van 1 augustus 2023 heeft op 6 februari 2024 met instemming van partijen een enkelvoudige mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Partijen hebben het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen op het voorafgaand aan het arrest van
1 augustus 2023 overgelegde procesdossier dat is aangevuld met voormeld proces-verbaal.

2.De kern van de zaak

2.1
Het gaat in deze zaak om de vraag of tussen Aeres Tech en Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] een overeenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] gehouden is om de opleidingskosten van de Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL-opleiding) van haar werknemer [de werknemer] over het schooljaar 2020-2021 aan Aeres Tech te voldoen. Het geschil heeft de volgende feitelijke achtergrond.
2.2
Aeres Tech is een expertise- en opleidingscentrum van de technische branche in het algemeen en de landbouwtechniek in het bijzonder. Aeres Tech is gevestigd in Ede en werkt onder de licentie van Stichting Regionaal Opleidingen Centrum Aventus te Apeldoorn (hierna: Aventus).
2.3
Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] is een bedrijf dat zich bezig houdt met onder andere agrarisch loonwerk, grondverzet en meststoffendistributie.
2.4
[de werknemer] , geboren [in] 2004 (hierna: [de werknemer] ), is op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst bij Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] en heeft zich op
30 maart 2020 door het invullen van een online aanmeldingsformulier op de website van Aeres Tech aangemeld voor de BBL-opleiding ‘Allround monteur mobiele werktuigen
niveau 3’ (hierna: de BBL-opleiding).
2.5
In het online aanmeldingsformulier op de website van Aeres Tech staat onder het kopje ‘
Afsluitende vragen’ het volgende vermeld:

Op de opleiding zijn investeringsvoorwaarde van toepassing. Deze kunt uhierdownloaden. De investeringsvoorwaarden dienen ondertekend en geüpload te worden.
*
Upload hier de investeringsvoorwaarden
Ondertekening
Ik, handtekening bevoegde namens het bedrijf, ga akkoord met dealgemene voorwaardenvan Aeres Tech
*
Ik ben mij bewust van het feit dat ik met het verzenden van deze inschrijving een betalingsverplichting aan ga.’
2.6
In de
‘Investeringsvoorwaarden BBL Opleidingen’ die Aeres Tech hanteert staat onder meer het volgende vermeld:

Investering bij Aeres Tech voor de BBL (Beroeps Begeleidende Leerweg) opleidingen.[…]* Allround technicus mobiele werktuigen (niveau 3) duur 3 jaar[…]De investering in de BBL bij Aeres Tech bedraagt € 9.204,- per leerjaar, dit bedrag wordt in twee halfjaarlijkse termijnen gefactureerd, € 4.602,- bij de start van de opleiding (september) en € 4.602,- na een half opleidingsjaar (januari).De opleiding wordt in 8 blokken van 5 aaneengesloten dagen per leerjaar gegeven. Naast de technische vakken geeft Aeres Tech ook de generieke vakken zoals: Nederlands, rekenen, Engels, Duits en loopbaan en burgerschap.
* Prijs op basis van trainingsjaar 2020-2021. Prijs is onder voorbehoud van onze jaarlijkse prijsindexering.
Bij de opleiding van Aeres Tech zijn de volgende zaken inbegrepen:
* Theorie en praktijk trainingen
* Aanvullende trainingsdagen (Aanvullende Beroeps Praktijk Vorming)
* Schoolgeld
* Lesmateriaal
* Examengeld
* Begeleiding, op de eigen werkplek en tijdens de opleiding
* Merkgerichte trainingen
* Diverse trainingen die opleiden voor een officieel diploma of certificaat (afhankelijk van het gekozen niveau, binnen de 40 trainingsdagen per leerjaar). Zoals: VCA basis / leidinggevende, SKL keurmeester veldspuiten, SKL keurmeester trekker test, Airco werkmaterieel, NEN 3140 / VP, BHV
* Lunch, koffie en thee.[…]
Ik, handtekening bevoegde namens het bedrijf, ga akkoord met de investeringsvoorwaarden en de algemene voorwaarden van Aeres Tech […]
2.7
In een e-mail van 5 augustus 2020 heeft Aeres Tech de aanmelding voor de BBL-opleiding aan [de werknemer] bevestigd. Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] is in de cc (copie conforme) van die e-mail opgenomen.
2.8
Ten aanzien van de bij de BBL-opleiding behorende beroepspraktijkvorming van [de werknemer] zijn in september 2020 afspraken gemaakt in een beroepspraktijkvormingsovereenkomst (hierna: bpv-overeenkomst). In de bpv-overeenkomst staan in een drietal titelblokken als ‘
ondergetekenden’vermeld:
- ‘
Student
- ‘
Leerbedrijf’ en
- ‘
Stichting Regionaal Opleidingen Centrum Aventus te Apeldoorn’,
waarbij onder het titelblok ‘
Student’ de gegevens van [de werknemer] staan vermeld en onder het titelblok ‘
Leerbedrijf’ de gegevens van Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] . Onder het titelblok ‘
Stichting Regionaal Opleidingen Centrum Aventus te Apeldoorn’ staan in de linkerkolom de volgende gegevens vermeld: .

Team: Landbouwtechniek
Werkadres: [adres]
Postcode en plaats: [plaats1]
Telefoon: [nummer1]
Naam BPV-begeleider: [naam1] […]
en in de rechterkolom:

Naam instelling: Stichting Regionaal Opleidingen Centrum Aventus
Correspondentieadres: Postbus 387
Postcode en plaats: 7300 AJ Apeldoorn
BRIN-nummer: 27 DV […]’
De bpv-overeenkomst is namens Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] ondertekend door [naam2] , die daar destijds werkzaam was als administratief medewerker en ‘
namens de onderwijsinstelling’ door [naam3] te Apeldoorn. Ook [de werknemer] heeft de bpv-overeenkomst ondertekend.
2.9
In de bpv-overeenkomst staat verder onder meer het volgende vermeld:

Door ondertekening van dit document komen de partijen overeen:- Dat de student de BPV uitvoert bij het leerbedrijf.
- Dat de partijen kennis hebben genomen van en instemmen met de algemene voorwaarden die deel uitmaken van de beroepspraktijkvormingsovereenkomst. Partijen verklaren door ondertekening van deze overeenkomst de in de algemene voorwaarden opgenomen verplichtingen te zullen nakomen.
- Dat bij tussentijdse wijzigingen (zoals vermeld in artikel 15 van de algemene voorwaarden) Aventus een aanvullend BPV-wijzigingsblad zal uitgeven dat niet nogmaals ondertekend hoeft te worden. […]
Op deze overeenkomst zijn de “Algemene Voorwaarden
beroepspraktijkvormingsovereenkomst” van toepassing, die zijn te vinden op
www.aventus.nl/spelregels-en-afspraken. […]
2.1
Aeres Tech heeft de volgende facturen aan Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] gestuurd:
- een factuur met nummer 2002932 van 1 oktober 2020 voor € 5.568,42, met als omschrijving ‘
BBL tarief schooljaar 2020-2021 1e termijn’;
- een factuur met nummer 2100739 van 28 januari 2021 voor € 5.568,42, met als omschrijving ‘
BBL tarief schooljaar 2020-2021 2e termijn’.
2.11
Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] heeft op 12 december 2020
€ 1.100,- en op 15 februari 2021 nogmaals € 1.100,- aan Aeres Tech betaald op de factuur met nummer 2002932.
2.12
In een brief van 14 juni 2021 heeft Aeres Tech Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] in gebreke gesteld en haar gesommeerd om binnen vijf dagen over te gaan tot betaling van het openstaande bedrag van € 8.936,84. Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] heeft daar geen gehoor aan gegeven.
2.13
[de werknemer] is per 1 april 2021 gestopt met de BBL-opleiding bij Aeres Tech. Hij heeft in het daaropvolgende studiejaar een éénjarige BBL-opleiding bij Aventus gevolgd, met Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] als leerwerkbedrijf. [de werknemer] is op dit moment voor twee dagen per week in dienst bij Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] en werkt de overige tijd op het bedrijf van zijn vader.

3.De vorderingen en grieven van partijen

3.1
Aeres Tech heeft bij de kantonrechter in conventie – na vermindering van eis – betaling gevorderd van Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] van € 10.356,43, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 9.553,94 vanaf 5 november 2021 tot de dag van algehele voldoening en met veroordeling van Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] in de kosten van de procedure.
3.2
Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] heeft bij de kantonrechter in reconventie voorwaardelijk – voor het geval de vordering van Aeres Tech zou worden afgewezen – terugbetaling gevorderd van de reeds aan Aeres Tech betaalde bedragen van in totaal
€ 2.200,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, te rekenen vanaf de datum van betekening van het vonnis, met veroordeling van Aeres Tech in de kosten van de procedure.
3.3
De kantonrechter heeft Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] in conventie – na verbetering – hoofdelijk veroordeeld om aan Aeres Tech te betalen € 10.356,43, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 9.553,94, met ingang van 5 november 2021, tot de dag van volledige betaling. De vorderingen in reconventie zijn afgewezen.
3.4
Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] heeft in het principaal hoger beroep vijf grieven naar voren gebracht tegen het (verbeterde) vonnis van 6 december 2022. Zij concluderen tot vernietiging van het bestreden vonnis en alsnog afwijzing van de vorderingen van Aeres Tech, met veroordeling van Aeres in de proceskosten in beide instanties, vermeerderd met de nakosten, uitvoerbaar bij voorraad.

4.De beoordeling van de vordering en de grievenInleiding

4.1
Het hof zal oordelen dat de vordering van Aeres Tech alsnog moet worden afgewezen. Dat wordt hierna uitgelegd. De grieven zullen daarbij thematisch worden behandeld.
Totstandkoming overeenkomst
4.2
Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] stelt zich op het standpunt dat er geen overeenkomst tussen haar en Aeres Tech tot stand is gekomen waar een betalingsverplichting voor de kosten van de BBL-opleiding van [de werknemer] uit voortvloeit. [de werknemer] heeft zich zelf door middel van het invullen van het formulier op de website van Aeres Tech aangemeld voor de BBL-opleiding en Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] is bij die aanmelding niet betrokken geweest. Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] betwist dat zij de investeringsvoorwaarden die Aeres Tech hanteert heeft aanvaard. Bij de bpv-overeenkomst die in september 2020 is gesloten was Aeres Tech volgens Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] geen partij, althans was dat voor Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] niet duidelijk. Met de bpv-overeenkomst heeft Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] bovendien alleen afspraken gemaakt over de beroepspraktijkvorming van [de werknemer] , en niet over betaling van de opleidingskosten. Het is volgens Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] nooit de bedoeling geweest dat zij de kosten van deze BBL-opleiding voor [de werknemer] zou betalen. Het gaat om een dure, niet-reguliere BBL-opleiding, waarvan de volledige kosten voor drie jaar ruim € 33.000,- zouden hebben bedragen, terwijl [de werknemer] van meet af aan voornemens is om uiteindelijk volledig op de boerderij van zijn vader te gaan werken. Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] heeft niet een dergelijke investering in [de werknemer] willen doen en heeft zich daartoe ook niet verbonden.
4.3
Aeres Tech stelt zich op het standpunt dat wel degelijk een overeenkomst tussen haar en Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] tot stand is gekomen, waar een betalingsverplichting voor Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] uit voortvloeit. Met de online aanmelding van [de werknemer] voor de BBL-opleiding is volgens Aeres Tech al een overeenkomst tot stand gekomen en een betalingsverplichting in het leven geroepen. In het online aanmeldingsformulier is ingevuld dat de werkgever akkoord is met de aanmelding en akkoord gaat met de investeringsvoorwaarden en is bovendien het postadres van Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] opgegeven als factuuradres. De aanmelding is door Aeres Tech per e-mail aan zowel [de werknemer] als Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] bevestigd. Voor Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] moet duidelijk zijn geweest dat de bpv-overeenkomst met Aeres Tech werd aangegaan. Aeres Tech werkt samen met Aventus – die over een CREBO-certificering beschikt – om erkende diploma’s aan te kunnen bieden en staat om die reden in de bpv-overeenkomst vermeld. Alle overige contacten en opleidingsdagen zijn echter met en bij Aeres Tech. De adresgegevens van Aeres Tech staan in de bpv-overeenkomst vermeld en daaruit had Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] kunnen afleiden dat de overeenkomst met Aeres Tech werd aangegaan. Het is volgens Aeres Tech in deze bedrijfstak gebruikelijk dat het leerbedrijf de kosten van een BBL-opleiding voor haar werknemer betaalt. Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] heeft nooit de indruk gewekt dat zij de kosten van de BBL-opleiding van [de werknemer] niet wilde betalen, heeft in deze procedure aangegeven dat zij ervan uitging schoolgeld voor [de werknemer] verschuldigd te zijn en heeft twee deelbetalingen gedaan na ontvangst van de eerste twee facturen. Daarmee heeft Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] volgens Aeres Tech haar vordering erkend.
4.4
Het hof stelt bij zijn beoordeling voorop dat volgens vaste jurisprudentie het antwoord op de vraag of een overeenkomst tot stand is gekomen, afhankelijk is van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten afleiden. Bij de totstandkoming van een overeenkomst hoeven aanbod en aanvaarding niet uitdrukkelijk plaats te vinden; zij kunnen in elke vorm geschieden en kunnen besloten liggen in een of meer gedragingen.
4.5
Ook het antwoord op de vraag wie partij is bij een overeenkomst, is volgens vaste jurisprudentie afhankelijk van hetgeen partijen jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. [1] Tot de relevante omstandigheden behoren de kenbare hoedanigheid van partijen en de context waarin partijen optraden. [2] Ook gedragingen, verklaringen en andere omstandigheden, die hebben plaatsgevonden nadat de overeenkomst is gesloten, kunnen hierbij van belang zijn. [3]
4.6
Het hof is van oordeel dat Aeres Tech in het licht van de gemotiveerde betwisting door Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld die, indien bewezen, leiden tot de conclusie dat een overeenkomst tussen Aeres Tech en Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] tot stand is gekomen op grond waarvan Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] de kosten van de BBL-opleiding van [de werknemer] aan Aeres Tech dient te voldoen.
4.7
Uit de online aanmelding via de website van Aeres Tech kan de totstandkoming van een overeenkomst met die strekking niet worden afgeleid. Tussen partijen staat in hoger beroep immers vast dat [de werknemer] die aanmelding zelf heeft gedaan, blijkens de overgelegde uitdraai uit de administratie van Aeres Tech op 30 maart 2020 ’s avonds om 21:16 uur. Voor zover in het online aanmeldingsformulier de adresgegevens van Loon- en Aannemingsbedrijf zijn opgegeven als factuuradres, en voor zover daarin door het zetten van een digitaal vinkje is ondertekend ‘
namens het bedrijf’ – Aeres Tech heeft niet gesteld dat het vinkje daadwerkelijk is gezet – is dat door [de werknemer] gedaan en niet door een bevoegde vertegenwoordiger van Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] , zodat Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] daar niet aan is gebonden. Het dient in dat geval voor risico van Aeres Tech te komen dat het vinkje kon worden gezet door iemand anders dan een (bevoegd) vertegenwoordiger van het bedrijf. Dat de aanmelding vervolgens door Aeres Tech in een
e-mail van 5 augustus 2020 is bevestigd aan [de werknemer] als geadresseerde, met Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] in de cc, maakt dat niet anders.
4.8
Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] stelt naar het oordeel van het hof terecht dat zij uit de bpv-overeenkomst redelijkerwijs niet heeft kunnen afleiden dat zij contracteerde met Aeres Tech. De naam van Aeres Tech staat immers niet in de overeenkomst vermeld, het logo van Aventus staat boven de overeenkomst en de overeenkomst is door [naam3] namens Aventus ondertekend. Ook wordt in de overeenkomst verwezen naar de ‘
Algemene voorwaarden beroepspraktijkvormingsovereenkomst’ die op de website van Aventus zijn te vinden. Verder staat in de bpv-overeenkomst vermeld dat bij tussentijdse wijzigingen Aventus een wijzigingsblad zal uitgeven. Het enkele feit dat in de bpv-overeenkomst is opgenomen dat het gaat om het team Landbouwtechniek, met daarbij vermeld het adres en telefoonnummer van Aeres Tech, alsook het feit dat de overeenkomst uitsluitend is gewisseld tussen Aeres Tech en Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] , maakt niet dat Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] had moeten begrijpen dat zij contracteerde met Aeres Tech. Voor zover Aeres Tech in dit verband aanvoert dat Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] vaker met Aeres Tech heeft gecontracteerd en dat daarom voor haar duidelijk moet zijn geweest dat ook nu Aeres Tech de contractspartij was, volgt het hof haar daarin niet, temeer omdat het daarbij niet om met de BBL-opleiding van [de werknemer] vergelijkbare opleidingen ging. Ook het feit dat de heer [naam1] van Aeres Tech met enige regelmaat op het bedrijf kwam, betekent op zichzelf nog niet dat Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] had moeten begrijpen dat zij een overeenkomst met Aeres Tech had gesloten. Niet duidelijk hoeft immers te zijn geweest in welke hoedanigheid de heer [naam1] die bezoeken bracht. Daarover is door Aeres Tech onvoldoende gesteld. Het blijven faciliteren van de BBL-opleiding van [de werknemer] na ontvangst van de eerste facturen is in de gegeven omstandigheden ook onvoldoende om aan te nemen dat, zoals Aeres Tech stelt, alsnog stilzwijgend met haar een overeenkomst tot stand is gekomen.
4.9
Aeres Tech heeft gesteld dat het in deze branche gebruikelijk is dat het leerwerkbedrijf de kosten van een BBL-opleiding voor haar rekening neemt. Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] heeft daar tegenin gebracht dat de kosten van deze BBL-opleiding uitzonderlijk hoog zijn en dat het hier gaat om een werknemer die niet voornemens is om werkzaam te blijven bij het leerbedrijf. Blijkens de stukken en de toelichting van Aeres Tech ter zitting wijkt de BBL-opleiding waar het hier om gaat inderdaad af van een reguliere BBL-opleiding, in die zin dat er meerdere voltijds lesweken zijn en er additionele trainingen worden gevolgd die opleiden voor een officieel diploma of certificaat. Zo heeft [de werknemer] zijn heftruckcertificaat en zijn VCA-diploma behaald. Deze vorm van onderwijs brengt hogere opleidingskosten met zich mee dan de opleidingskosten van een reguliere BBL-opleiding (ruim € 11.000,- per schooljaar). Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] heeft ter zitting bovendien naar voren gebracht dat het van aanvang af de bedoeling van [de werknemer] is geweest om uiteindelijk volledig werkzaam te zijn op het bedrijf van zijn vader. Op dit moment werkt [de werknemer] nog maar twee dagen per week bij Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] ; voor het overige werkt hij al thuis. Dat het ook onder deze omstandigheden gebruikelijk is dat dergelijke hoge opleidingskosten door het leerwerkbedrijf voor haar rekening worden genomen ligt niet voor de hand.
4.1
Wat daar echter ook van zij, naar het oordeel van het hof is hoe dan ook niet komen vast te staan dat Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] een betalingsverplichting voor de kosten van de opleiding van [de werknemer] op zich heeft genomen.
4.11
Voor zover Aeres Tech zich hierbij beroept op de investeringsvoorwaarden die zij voor deze BBL-opleiding hanteert, geldt dat uit de overgelegde stukken niet blijkt dat Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] die investeringsvoorwaarden heeft aanvaard. Aeres Tech heeft een uitdraai van een (leeg) online aanmeldformulier overgelegd. Daaruit blijkt dat [de werknemer] tijdens het online aanmeldproces een door het leerwerkbedrijf ondertekende versie van de investeringsvoorwaarden had moeten uploaden. Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] betwist dat zij de investeringsvoorwaarden heeft ondertekend en dat deze door [de werknemer] zijn geüpload. Aeres Tech erkent dat in feite ook in haar memorie van antwoord. Zij betoogt immers dat het enkele feit dat Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] die investeringsvoorwaarden niet heeft getekend, niets aan haar vordering afdoet.
Uit de bpv-overeenkomst – en de daarin van toepassing verklaarde ‘
Algemene voorwaarden beroepspraktijkvormingsovereenkomst’ – vloeit anders dan Aeres Tech stelt evenmin een betalingsverplichting voort. In de bpv-overeenkomst zijn afspraken gemaakt over de beroepspraktijkvorming, maar niet over de betaling van de kosten van de opleiding.
4.12
Aeres Tech heeft tot slot nog gesteld dat Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] de betalingsverplichting heeft erkend. Niet alleen heeft Loon- en Aannemingsbedrijf in deze procedure in de brief van 18 juni 2021 geschreven dat zij in de veronderstelling was schoolgeld voor [de werknemer] verschuldigd te zijn, ook is niet geprotesteerd tegen de door Aeres Tech verzonden facturen en zijn daarop zelfs twee deelbetalingen gedaan. Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] stelt daartegenover dat schoolgeld dat haar door Aventus voor BBL-opleidingen in rekening werd gebracht altijd maar gering was en dat de boekhouder zich bij het doen van deze deelbetalingen heeft vergist. In de periode dat de facturen werden ontvangen volgden andere personeelsleden van Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] de opleiding APK3 voor Land- en Bouwtrekkers en de boekhouder is er ten onrechte vanuit gegaan dat dit de kosten van die opleidingen betrof. Dat Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] zelf aan Aeres zou hebben gevraagd om gespreid te mogen betalen wordt betwist. Naar het oordeel van het hof zijn in het licht van de gemotiveerde betwisting door Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] door Aeres Tech onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld om aan te nemen dat de vordering door Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] is erkend. Het doen van de deelbetalingen is daarvoor gelet op de gegeven toelichting naar het oordeel van het hof onvoldoende en de enkele omstandigheid dat Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] in de veronderstelling zou zijn geweest schoolgeld voor [de werknemer] verschuldigd te zijn, betekent nog niet dat zij daarmee ook heeft erkend de kosten van deze – nu juist qua opleidingskosten afwijkende – BBL-opleiding verschuldigd te zijn.
4.13
Beide partijen hebben een bewijsaanbod voor diverse stellingen gedaan. Het hof gaat daaraan voorbij. Voor een deel zijn de bewijsaanbiedingen niet relevant en deels zien zij niet op voldoende helder omschreven te bewijzen feiten.
Ongerechtvaardigde verrijking?
4.14
Op grond van het bepaalde in art. 6:212 BW is hij die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander verplicht, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking.
4.15
Aeres Tech stelt zich op het standpunt dat Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] ongerechtvaardigd is verrijkt doordat Aeres Tech heeft geïnvesteerd in de BBL-opleiding van [de werknemer] . Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] heeft als gevolg daarvan over een hoger ontwikkelde medewerker kunnen beschikken. Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] betwist dat zij als gevolg hiervan is verrijkt. Als zij al over een hoger ontwikkelde medewerker zou hebben kunnen beschikken, dan staat daar tegenover dat aan [de werknemer] op grond van de arbeidsovereenkomst een passend loon is betaald en dat hem vanuit het bedrijf begeleiding is geboden. In het licht van deze betwisting door Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] heeft Aeres Tech haar stelling dat Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] ongerechtvaardigd zou zijn verrijkt onvoldoende onderbouwd.
Conclusie
4.16
Het hoger beroep slaagt. Het hof zal het bestreden vonnis vernietigen voor zover het de beslissingen in conventie betreft en de vordering van Aeres Tech in conventie alsnog afwijzen.
4.17
Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] heeft niet gegriefd tegen de afwijzing van haar reconventionele vordering tot terugbetaling van het reeds aan Aeres Tech betaalde bedrag van € 2.200,- en heeft in hoger beroep niet gevorderd deze alsnog toe te wijzen. Dat betekent dat die afwijzing vast staat.
Proceskosten
4.18
Omdat Aeres Tech in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof haar tot betaling van de proceskosten zowel in hoger beroep als bij de kantonrechter veroordelen.
4.19
Onder de proceskosten vallen ook de nakosten [4] .

5.De beslissingHet hof:

vernietigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 6 december 2022 (zoals op 17 januari 2023 verbeterd) voor zover het de beslissingen in conventie betreft, ook die ten aanzien van de proceskosten in conventie, en beslist:
wijst de vorderingen van Aeres Tech in conventie af;
veroordeelt Aeres Tech tot betaling van de volgende proceskosten van Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] tot aan de uitspraak van de kantonrechter:
€ 622,- aan salaris van de advocaat (2 procespunten x € 311,-);
en tot betaling van de volgende proceskosten van Loon- en Aannemingsbedrijf [appellante1] in hoger beroep:
€ 109,33 aan explootkosten,
€ 783,- aan griffierecht,
€ 2.366,- aan salaris van de advocaat (2 procespunten x appeltarief II);
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mr. M.E.L. Fikkers, mr. O.E. Mulder en mr. J.E. Wichers, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
9 april 2024.

Voetnoten

1.Zie onder meer HR 30 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2217, HR 29 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1615.
2.Zie HR 26 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH9284.
3.Zie HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2034.
4.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.