In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep van belanghebbende B.V. tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 5 oktober 2022. De zaak betreft de heffing van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) en diverse formeelrechtelijke grieven die door belanghebbende zijn ingediend. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de BPM-heffing en is in beroep gegaan tegen de beslissing van de Inspecteur. De Rechtbank heeft het beroep afgewezen, waarna belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld.
Tijdens de zitting op 22 november 2023 zijn de gemachtigden van belanghebbende verschenen, evenals vertegenwoordigers van de Inspecteur. Het Hof heeft de aangevoerde grieven beoordeeld, waaronder de vraag of de nationale rechters bevoegd zijn om het Unierecht uit te leggen en of het heffen van griffierecht in strijd is met het Unierechtelijke beginsel van effectieve rechtsbescherming. Het Hof concludeert dat de nationale rechters verplicht zijn om het Unierecht toe te passen en dat de regeling omtrent griffierecht geen onoverkomelijk obstakel vormt voor toegang tot de rechter.
Daarnaast heeft het Hof de schending van de hoorplicht en de heffingsmodaliteit van de BPM beoordeeld. Het Hof oordeelt dat de heffing van BPM niet in strijd is met het Unierecht en dat de Inspecteur de hoorplicht niet heeft geschonden. De Rechtbank heeft de proceskostenvergoeding gematigd, wat het Hof juist acht. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er wordt geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen.