ECLI:NL:HR:2020:1728
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over hoorplicht in belastingzaken en de gevolgen van onenigheid tijdens hoorgesprek
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 november 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft de vraag of de Inspecteur zijn hoorplicht heeft nagekomen in het kader van bezwaarschriften die door belanghebbende waren ingediend tegen de voldoening van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm). De belanghebbende had in 2017 twee keer bpm voldaan voor de registratie van een vanuit Duitsland overgebrachte auto. Na het indienen van bezwaarschriften had de gemachtigde van belanghebbende verzocht om een hoorgesprek, dat op 19 februari 2018 plaatsvond. Tijdens dit gesprek ontstond onenigheid over andere bezwaren, waardoor de onderhavige bezwaren niet zijn besproken. De Inspecteur verklaarde de bezwaren ongegrond, wat leidde tot hoger beroep bij het Gerechtshof Den Haag. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur zijn hoorplicht niet had geschonden, omdat er wel degelijk een hoorgesprek had plaatsgevonden, ook al waren de specifieke bezwaren niet besproken. De belanghebbende ging in cassatie tegen deze uitspraak. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat de Inspecteur aan zijn verplichtingen had voldaan. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond, zonder dat er aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.