ECLI:NL:GHARL:2024:2422

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
10 april 2024
Zaaknummer
22/902
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de waardevaststelling van een woning onder de Wet WOZ

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de waardevaststelling van een woning onder de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De belanghebbende, eigenaar van een vrijstaande woning, was het niet eens met de door de heffingsambtenaar vastgestelde WOZ-waarde van € 1.018.000 per 1 januari 2020. De heffingsambtenaar had deze waarde vastgesteld op basis van een taxatiematrix, waarin de woning werd vergeleken met drie referentiewoningen. De belanghebbende stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 898.000. Tijdens de zitting op 18 januari 2024 werd besproken of het hoger beroep zou worden ingetrokken, maar de gemachtigde van de belanghebbende bevestigde op 13 februari 2022 dat het hoger beroep zou worden gehandhaafd.

Het Hof beoordeelde of de heffingsambtenaar zijn toezendverplichting had geschonden door niet alle relevante gegevens te verstrekken die ten grondslag lagen aan de vastgestelde waarde. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar niet in strijd had gehandeld met de Algemene wet bestuursrecht, omdat de relevante informatie in het taxatieverslag was opgenomen. Het Hof concludeerde dat de heffingsambtenaar voldoende inzicht had gegeven in de waardebepaling en dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld. De stelling van de belanghebbende dat de referentiewoningen niet vergelijkbaar waren, werd door het Hof verworpen. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland en verklaarde het hoger beroep ongegrond.

De uitspraak benadrukt het belang van transparantie in de waardebepaling onder de Wet WOZ en de verplichting van de heffingsambtenaar om relevante gegevens te verstrekken. De beslissing van het Hof heeft implicaties voor toekomstige WOZ-geschillen, vooral met betrekking tot de bewijsvoering en de vergelijkbaarheid van referentiewoningen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
nummer BK-ARN 22/902
uitspraakdatum: 9 april 2024
Uitspraak van de tweeëntwintigste enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 21 maart 2022, nummer UTR 21/3257, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 12 A te [woonplaats] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2020, voor het jaar 2021 vastgesteld op € 1.018.000. Tegelijk met deze beschikking heeft de heffingsambtenaar voor dat jaar aan belanghebbende een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd.
1.2.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2024. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. A. Bakker, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [naam2] , taxateur.
1.6.
Ter zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende laten weten dat hij met belanghebbende zal overleggen over de vraag of het hoger beroep wordt ingetrokken. Op 13 februari 2022 heeft de gemachtigde aangegeven het hoger beroep te willen handhaven.
1.7.
Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

2.Vaststaande feiten

2.1.Belanghebbende is eigenaar van de woning met de volgende objectkenmerken:
Type woning
Vrijstaand
Bouwjaar
1988
Gebruiksoppervlakte
212 m2
Kavel
1.972 m2
Overig
Garage 48 m2
2.2.
De toenmalige gemachtigde van belanghebbende heeft een bezwaarschrift ingediend tegen de WOZ-beschikking van 28 februari 2021. Dit bezwaarschrift, ingekomen op 14 maart 2021, is voorzien van een taxatierapport van de woning met daarin drie referentiewoningen ( [adres1] 13A, [adres1] 9 en [adres2] 4, alle vrijstaande woningen te [woonplaats] ). De getaxeerde waarde is € 848.000. Aan het in het bezwaarschrift opgenomen verzoek om toezending van het gemeentelijke taxatieverslag is voldaan. In het bezwaarschrift is ook het volgende verzoek opgenomen:
‘Indien u voornemens bent dit bezwaarschrift ongegrond te verklaren, verzoeken wij u om uiterlijk in de uitspraak op bezwaar een overzicht op te nemen (bij voorkeur in de vorm van een taxatiematrix) van de relevante gegevens en waarden van de woning, waaronder in ieder geval:
1. De gehanteerde grondstaffel; en
2. De gehanteerde cijfers en correcties voor kwaliteit, onderhoud, ligging etc. (VLOK/KOUDV factoren).’.
2.3.
Het taxatieverslag van de woning bevat een algemene toelichting op de daarin gehanteerde objectgegevens, waaronder het type woning, de onderdelen, het bouwjaar, de inhoud, de oppervlakte, het onderhoud en de voorzieningen van de woning en van drie referentieobjecten ( [adres3] 42, [adres4] 50 en [adres2] 11, alle vrijstaande woningen te [woonplaats] ). Van de woning en van de drie referentieobjecten zijn het type woning (vrijstaande woning), de onderdelen (waaronder een aangebouwde garage, berging, serre, dakkapel en kelder), het bouwjaar, de hoeveelheid grond en de woonoppervlakte opgenomen. De staat van onderhoud en de voorzieningen zijn gewaardeerd met ‘matig’, ‘eenvoudig’, ‘voldoende’ of ‘normaal’. Daarnaast is er van de woning en van de referentieobjecten een foto in het taxatieverslag opgenomen.
2.4.
Het taxatieverslag bevat verder een toelichting op een aantal taxatiebegrippen en op de gang van zaken rondom de taxatie, waarin onder meer het volgende is vermeld:
‘Wij moeten alle woningen en andere onroerende zaken elk jaar opnieuw taxeren. Hiervoor gebruiken wij speciale geautomatiseerde systemen. Deze manier van taxeren wordt aangeduid als modelmatige waardebepaling.
(…)
Het kenmerk van deze systemen is dat een computer hiervoor grote hoeveelheden gegevens over de woningmarkt (zoals verkoopprijzen) analyseert. De geanalyseerde gegevens worden gebruikt om voor alle woningen taxatiewaarden te berekenen. Deze berekening gebeurt met de kenmerken die zijn geregistreerd van alle woningen.
(…)
Dankzij de computer kunnen wij een getaxeerde woning in feite vergelijken met alle andere woningen in de gemeente. Meer specifiek: met alle woningen in de gemeente waarvan een verkoopprijs beschikbaar is. Bij de taxatie zijn dus veel meer verkoopprijzen gebruikt dan de verkopen die op dit taxatieverslag zijn vermeld.
(…)
Om alle woningen met elkaar te kunnen vergelijken, beschikken wij (de taxateur) over heldere informatie om te bepalen in welke mate woningen op elkaar lijken. Dit laatste gebeurt zo veel mogelijk op basis van objectieve kenmerken van de woningen zoals type, grootte van de woning, bouwjaar, ligging en grootte van de kavel. Waar nodig worden ook minder objectieve kenmerken (zoals kwaliteit en onderhoudstoestand van de woning) gebruikt om te vergelijken. Al deze kenmerken worden aangeduid als 'objectkenmerken'. Wij houden deze objectkenmerken steeds actueel.
(…)
De WOZ-waarden die de computer berekent, worden uitgebreid door ons gecontroleerd en eventueel gecorrigeerd.’
2.5.
In de bezwaarfase heeft de heffingsambtenaar per e-mail de grondstaffel aan de toenmalige gemachtigde gestuurd. De hoorzitting heeft plaatsgevonden op 7 juni 2021. In de uitspraak op bezwaar van 5 juli 2021, verzonden op 10 juli 2021, is het verslag van het hoorgesprek opgenomen:
‘Tijdens de hoorzitting van 7 juni 2021 heeft u het volgende aangedragen: In afwijking van ons eerdere waardevoorstel, en na bestudering van het taxatieverslag en inachtneming van alle overige relevante verkregen informatie is ons definitieve waardevoorstel EUR 898.000. Wij verzoeken om een controle van de bruto gebruiksoppervlakte van de woning en bijgebouwen/aanbouwen in de WOZ administratie. De bruto gebruiksoppervlakte (wonen plus overige inpandige ruimte) zoals wij deze ook bij belanghebbende hebben geverifieerd (225m2) wijkt namelijk aanzienlijk af van de bruto gebruiksoppervlakte (wonen plus overige inpandige ruimte) zoals genoemd in het gemeentelijke taxatieverslag (254m2). Na bestudering van alle gegevens (inclusief het gemeentelijke taxatieverslag) zijn de best vergelijkbare referentiewoningen: [adres1] 13 A [woonplaats] en [adres1] 9 [woonplaats] en [adres2] 5 [woonplaats] De woning [adres1] 9 [woonplaats] heeft een recente koopsom (koopdatum 2e helft van 2020), waarvan wij vermoeden dat deze om deze reden niet in de gemeentelijke WOZ herwaardering is betrokken. Op basis van heersende rechtspraak is deze woning als referentie te gebruiken omdat deze binnen een jaar na waardepeildatum is verkocht. Dat de datum van de koopovereenkomst (en niet de overdracht bij de notaris) hiervoor bepalend is volgt mede uit HR 29 januari 2016 ECLI:NL:HR:2016:113. De keuken is zeer gedateerd: meer dan 30 jaar oud. De badkamer is zeer gedateerd: meer dan 30 jaar oud. De (in het gemeentelijke taxatieverslag opgenomen) referentie [adres2] 11 [woonplaats] is minder goed vergelijkbaar met de woning van belanghebbende dan de door ons gebruikte referenties, aangezien: deze verderop is gelegen dan de door ons gebruikte referentiewoningen, die dichter in de buurt van de woning van belanghebbende liggen; het bruto gebruiksoppervlak (165m2) teveel afwijkt van het bruto gebruiksoppervlak van de woning van belanghebbende (254m2). De (in het gemeentelijke taxatieverslag opgenomen) referentie [adres3] 42 [woonplaats] is minder goed vergelijkbaar met de woning van belanghebbende dan de door ons gebruikte referenties, aangezien: het bouwjaar (1965) teveel afwijkt van het bouwjaar van de woning van belanghebbende (1988); deze verderop is gelegen dan de door ons gebruikte referentiewoningen, die dichter in de buurt van de woning van belanghebbende liggen. De (in het gemeentelijke taxatieverslag opgenomen) referentie [adres4] 50 [woonplaats] is minder goed vergelijkbaar met de woning van belanghebbende dan de door ons gebruikte referenties, aangezien: het bouwjaar (1948) teveel afwijkt van het bouwjaar van de woning van belanghebbende (1988); deze verderop is gelegen dan de door ons gebruikte referentiewoningen, die dichter in de buurt van de woning van belanghebbende liggen.’
2.6.
In de uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar ook het volgende geschreven:
‘In uw bezwaarschrift verzoekt u om de gehanteerde grondstaffel en de gehanteerde cijfers en correcties voor kwaliteit, onderhoud, ligging etc. (VLOK/Koudv factoren). De grondstaffel is met een e-mailbericht reeds aan u verstrekt. In het taxatieverslag worden de onderhoudstoestand (hieronder is ook de kwaliteit van de woning begrepen) en het voorzieningenniveau van het object en de referenties vermeld. De uitstraling van het object en de referenties kunt u waarnemen door middel van de foto's op het verslag en is zoveel als mogelijk vergelijkbaar. Dit geldt eveneens voor de ligging, die in de regel verdisconteerd is in de ligging van de verkoopcijfers van de referenties.’.
2.7.
In beroep heeft belanghebbende gesteld dat datgene wat blijkens de uitspraak op bezwaar door belanghebbende is aangevoerd als herhaald en ingelast moet worden beschouwd.
2.8.
In de beroepsfase heeft de heffingsambtenaar een taxatiematrix laten opmaken, waarin de woning per 1 januari 2020 is getaxeerd op € 1.018.000. Deze matrix is gedagtekend 23 september 2021 en is opgemaakt door [naam3] , taxateur. In de taxatiematrix (hierna: de taxatiematrix) zijn drie vrijstaande referentieobjecten opgenomen, alle gelegen aan een rustige weg in een bosrijk gebied te [woonplaats] . In de taxatiematrix luiden de gegevens als volgt:
  • woning van belanghebbende,bouwjaar 1988, gebruiksoppervlakte 212 m2, kaveloppervlak 1.972 m2, type bungalow, bouwkundige kwaliteit ‘voldoende’, staat van onderhoud ‘matig’, voorzieningen ‘eenvoudig’, garage 48 m2 € 48.000, woningwaarde per m2 € 3.282,
  • [adres5] 1, bouwjaar 1995, gebruiksoppervlakte 224 m2, kaveloppervlak 1.525 m2, type villa, bouwkundige kwaliteit ‘voldoende’, staat van onderhoud ‘voldoende’, voorzieningen ‘normaal’, overkapping 19 m2 € 4.750, tuinhuis 8 m2 € 800 , kelder 13 m2 € 13.000, garage 32 m2 € 32.000, verkoopdatum 17 november 2020, verkoopprijs € 1.140.000, woningwaarde per m2 € 3.591,
  • [adres2] 11, bouwjaar 1990, gebruiksoppervlakte 165 m2, kaveloppervlak 1.015 m2, type semibungalow, bouwkundige kwaliteit ‘voldoende’, staat van onderhoud ‘voldoende’, voorzieningen ‘eenvoudig’, garage 30 m2 € 30.000, verkoopdatum 11 juli 2019, verkoopprijs € 850.000, woningwaarde per m2 € 3.543,
  • [adres1] 9, bouwjaar 1987, gebruiksoppervlakte 172 m2, kaveloppervlak 1.410 m2, type semibungalow, bouwkundige kwaliteit ‘voldoende’, staat van onderhoud ‘matig’, voorzieningen ‘eenvoudig’, overkapping 4 m2 € 1.000, garage 19 m2 € 19.000, verkoopdatum 15 oktober 2020, verkoopprijs € 940.000, woningwaarde per m2 € 3.743.
In de taxatiematrix zijn de indexeringspercentages voor 2019 van 3,2% en voor 2020 van 2,2% vermeld. Ook is de gehanteerde grondstaffel opgenomen.

3.Geschil

3.1.
In hoger beroep is in geschil of de waarde van de woning per waardepeildatum 1 januari 2020 te hoog is vastgesteld.
3.2.
Belanghebbende beantwoordt die vraag bevestigend en bepleit een waarde van € 898.000. De heffingsambtenaar beantwoordt die vraag ontkennend.
3.3.
Verder is in geschil of de heffingsambtenaar zijn toezendverplichting als bedoeld in artikel 40, lid 2, van de Wet WOZ heeft geschonden na een in de bezwaarfase gedaan verzoek om gegevensverstrekking.

4.Beoordeling van het geschil

Toezendplicht
4.1.
De stelling dat de heffingsambtenaar in strijd met het bepaalde in artikel 6:17 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft gehandeld door in de bezwaarfase niet de waardeberekening met de grondstaffel toe te zenden, verwerpt het Hof. Artikel 6:17 Awb gaat niet verder dan dat in het geval er een gemachtigde is de plicht bestaat aan hem stukken te zenden [1] . Dat artikel heeft geen betrekking op de vraag voor welke stukken een toezendplicht geldt.
4.2.
Op grond van artikel 40, lid 2, Wet WOZ moet aan degene te wiens aanzien een beschikking als bedoeld in de Wet WOZ is genomen, en die een voldoende specifiek verzoek doet tot het verstrekken van bepaalde gegevens die niet in het taxatieverslag zijn opgenomen, maar die wel ten grondslag liggen aan de vastgestelde waarde van de onroerende zaak, een afschrift van die gegevens worden verstrekt [2] . Gelet op de strekking en bewoordingen van dit artikel dient het verzoek om verstrekking van gegevens betrekking te hebben op bepaalde, door de belanghebbende aangewezen onroerende zaken [3] .
4.3.
De gemachtigde heeft vóór ontvangst van het taxatieverslag een verzoek gedaan tot het verstrekken van de ter zake van de woning gehanteerde cijfers en correcties voor kwaliteit, onderhoud, uitstraling, doelmatigheid, voorzieningen en de ligging. Dit verzoek, dat ziet op één bepaalde onroerende zaak, is voldoende specifiek.
4.4.
Voorafgaand aan de uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar het taxatieverslag en de grondstaffel aan de gemachtigde verstrekt. In het taxatieverslag staat de waardering van kwaliteit, onderhoud en voorzieningen van de woning en de referentieobjecten vermeld, maar niet hoe en in welke mate de verschillen tussen deze objectkenmerken van invloed zijn op de berekende taxatiewaarde, terwijl belanghebbende wel om dat inzicht heeft gevraagd door ook te verzoeken om een overzicht van de correcties. Uit de in de uitspraak op bezwaar gegeven toelichting op het taxatieverslag zijn die correcties evenmin op te maken. Uit de toelichting in het taxatieverslag op de modelmatige waardebepaling blijkt dat de vaststelling van de waarde van woningen geheel of ten dele het resultaat is van een geautomatiseerd proces, waarbij het geautomatiseerde systeem taxatiewaarden berekent door rekening te houden met de objectkenmerken die zijn geregistreerd voor alle woningen, en dat die berekende waarden worden gecontroleerd en eventueel gecorrigeerd. Dit veronderstelt dat verschillen in objectkenmerken de berekende taxatiewaarde beïnvloeden. Dit brengt mee dat de heffingsambtenaar moet zorgdragen voor inzichtelijkheid en controleerbaarheid van de keuzes, aannames en gegevens die gebruikt worden bij dit geautomatiseerde proces [4] . Nu de heffingsambtenaar de verzochte correcties voor kwaliteit, onderhoud en voorzieningen desgevraagd niet heeft verstrekt, heeft hij de toezendverplichting van artikel 40, lid 2, Wet WOZ geschonden. Het Hof ziet aanleiding deze schending van de toezendverplichting met toepassing van artikel 6:22 Awb te passeren, nu niet aannemelijk is dat belanghebbende hierdoor is benadeeld. Gelet op hetgeen belanghebbende in beroep tegen de beschikte waarde heeft aangevoerd (zie 2.5. en 2.7.) acht het Hof aannemelijk dat belanghebbende ook beroep had ingesteld wanneer de heffingsambtenaar artikel 40, lid 2, Wet WOZ niet zou hebben geschonden.
Motiveringsbeginsel
4.5.
Daargelaten dat in een zaak als deze in (hoger) beroep de vastgestelde waarde zonder terughoudendheid wordt beoordeeld, gaat het Hof voorbij aan de door belanghebbende in hoger beroep gestelde schending van het motiveringsbeginsel wat betreft de uitspraak op bezwaar, reeds omdat belanghebbende, door enkel te stellen dat hetgeen is besproken op de hoorzitting niet volledig is weergegeven, niet voldaan heeft aan zijn stelplicht door niet aan te geven wat er ontbreekt.
Schending van artikel 8:42 Awb
4.6.
Belanghebbende stelt met een beroep op artikel 8:42 Awb dat de heffingsambtenaar de bouwtekeningen van de in de taxatiematrix gehanteerde referentiewoningen dient in te brengen, alsmede de iWOZ-vastgoedkaarten daarvan. Met de in hoger beroep door de heffingsambtenaar overgelegde iWOZ-vastgoedkaarten van de referentiewoningen met daarin de plattegronden, is voldaan aan het inbrengen van de bouwtekeningen, zodat het beroep van belanghebbende op schending van artikel 8:42 Awb faalt.
Waarde van de woning
4.7.
De waarde als bedoeld in artikel 17, lid 2, Wet WOZ is naar de bedoeling van de wetgever "de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding" [5] . De bewijslast met betrekking tot deze waarde rust op de heffingsambtenaar. Slechts indien de heffingsambtenaar niet aan de op hem rustende bewijslast heeft voldaan, komt de vraag aan de orde of de belanghebbende de (eventueel) door hem verdedigde waarde aannemelijk heeft gemaakt. Indien ook dat laatste niet het geval is, kan de rechter – eventueel na inwinning van een deskundigenbericht - zelf tot een vaststelling in goede justitie van de in artikel 17, lid 2, Wet WOZ bedoelde waarde komen.
4.8.
In hoger beroep bepleit belanghebbende een lagere waarde. In dat geval rust op de heffingsambtenaar de last feiten te stellen en die bij betwisting aannemelijk te maken die meebrengen dat de door hem verdedigde waarde niet te hoog is. De vraag of de heffingsambtenaar in het leveren van dat bewijs is geslaagd, moet worden beoordeeld in het licht van hetgeen belanghebbende naar voren heeft gebracht.
4.9.
Ter onderbouwing van de door hem verdedigde waarde wijst de heffingsambtenaar op de taxatiematrix opgesteld door [naam3] , taxateur. Hierin is de woning op € 1.018.000 getaxeerd aan de hand van verkoopcijfers van drie woningen die omstreeks de waardepeildatum zijn verkocht. Ter zitting heeft belanghebbende desgevraagd laten weten dat hij de in de taxatiematrix opgenomen secundaire objectkenmerken van de referentiewoningen niet betwist. De secundaire objectkenmerken van de woning van belanghebbende (‘voldoende’ voor bouwkundige kwaliteit, ‘matig’ voor onderhoud en ‘eenvoudig’ voor voorzieningen) vindt hij in de taxatiematrix wel onjuist gewaardeerd, waarvoor hij naar de door hem in hoger beroep overgelegde foto’s van de woning verwijst.
4.10.
Naar het oordeel van het Hof heeft de heffingsambtenaar met de taxatiematrix en de daarop gegeven toelichting ter zitting en in zijn verweerschrift aannemelijk gemaakt dat de waarde van de woning per de waardepeildatum niet te hoog is vastgesteld. Gezien het soort object (vrijstaande (semi)bungalow/villa), de locatie (rustige straat in bosrijk gebied), de uitstraling, bouwjaren, de gebruiks- en grondoppervlakten en de overige kenmerken zijn de referentieobjecten goed vergelijkbaar met de woning. De stelling dat de referentiewoningen [adres2] 11 en [adres1] 9 wegens de geringere gebruiksoppervlakte niet vergelijkbaar zijn met de woning volgt het Hof niet, omdat het verschil in gebruiksoppervlakte niet zodanig groot is dat geen vergelijk meer kan worden gemaakt. Juist de locatie, de soort woning en het bouwjaar maken dat [adres2] 11 en [adres1] 9 goede referentiewoningen zijn. Gelet op het verschil in m2 en op de gehanteerde woningwaarden per m2 is de grotere gebruiksoppervlakte van de woning met in achtneming van de overige verschillen ten opzichte van [adres2] 11 en [adres1] 9 voldoende meegewogen. Dat de heffingsambtenaar niet cijfermatig (bijvoorbeeld in de vorm van percentages) heeft aangegeven hoe exact het verschil in de primaire en secundaire objectkenmerken van kwaliteit, onderhoud en voorzieningen ten opzichte van de referentiewoningen is meegewogen in de gehanteerde woningwaarde per m2 van de woning, maakt niet dat de heffingsambtenaar niet voldaan heeft aan zijn bewijslast. Door opname in de taxatiematrix van de woningwaarden per m2 van de woning en de referentiewoningen heeft de heffingsambtenaar voldoende inzicht verschaft om de aan de waardevaststelling ten grondslag liggende keuzes, aannames en gegevens te kunnen controleren. Ook is bij de herleiding van de waarde van de woning uit de (gecorrigeerde) verkoopcijfers van de referentieobjecten gezien de gehanteerde woningwaarde per m2 voldoende rekening gehouden met de als ‘voldoende’ aangemerkte (bouw)kwaliteit, de matige staat van onderhoud en de eenvoudige en gedateerde voorzieningen van de woning. Een nog lagere waardering daarvan heeft belanghebbende gesteld, maar aan de hand van de in hoger beroep overgelegde foto’s en anderszins onvoldoende aannemelijk gemaakt, zodat het Hof van de in de taxatiematrix opgenomen waardering van de kwaliteit, onderhoud en voorzieningen van de woning uitgaat.
4.11.
Met een verwijzing naar de iWOZ-vastgoedkaart met daarin een gebruiksoppervlakte van 245 m2 betwist belanghebbende de door de heffingsambtenaar gehanteerde gebruiksoppervlakte van [adres5] 1 van 224 m2. De heffingsambtenaar heeft toegelicht hoe hij de gebruiksoppervlakte van 224 m2 heeft berekend, namelijk conform de NEN 2580-norm op basis van de bouwtekening van deze woning. De overkapping van 19 m2, de kelder en de garage zijn daarin niet meegenomen. Gelet op deze toelichting heeft de heffingsambtenaar de door hem gehanteerde gebruiksoppervlakte van 224 m2 voldoende aannemelijk gemaakt, zodat het Hof van die gebruiksoppervlakte uitgaat. Dit geldt ook voor de primaire objectkenmerken van de andere referentieobjecten, die belanghebbende niet betwist.
4.12.
Wat betreft de indexeringspercentages is het Hof van oordeel dat de heffingsambtenaar met de verstrekking van de gerealiseerde verkoopprijzen, de geïndexeerde verkoopprijzen en de verkoopdata van de referentieobjecten, die percentages - en daarmee de waarde - voldoende inzichtelijk heeft gemaakt. De hoogte van de indexeringspercentages is ook in de taxatiematrix vermeld. Het Hof neemt daarbij in aanmerking dat belanghebbende niet aanvoert waarom de indexeringspercentages onjuist zouden zijn of van welke andere indexeringspercentages uitgegaan zou moeten worden, zodat het Hof uitgaat van de juistheid van gehanteerde indexeringspercentages. Ten slotte overweegt het Hof dat het door belanghebbende vermeende gebrek aan inzicht niet (zonder meer) leidt tot het oordeel dat de verkoopcijfers van de referentieobjecten onvoldoende steun geven aan de vastgestelde waarde.
4.13.
Wat betreft de door belanghebbende aangevoerde woning [adres6] 52, waarvan op 1 mei 2020 de eigendom geleverd is voor € 1.050.000, staat vast dat deze woning geschakeld is en bouwjaar 1953 heeft. Het Hof acht die woning daarom onvoldoende vergelijkbaar met de vrijstaande woning van belanghebbende met bouwjaar 1988. Ook het beroep van belanghebbende op de transactieprijs van 3 februari 2020 van [adres7] 3 van € 1.175.000 kan hem niet baten. De heffingsambtenaar heeft namelijk gesteld dat die verkoopprijs juist de vastgestelde waarde van € 1.018.000 onderbouwt. Belanghebbende heeft dit onvoldoende betwist, waardoor ook dit beroep faalt.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Keuning, voorzitter in tegenwoordigheid van mr. K. de Jong-Braaksma als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 april 2024
De griffier, De voorzitter,
K. de Jong-Braaksma J.W. Keuning
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op 10 april 2024.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Hoge Raad 20 september 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7148
2.Hoge Raad 18 augustus 2023, ECLI:NL:HR:2023:1052, r.o. 3.2.4.
3.Hoge Raad 21 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AW2326
4.Hoge Raad 17 augustus 2018, ECLI:NL:HR:2018:1316, r.o. 2.3.3.
5.Kamerstukken II 1992/93, 22 885, nr. 3, blz. 44