Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- akte van de kant van [appellante] , met een productie,
- antwoordakte van de kant van Vechtland, met vier producties.
2.Het oordeel van het hof
een bedrag van € 526,70 inclusief btw moet betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Hierna zal het hof uitleggen hoe het tot die beslissing komt.
“Controleren elektratekeningen, daarna nog eenmaal aanpassen door elektricien en inladen door EVE”waarbij onder ‘actie’ staat ‘
BBL/EVE’. Dat duidt niet op een opdracht van Vechtland, maar juist op verantwoordelijkheid van EVE, die door Vechtland was ingeschakeld en werd betaald voor deze zaken.
nog eenmaal aanpassen door elektricien’ InstalTech Twente werd bedoeld. Verder heeft Vechtland onvoldoende onderbouwd dat in de opdracht aan EVE al lag besloten dat EVE verantwoordelijk was voor de elektratekeningen, en de kosten daarvan. Dat blijkt ook niet ondubbelzinnig uit de overgelegde opdrachtbevestiging van Vechtland aan EVE waarin staat: “
EVE Architecten vraagt voor u offertes op voor de diverse externe adviseurs (constructeur e.d.) en adviseert u hierin. De kosten van de externe adviseurs zijn niet in onze prijsaanbieding opgenomen”(productie G2). Dit betekent dat [appellante] de elektratekeningen moest controleren en de opdracht had om InstalTech Twente de tekeningen te laten aanpassen, waarna EVE ze in het kader van de vergunningsaanvraag zou indienen. Vechtland moet daarom de kosten van InstalTech Twente aan [appellante] vergoeden.
€ 10.466 exclusief btw (€ 2.766 en € 7.700 exclusief btw). Het gaat daarbij allereerst om een factuur van € 2.766 exclusief btw met de omschrijving ‘Vervaardigen transmissieberekeningen conform opgaaf 2-8-19’ en ‘Extra arbeid transmissie ‘laatste’ woning’. Daarnaast wordt verwezen naar een e-mail van de heer [de installateur] (productie 28D) waarin hij de nummers en data weergeeft van 6 offertes die in de periode april - november 2019 zijn verstuurd, met diverse aanpassingen voor 38 woningen Vreeland. [de installateur] schat in die e-mail het aantal uur voor ‘calculatie en overleg’ in op een totaal van ‘
wel 100 uur’. Dit resulteert volgens [appellante] in een kostenpost van € 7.700 exclusief btw.
Bij de geschatte 100 uur uit de e-mail van de heer [de installateur] blijkt de link met het project wel expliciet (’38 woningen Vreeland’). Volgens de e-mail van [de installateur] was een schatting noodzakelijk, omdat hij zijn uren niet exact heeft bijgehouden. Waar [de installateur] zijn schatting op heeft gebaseerd, blijkt niet. Verder heeft Vechtland terecht aangevoerd dat niet duidelijk is of [appellante] de kosten hiervan (€ 7.700 exclusief btw) doorbelast heeft gekregen. Er is geen factuur in het geding gebracht, noch bewijs dat [appellante] dit bedrag aan [de installateur] heeft betaald. Dat het bovendien - naar eigen zeggen van [de installateur] - gaat om zes offertes is een aanwijzing dat het eerder inspanningen van [de installateur] betreft voor het verwerven van een opdracht, dan om een opdracht om tegen betaling installatietechnisch advies uit te brengen. Ook van deze kosten is niet gebleken dat die door [appellante] zijn gemaakt.
Vechtland betwist van verschillende personen de omvang van verrichte werkzaamheden en het gehanteerde uurtarief. Het hof onderzoekt daarom aan de hand van de opgevoerde interne kosten per persoon of en zo ja, tot welk beloop die moeten worden vergoed door Vechtland. Daarbij geldt dat het op de weg van [appellante] ligt om de verschillende gehanteerde uurtarieven te onderbouwen. Dat heeft zij echter niet gedaan, zodat de omvang van de schade niet zonder meer kan worden vastgesteld op basis van de stellingen van [appellante] , gegeven de betwisting door Vechtland. De kosten per persoon kunnen ook niet gelijk worden gesteld met voor de desbetreffende functie gebruikelijk uurlonen, omdat daarin niet de werkgeverslasten zijn opgenomen. De hoogte van de schade kan daardoor niet exact worden vastgesteld. Artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) geeft het hof in zo’n geval de bevoegdheid de schade te schatten. Bij gebrek aan een deugdelijke onderbouwing van de kant van [appellante] , zal het hof daarbij de door Vechtland gestelde uurtarieven tot uitgangspunt nemen.
Op de vraag of over de diverse posten btw is verschuldigd wordt verderop ingegaan.
Volgens Vechtland is de omvang en de noodzaak van de uren van [de eerste werkvoorbereider] niet aangetoond. Alleen het overzicht van gedane calculaties laat zien welke medewerker van [appellante] wanneer welke calculatie heeft verricht, zoals [appellante] zelf heeft toegelicht. Ook is de projectadministratie gebaseerd op een opgave achteraf van gewerkte uren, naar aanleiding van een verzoek van 24 maart 2020 van [appellante] aan [de eerste werkvoorbereider] om weer te geven ‘
circa’hoeveel uur per week is besteed. Ten slotte wordt ook het uurtarief van [de eerste werkvoorbereider] betwist: dat is geen € 43,50 waar [appellante] vanuit gaat, maar ongeveer € 22,15. Volgens Vechtland zullen de uurtarieven van de andere medewerkers namelijk niet veel afwijken van het mediaan uurtarief voor een calculator.
€ 5.875 moet vergoeden.
De bezwaren van Vechtland tegen de noodzaak om te werken aan de technische omschrijving, de verkoopstukken en de optielijsten heeft het hof hiervoor al afgewezen (2.14.). Ten aanzien van de omvang van het werk van [de verkoopmanager] reageert Vechtland op de urenspecificatie. Zij voert aan dat het ongeloofwaardig is dat [de verkoopmanager] 72 uur met EVE heeft overlegd over tekenwerk, EPC, constructie e.d. Ook vindt zij niet geloofwaardig dat [de verkoopmanager] zeven uur bezig is geweest om een uitnodiging van nog geen A-4 op te stellen voor de buurtbewoners. Daarnaast betwist zij dat 56 uur gewerkt moest worden aan een optielijst, omdat die vrijwel identiek is voor ieder type woning, zodat aanpassingen weinig tijd zouden hoeven te kosten. Vechtland vraagt zich verder af waarom [de verkoopmanager] 24 uur moest overleggen met bouwpartners, zoals een keukenleverancier, terwijl de woningen zonder keuken werden opgeleverd. Ten slotte heeft [appellante] 45 uur opgevoerd voor het voorbereiden en aanwezig zijn bij vier bouwteamoverleggen. Een vergadering duurde ongeveer drie uur, maar niet duidelijk is waarom [de verkoopmanager] per vergadering meer dan acht uur aan voorbereiding nodig had.
Vechtland meent dat de werkzaamheden van [de verkoopbegeleider] naast die van [de verkoopmanager] niet noodzakelijk waren. De verkoopbaarheid van de woningen is de expertise van de makelaars met wie Vechtland rechtstreeks contact had. Wat [de verkoopbegeleider] dan bijdroeg aan de verkoopbaarheid is niet uitgelegd. Verder blijkt uit de specificatie naar de mening van Vechtland een onnodig bezoek aan de bouwlocatie (zes uur) en onnodige tijdsbesteding aan keukens (acht uur). Het uurtarief heeft Vechtland eveneens betwist.
€ 25 als uitgangspunt genomen, zodat Vechtland aan [appellante] een bedrag van € 62,50 moet vergoeden.
€ 50 is een bedrag van € 7.200.
€ 9.145,41 exclusief btw. Dit bedrag bestaat uit kadasterkosten, externe kopieerkosten en een algemene opslag van 7% voor algemene kosten, anders dan personeelskosten.
Vechtland betwist dat over de genoemde bedragen (behalve over de beslagkosten) btw verschuldigd is, omdat het gaat over kosten die als schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad worden gevorderd. Zij wijst daarbij op de website van de Belastingdienst. Als wel btw wordt toegewezen dient volgens Vechtland een btw-factuur verstrekt te worden.
€ 36.814,50. Dat moet worden vermeerderd met een opslag van 7% voor algemene kosten, wat een bedrag oplevert van € 39.391,52. Daar komt ook nog vergoeding van buitengerechtelijke kosten bij (€ 2.460,03), wat resulteert in een bedrag van
€ 41.851,55.
€ 17.100. Daarnaast heeft [appellante] recht op vergoeding van de beslagkosten van € 526,70 inclusief btw.
zoals onder Grief 10 nader is gespecificeerd”, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding (9 juli 2020). Uit de specificatie in de memorie van grieven onder grief 10 volgt echter dat aanspraak wordt gemaakt op de wettelijke handelsrente. Een redelijke uitleg van de vordering van [appellante] betekent dat zij bedoeld heeft om de wettelijke handelsrente te vorderen. Zo heeft Vechtland die ook opgevat. Vechtland heeft daartegen echter aangevoerd dat het hier om een vordering tot schadevergoeding gaat, waarop niet de wettelijke handelsrente maar de wettelijke rente van toepassing is.
[appellante] heeft buitengezet”. [appellante] heeft vergoeding van wettelijke rente gevorderd vanaf de dag van de dagvaarding, te weten 9 juli 2020, zodat het hof die laatste datum als ingangsdatum van de wettelijke rente aanhoudt.
- salaris advocaat (2 punten x tarief per punt € 1.770)
€ 3.540
- griffierecht € 5.610,00
€ 8.903
3.De beslissing
€ 3.540
dagvaarding aan Vechtland € 103,33
€ 8.903