Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaarvan
het Noordelijk Belastingkantoor(hierna: de heffingsambtenaar)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Vaststaande feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
Rioolheffing en afvalstoffenheffing
[Hof: noot 6: ECLI:NL:GHARL:2016:1539.]
[zie 2.4.]en de onderliggende overzichten en specificaties
[zie 2.6.]. Verweerder stelt hiermee voldoende inzicht in de geraamde baten en lasten te hebben verschaft. Er is geen sprake van overschrijding van de opbrengstlimiet.
.[Hof: noot 7: In o.a. de arresten van 24 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1968, 4 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:777 en 18 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:938.]Die regels kunnen als volgt worden samengevat. Uitgangspunt is dat de bewijslast ten aanzien van de feitelijke onderbouwing van het beroep op limietoverschrijding op eiser rust. Indien eiser overschrijding van de opbrengstlimiet aan de orde stelt, ligt het op de weg van de heffingsambtenaar om inzicht te verschaffen in de raming van de baten en de lasten die in de begroting zijn opgenomen. Hierbij behoeft niet ten aanzien van alle in de begroting opgenomen posten zekerheid of een volledig inzicht te bestaan. Van de heffingsambtenaar mag niet worden verlangd dat hij van alle in de verordening en de bijbehorende tarieventabel genoemde diensten afzonderlijk en op controleerbare wijze vastlegt hoe de kosten ter zake daarvan zijn geraamd. Omdat de bewijslast van de feiten die overschrijding van de opbrengstlimiet onderbouwen op eiser rust, moet hij, nadat de heffingsambtenaar inzicht heeft verschaft, voldoende gemotiveerd stellen waarom naar zijn oordeel ten aanzien van een of meer bepaalde posten in de raming redelijke twijfel bestaat of sprake is van een last ter zake. Vervolgens dient de heffingsambtenaar voor die posten nadere inlichtingen te verschaffen. Aan die inlichtingen mag geen zwaardere eis worden gesteld dan dat de heffingsambtenaar naar vermogen – dat wil zeggen in de mate waarin hij daartoe in de gegeven omstandigheden in redelijkheid in staat is – duidelijk maakt op grond waarvan hij de stellingen van eiser betwist, en waarom dus naar zijn oordeel de door eiser opgeworpen twijfel ongegrond is. Indien eiser vervolgens stelt dat de in deze inlichtingen begrepen feitelijke gegevens onjuist zijn, komt bewijslevering aan de orde en draagt eiser de bewijslast. Na bewijslevering dient de rechter, uitgaande van de feiten die hij bewezen acht, de rechtsvraag te beantwoorden welke posten kunnen worden beschouwd als een last ter zake en in het licht daarvan te beoordelen of de opbrengstlimiet is overschreden.
.[Hof: noot 8: Vergelijk Hoge Raad 3 november 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA2917.]Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser vervolgens niet voldoende gemotiveerd gesteld waarom naar zijn oordeel ten aanzien van een of meer posten in de ramingen redelijke twijfel bestaat of sprake is van een last ter zake. Eiser heeft slechts in algemene termen en summier vraagtekens geplaatst bij de omvang en samenstelling van enkele begrotingsposten. Daarmee heeft eiser niet aan zijn stelplicht voldaan. De verwijzing van eiser naar de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 maart 2016 kan verder nergens toe leiden, omdat door de belanghebbende in die zaak wel voldoende gemotiveerd werd gesteld waarom ten aanzien van een of meer bepaalde posten in de raming redelijke twijfel bestond of sprake was van een last ter zake.
[zie 2.9.], het Besluit interne kostentoerekening van 7 mei 2014 en de bijlage bij dat besluit
[zie 2.12.]en de Tarievennota
[zie 2.13.]. Verweerder stelt hiermee voldoende inzicht in de geraamde baten en lasten te hebben verschaft. Er is geen sprake van overschrijding van de opbrengstlimiet. Volgens verweerder heeft eiser niet voldaan aan de op hem rustende bewijslast omdat hij niet gemotiveerd heeft gesteld dat er redelijke twijfel bestaat ten aanzien van een of meer posten in de raming.
[zie 2.9., 2.10. en 2.11.], het Besluit interne kostentoerekening
[zie 2.12.]en de Tarievennota
[zie 2.13.]en de daarop gegeven toelichting ter zitting voldoende inzicht heeft verschaft in de ramingen van baten en lasten van de verschillende heffingen. Uit de door verweerder overgelegde stukken volgt dat de baten van de watersysteemheffing en de zuiveringsheffing de lasten van de respectievelijke heffing niet overtreffen, dan wel dat het dekkingsverschil dermate marginaal is dat daaraan geen gevolgen aan hoeven te worden verbonden
.[Hof: noot 9: Vergelijk Hoge Raad 3 november 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA2917.]Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser geen voldoende gemotiveerde stellingen ingebracht waaruit volgt waarom er naar zijn oordeel ten aanzien van een of meer bepaalde posten in de ramingen redelijke twijfel bestaat of sprake is van een last ter zake. Eiser heeft ook ten aanzien van deze heffingen slechts in algemene termen en summier vraagtekens geplaatst bij de omvang en samenstelling van enkele begrotingsposten. Daarmee heeft eiser niet aan zijn stelplicht voldaan. Ook voor deze heffingen kan de verwijzing van eiser naar de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 maart 2016 nergens toe leiden.
Griffierecht en proceskosten
6.Beslissing
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).