Uitspraak
1.[verzoeker1] ,
[verzoeker1] ,
2. [verzoeker2] ,
[verzoeker2] ,
3. [verzoeker3] ,
[verzoeker3] ,
[verzoekers] ,
1.Stichting [verweerster1] ,
de Stichting,
Neef,
de Stichting c.s.,
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep van 15 september 2022;
- de memorie van grieven van 31 januari 2023;
- de memorie van antwoord van 14 maart 2023;
- de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep;
- het tussenarrest van 18 april 2023 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op
2.De kern van de zaak
3.De feiten
- [verzoeker1] (via twee beheermaatschappijen) in totaal 31,33 % van de certificaten;
- [verzoeker2] 36,27%;
- [verzoeker3] 11,58;
- [naam1] 10,37%. Zijn beheersmaatschappij heette Beheermaatschappij [naam4] B.V. (verder: de Beheermaatschappij);
- Neef 10,44 %;
1. A. Ingeval van overlijden van een aandeelhouder, zomede ingeval hij het vrije beheer over zijn vermogen verliest, alsook ingeval van ontbinding van een huwelijksgoederengemeenschap dan wel goederengemeenschap krachtens geregistreerd partnerschap van een aandeelhouder, moeten zijn aandelen worden aangeboden met inachtneming van het in de navolgende leden bepaalde.
b. Eenzelfde verplichting tot aanbieding bestaat indien het stemrecht op aandelen niet meer toekomt aan de vruchtgebruiker en het vruchtgebruik is gevestigd op grond van artikel 4:19 of 4:21 Burgerlijk Wetboek, dan wel bij het einde van een dergelijk vruchtgebruik.
2. Ingeval een verplichting tot tekoopaanbieding bestaat, is het bepaalde in artikel 11 van overeenkomstige toepassing (…)
a. (…)
b. (…)
c. indien ten gevolge van overlijden geen andere personen dan één of meer bloedverwanten in de rechte neerdalende lijn van wijlen de heer [naam2] , geboren te [woonplaats2] op één augustus negentienhonderdtwee (01-08-1902), overleden op zeventien november negentienhonderdtweeëntachtig (17-11-1982), rechten op aandelen kunnen doen gelden.”