b) het gesprek op 18 februari 2022
De leidinggevende heeft [de werknemer] voorgehouden dat hij als adviseur van de OR vooraf betrokken was bij het plan voor de thuiswerkregeling, maar bij het bericht daarover op intranet een kritische noot heeft geplaatst die als niet constructief is ervaren. Gevraagd naar het waarom en of hij zich ervan bewust was dat de opmerking onrust kan opleveren bij collega’s, liet [de werknemer] weten dat hij zijn (onder 3.6 opgenomen) bijdrage positief en informerend vindt, de manier geschikt acht en niet ziet dat dit onrust kan veroorzaken. Op de vraag waarom hij tijdens het digitale inloopspreekuur aan een vragensteller laat weten dat hij later zal reageren, terwijl de vraag wordt gesteld aan de werkgroep, reageert [de werknemer] op vergelijkbare wijze.
Nadat de leidinggevende aangeeft dat hij graag ziet dat [de werknemer] dit een volgende keer anders aanpakt, zegt [de werknemer] dat hij van plan is klachten in te dienen (zie 3.9).
Volgens [de werknemer] was hij slachtoffer van een structurele misstand van wegpesten: het patroon dat [de manager bedrijfsvoering] en [HRM-medewerker1] , met instemming van het MT, kritische mensen binnen de organisatie de mond snoerden.
Dat [de werknemer] niet ziet dat hij, door het publiekelijk naar zich toetrekken van een vraag aan de werkgroep, de werkgroep voor de voeten loopt en ergernis oproept, geeft blijk van een niet goed gerichte sociale antenne. Dat geldt ook voor de geposte opmerking op intranet, nu [de werknemer] eerder via de OR betrokken was bij de advisering over de voorgenomen regeling en in die fase zijn kanttekening had kunnen plaatsen. En als het punt pas later bij hem opkwam, had hij de werkgroep rechtstreeks kunnen informeren zonder meteen de openbaarheid te zoeken. Zijn leidinggevende mocht hem terecht voorhouden dat hij rekening diende te houden met het effect van zijn gedrag op anderen.
De feiten rechtvaardigen niet dat [de werknemer] in dit verband spreekt over een ‘misstand’ bij de Omgevingsdienst. Hij heeft ook niet onderbouwd dat het maatschappelijk belang in het geding is, waarvan volgens artikel 1 van de Wet bescherming klokkenluiders sprake is als het niet enkel om persoonlijke belangen gaat en er sprake is van een patroon of structureel karakter, dan wel de handeling of nalatigheid ernstig of omvangrijk is. En anders dan [de werknemer] meent, maakt de actualiteit van een thema een individuele situatie nog niet tot een kwestie van maatschappelijk belang.