Uitspraak
[appellant],
1.Stichting Wold en Waard,
hierna: Wold en Waard
hierna: Nationale Nederlanden,
Wold en Waard c.s.,
1.Het verdere verloop van de procedure bij het hof
Na de mondelinge behandeling hebben partijen het hof gevraagd om arrest te wijzen.
2.2. De kern van de zaak
3.3. De feiten
‘
De heer [appellant] is een 39-jarige Leefbaarheidmedewerker bij een woningcorporatie. Hij meldde zich op 5 augustus 2010 ziek als gevolg van psychische klachten. Tijdens de eerste 104 weken van de arbeidsongeschiktheid werd cliënt doof. Communicatie gaat erg moeilijk en kan alleen schriftelijk plaatsvinden. Daarnaast heeft cliënt ook lichamelijke klachten, waardoor hij fors is beperkt. (…)Ik sprak telefonisch met de heer [naam1] van de werkgever. Ik heb hem uitgelegd dat wij op dit moment cliënt volledig arbeidsongeschikt achten, maar dat wij nog geen uitspraak kunnen doen over de duurzaamheid. Pas als er een diagnose is gesteld kan onze arts vaststellen of cliënt volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. (…)De heer [appellant] is op dit moment niet met gangbare arbeid te belasten. Client is erg beperkt in zijn communicatiemogelijkheden omdat hij inmiddels geheel doof is. (…)Naast zijn doofheid is cliënt ook fors fysiek beperkt is. Kantoorfuncties zijn weliswaar licht van aard, maar daarbij is vlotte communicatie onontbeerlijk. De meeste productiefuncties vragen een fysieke belastbaarheid die groter is dan de belastbaarheid van cliënt op dit moment. Er is daarom geen theoretische verdiencapaciteit aanwezig.(…)
[appellant] ontvangt sindsdien een WGA-uitkering.
(.. . ) Beschouwing
4. Het geschil en de beslissing van de voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering op Wold en Waard is verjaard en dat [appellant] ten aanzien van de vordering op Nationale Nederlanden, gelet op deels tegenstrijdige deskundigenberichten, voorshands onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat hij als gevolg van het ongeval van 4 augustus 2010 kampt met de door hem gestelde beperkingen en als gevolg daarvan geleden schade.
5.5. De beoordeling van de grieven en de vordering
Vordering op Nationale Nederlanden5.6 Met zijn eerste grief komt [appellant] op tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat het aan [appellant] is om voldoende aannemelijk te maken dat sprake is van causaal verband tussen het ongeval, de klachten en de schade en dat hij daarin voorshands onvoldoende is geslaagd.
juridischcausaal verband tussen het ongeval en de klachten, niet noodzakelijk dat een sluitende wetenschappelijke verklaring wordt gegeven voor de klachten waaruit in wetenschappelijke zin onweerlegbaar volgt dat de klachten het gevolg zijn van het ongeval. Het causaal verband tussen ongeval en klachten is in beginsel voldoende aannemelijk indien - kort gezegd - komt vast te staan dat betrokkene voor het ongeval de betreffende gezondheidsklachten niet had, deze klachten op zich door het ongeval veroorzaakt kunnen worden en een alternatieve verklaring voor de klachten ontbreekt [3] .
5.12 Zo heeft de in opdracht van [appellant] en Nationale Nederlanden ingeschakelde neuroloog [naam3] op 6 juni 2016 weliswaar gerapporteerd dat er een zeer fors uitgebreid en zeer atypisch pijnsyndroom van het bewegingsapparaat is ontstaan na ongeval, maar heeft hij deze klachten niet kunnen verklaren vanuit zijn vakgebied. Hij heeft gerapporteerd dat hoewel er een tijdsrelatie met het ongeval lijkt te bestaan, een anatomisch (somatisch) substraat in relatie met het ongeval niet voor de hand liggend lijkt. Ten aanzien van de andere klachten, bestaande uit gehoorverlies, episoden met aften in de mond en gewrichtsklachten heeft hij gerapporteerd dat een tijdlang een auto immuun ziekte (zoals bijvoorbeeld Morbus Behcet) is overwogen, maar dat dit nooit aangetoond heeft kunnen worden en dat hem met betrekking tot deze problematiek een relatie met het ongeval zeer onaannemelijk lijkt. Uit het rapport blijkt voorts dat diagnostiek van de neuroloog niet werd afgerond, omdat [appellant] een lumbaalpunctie weigerde en dat diagnostiek van de KNO-arts evenmin werd afgerond, omdat betrokkene ook gehooronderzoek door middel van een BERA onder narcose weigerde. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft [appellant] daarover verklaard dat hij niet bereid was nader onderzoek te laten verrichten, omdat hij er -kort samengevat- geen vertrouwen in had dat een lumbaalpunctie geen schade zou aanrichten.
5.16 Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft [appellant] gesteld dat de klachten van doofheid en aften nu geen (noemenswaardige) rol spelen en dat hij enkel door zijn rugklachten, die overigens invloed hebben op zijn hele lichaam, ernstig beperkt is. Het UWV heeft hem nooit herkeurd, zodat hij daarvan geen nadere gegevens kan overleggen.
griffierecht: € 2.135,-
salaris advocaat: € 3.540,- (2 punten, tarief V)
6.De beslissing
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;