ECLI:NL:GHARL:2023:3860

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
200.304.146
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Koopovereenkomst en non-conformiteit van een bedrijfswagen met betrekking tot herstel en schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Ro-Home Timmerwerk B.V. en Bedrijfswagens Fleet & Business Center Apeldoorn B.V. over de koop van een Renault Master. Ro-Home heeft de Renault op 18 mei 2017 gekocht, maar was ontevreden over de werking van de elektrische installatie. Na meerdere klachten en herstelpogingen door Bedrijfswagens, heeft Ro-Home uiteindelijk de Renault bij Bedrijfswagens achtergelaten en vorderingen ingesteld in zowel conventie als reconventie. De kantonrechter heeft in eerste aanleg een deel van de vordering van Bedrijfswagens toegewezen, maar de vorderingen van Ro-Home zijn afgewezen. Ro-Home is in hoger beroep gegaan, maar het hof heeft de beslissing van de kantonrechter bekrachtigd. Het hof oordeelt dat Bedrijfswagens niet in verzuim is geraakt en dat er geen causaal verband is tussen de beweerde schade en het tekortschieten van Bedrijfswagens. De vorderingen van Ro-Home zijn derhalve niet toewijsbaar. Het hof heeft Ro-Home ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.304.146
zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Apeldoorn 8902354
arrest van 9 mei 2023
in de zaak van
Ro-Home Timmerwerk B.V.
die is gevestigd in Woerden,
hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde in conventie/eiseres in reconventie,
hierna: Ro-Home,
advocaat: mr. J. Goemans
tegen
Bedrijfswagens Fleet & Business Center Apeldoorn B.V.,
die is gevestigd in Apeldoorn
en bij de kantonrechter optrad als eiseres in conventie/verweerster in reconventie,
hierna: Bedrijfswagens,
advocaat: mr. A. Neophitou.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Naar aanleiding van het arrest van 4 oktober 2022 heeft op 1 december 2022 een enkelvoudige mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1.
Ro-Home heeft van Bedrijfwagens een nieuwe Renault Master (een bakwagen; hierna: de Renault) gekocht. Over het functioneren daarvan, met name de elektr(on)ische installatie, was zij niet tevreden. Bedrijfswagens en Ro-Home willen over en weer dat de ander de kosten/de schade vergoedt die zijn/is ontstaan tijdens herstelwerkzaamheden aan de Renault.
2.2.
Bij de beoordeling van de zaak zal het hof uitgaan van de door de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Apeldoorn, in het vonnis van 23 juni 2021 [1] in ro. 2.1 tot en met 2.15 vastgestelde feiten, voor zover die in hoger beroep niet in geschil zijn. Die komen, kort samengevat en op een enkel punt verbeterd en/of aangevuld door het hof, op het volgende neer (voor zover voor de beoordeling van belang).
2.3.
De Renault is op 18 mei 2017 door Ro-Home gekocht en door Bedrijfswagens aan haar geleverd. De financiering ervan liep via een financieringsmaatschappij. Partijen hebben bij het sluiten van de koop afgesproken dat een tijdens de proefrit gebleken elektronische storing later nog door Bedrijfswagens verholpen zou worden en dat zij later ook nog een hydraulische lift en parkeersensoren op/aan de Renault zou plaatsen.
2.4.
Partijen hebben nadien meermalen met elkaar gesproken en via e-mail gecorrespondeerd naar aanleiding van het functioneren van de Renault. Bedrijfswagens heeft aan Ro-Home gemaild:
 op 3 oktober 2017: dat er nog een aantal zaken openstond, waaronder (voor zover hier van belang) montage van de lift en parkeersensoren en verhelpen van diverse elektronische storingen;
 op 2 februari 2018: dat er voor de Renault een afspraak gemaakt moest worden voor het in orde maken van een paar zaken, dat op 19 februari (of een andere dag diezelfde week) een vervangende Master voor Ro-Home beschikbaar was, met de vragen of Ro-Home de Renault dan kon brengen en kon aangeven wat de aandachtspunten waren;
 op 18 mei 2018, in een update met betrekking tot de werkzaamheden: dat de benodigde kabel voor de achteruitrijcamera dinsdag binnen zou komen, dat verwacht werd na montage hiervan dat dit was opgelost, dat het instrumentenpaneel al was vernieuwd en naar behoren werkte en dat na een uitgebreide proefrit contact met Ro-Home zou worden opgenomen;
 op 30 augustus 2018: dat Ro-Home nogmaals werd verzocht zoals afgesproken de Renault ter controle en uitvoering van garantiewerkzaamheden bij Bedrijfswagens te brengen, zodat een diagnose kon worden gesteld en met de importeur contact kon worden opgenomen om de klacht blijvend te herstellen en geprobeerd zou kunnen worden een claim bij Renault (Nederland) in te dienen ter compensatie van gemaakte kosten.
In het door Bedrijfswagens bijgehouden ‘autofiche’ inzake de Renault staan drie data met klachten over en/of herstelwerkzaamheden: 19 december 2018, 23 januari 2019 en 7 maart 2019.
2.5.
Op 7 maart 2019 heeft Ro-Home de Renault bij Bedrijfswagens gebracht in verband met diverse klachten over de elektrische installatie. Bedrijfswagens heeft Ro-Home een vervangend voertuig ter beschikking gesteld. Nadat Bedrijfswagens geen gebreken had geconstateerd, heeft zij Ro-Home laten weten dat die de Renault weer kon ophalen. Ro-Home heeft op 2 april 2019 het vervangende voertuig ingeleverd, maar de Renault bij Bedrijfswagens laten staan, omdat zij daarin geen vertrouwen meer had.
2.6.
Bedrijfswagens heeft Ro-Home per e-mail van 15 mei 2019 geschreven dat zij naar aanleiding van hun gesprek op 9 mei nog niet de klachtbrief van Ro-Home aan de importeur en een overzicht van de door Ro-Home aangegeven kosten mocht ontvangen, dat die stukken essentieel waren voor een oplossing (zoals eventueel een nieuwe Renault Master) en dat de Renault was nagekeken, dat onder de garantie werkzaamheden waren uitgevoerd en dat het voertuig volledig in orde was.
2.7.
In opdracht van Bedrijfswagens heeft DEKRA Automotive op 31 juli 2019 de Renault onderzocht en in haar rapport van 2 augustus 2019 als conclusie vermeld dat, samengevat, met uitzondering van een ruitbediening de auto voldeed aan de daaraan te stellen eisen en dat geen afwijkingen zijn aangetroffen die verband houden met de op 7 maart 2019 door de eigenaar gemelde klachten. Bedrijfswagens heeft dit rapport op 12 augustus 2019 aan Ro-Home doorgestuurd, met de mededeling dat zij de gevraagde stukken nog steeds niet van Ro-Home had ontvangen.
2.8.
Bedrijfswagens heeft Ro-Home op 2 april 2019 een factuur gestuurd in verband met de verstrekte huurauto van 25 maart tot en met 2 april 2019 ter hoogte van € 359,91 inclusief btw. Op 7 mei, 30 juni en 30 augustus 2019 heeft zij Ro-Home facturen gestuurd met een totaal beloop van € 961,95 wegens stallingskosten van de Renault. Ro-Home heeft deze facturen niet voldaan. De herstelwerkzaamheden die Bedrijfswagens aan de Renault heeft verricht vielen steeds onder de garantie en heeft Ro-Home niet hoeven te betalen.
2.9.
In september 2019 heeft de financieringsmaatschappij de Renault bij Bedrijfswagens opgehaald.
2.10.
Op 9 april 2020 zijn 19 facturen ter zake van door Ro-Home geregeld vervangend vervoer met een totaal beloop van € 25.650 aan (de gemachtigde van) Bedrijfswagens gezonden.

3.De procedure bij de kantonrechter en het geschil in hoger beroep

3.1.
Bedrijfswagens heeft bij de kantonrechter gevorderd Ro-Home te veroordelen tot betaling van € 1.735,65, wegens de openstaande facturen, buitengerechtelijke incassokosten en de tot 12 november 2020 verschenen contractuele rente, te vermeerderen met de vanaf die datum verschuldigde contractuele rente.
3.2.
Ro-Home heeft de vordering in conventie van Bedrijfswagens bestreden en ook een beroep gedaan op verrekening daarvan met haar tegenvordering. In reconventie heeft Ro-Home gevorderd (een verklaring voor recht) dat zij tegenover Bedrijfswagens bevrijd is van haar verbintenis uit hoofde van de overeenkomst en dat het Bedrijfswagens niet is toegestaan executiemaatregelen te treffen en Bedrijfswagens dit te verbieden op straffe van een dwangsom, naast de veroordeling van Bedrijfswagens aan haar € 25.650 aan schadevergoeding te betalen (al dan niet verminderd met het in conventie toewijsbare bedrag), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 april 2020 en € 1.031,50 aan buitengerechtelijke kosten. Ook heeft Ro-Home de veroordeling van Bedrijfswagens tot inzage en afgifte van het onderhoudsdossier met betrekking tot de Renault gevorderd, op straffe van een dwangsom. Tegen deze vorderingen heeft Bedrijfswagens verweer gevoerd.
3.3.
De kantonrechter heeft in conventie de factuur voor de huurauto tot een bedrag van € 199,50 en € 40 aan buitengerechtelijke incassokosten, beide te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 20 november 2020 toegewezen en de vorderingen van Bedrijfswagens voor het overige afgewezen. De vorderingen in reconventie van Ro-Home zijn alle afgewezen.
3.4.
De bedoeling van het hoger beroep van Ro-Home is dat alsnog alle vorderingen van Bedrijfswagens volledig worden afgewezen en Bedrijfswagens wordt veroordeeld tot terugbetaling van wat Ro-Home ter voldoening aan het vonnis van de kantonrechter aan Bedrijfswagens heeft betaald. Daarnaast wil Ro-Home dat haar eigen vorderingen (in hoger beroep verminderd tot € 24.300 aan hoofdsom en € 1.018 aan buitengerechtelijke kosten) alsnog worden toegewezen.

4.Het oordeel van het hof

De uitkomst van het hoger beroep
4.1.
Ook in hoger beroep krijgt Ro-home geen gelijk. Hieronder zal het hof uitleggen hoe het tot deze beslissing komt.
De geleverde Renault moet aan de overeenkomst beantwoorden
4.2.
Met grief 4 klaagt Ro-Home over het oordeel van de kantonrechter dat niet is komen vast te staan dat de Renault niet beantwoordde aan wat Ro-Home daarvan op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten en dat de vorderingen in reconventie van Ro-Home daarom niet toewijsbaar zijn. Het hof ziet aanleiding allereerst andere geschilpunten tussen partijen die verband houden met de toewijsbaarheid van de vordering tot schadevergoeding van Ro-Home te beoordelen. Daarbij zal het hof er (slechts) veronderstellenderwijs vanuit gaan (partijen zijn het hierover ook in hoger beroep namelijk oneens) dat de Renault niet de eigenschappen bezat die Ro-Home op grond van de met Bedrijfswagens gesloten koopovereenkomst mocht verwachten, de Renault dus niet aan de overeenkomst beantwoordde en Bedrijfswagens met de levering van de Renault niet aan haar verbintenis uit de koopovereenkomst heeft voldaan (artikel 7:17 leden 1 en 2 BW). Partijen zijn het er in het verlengde hiervan ook over oneens of Bedrijfswagens in verband met de afgeleverde Renault en de gebeurtenissen daarna in verzuim is geraakt en zo ja, of Ro-Home door de non-conformiteit schade heeft geleden die Bedrijfswagens aan haar moet vergoeden.
Vereisten van verzuim en causaal verband voor schadevergoeding en ontbinding
4.3.
Het hof stelt in dit verband het volgende voorop. Indien een door de verkoper afgeleverde zaak niet aan de koopovereenkomst beantwoordt, kan de koper herstel of vervanging van de afgeleverde zaak eisen en moet de verkoper daaraan op zijn kosten binnen een redelijke termijn en zonder ernstige overlast voor de koper voldoen (artikel 7:21 lid 1 aanhef en onder a. en b., lid 2 en lid 3 BW). De wet voorziet niet uitdrukkelijk in een verplichting voor de verkoper te zorgen voor een voorziening ten behoeve van de koper tijdens de herstelwerkzaamheden, maar dat zou wel een passende vorm van schadevergoeding in natura (artikel 6:103 BW) kunnen betreffen. [2] Daarnaast heeft de koper ook nog andere rechten en bevoegdheden (artikel 7:22 lid 4 BW). Daartoe behoren het recht op vergoeding van de door de tekortkoming geleden schade en/of de bevoegdheid tot ontbinding van de koopovereenkomst. Tenzij nakoming blijvend onmogelijk is, heeft de koper alleen recht op vergoeding van de door de tekortkoming veroorzaakte schade en/of de bevoegdheid tot ontbinding van de overeenkomst als de verkoper in verzuim is (artikelen 6:74 lid 2 en 6:265 lid 2 BW). Verzuim van de verkoper treedt in beginsel in na schriftelijke ingebrekestelling door de koper met daarin een redelijke termijn voor nakoming en uitblijven van deugdelijke nakoming binnen die termijn (artikel 6:82 lid 1 BW). Verzuim kan ook zonder schriftelijke ingebrekestelling intreden, onder meer wanneer een schadevergoedingsverbintenis op grond van artikel 6:74 BW niet meteen wordt nagekomen of uit een mededeling van de verkoper kan worden afgeleid dat hij in zijn verbintenis uit de overeenkomst zal tekortschieten (artikel 6:83 aanhef en onder b. en c. BW) of op grond van de aanvullende of beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. [3]
Geen verzuim aan de zijde van Bedrijfswagens
4.4.
Ten aanzien van de vraag of Bedrijfswagens in verzuim is geraakt heeft Ro-Home het volgende aangevoerd. Zij heeft de Renault zeven keer bij Bedrijfswagens gebracht voor herstel en haar op die manier in gebreke gesteld. Aan Bedrijfswagens moet duidelijk zijn geweest dat zij dus deugdelijk herstel verwachtte en hierin is Bedrijfswagens steeds niet geslaagd. Als dit geen (deugdelijke) ingebrekestelling oplevert dan geldt dat Bedrijfswagens redelijkerwijs geen beroep op het ontbreken van een ingebrekestelling toekomt, door het beroep op opschorting van Ro-Home, het steeds weer langskomen met klachten over de auto die steeds weer niet verholpen werden en de door Ro-Home overgelegde klachtbrief, althans geldt dit alles tezamen als ingebrekestelling. Ook heeft Bedrijfswagens zich op het standpunt gesteld dat de auto aan alle eisen voldeed, zodat zij ook zonder ingebrekestelling in verzuim raakte. De schade die Bedrijfswagens moet vergoeden bestaat uit de kosten van vervangend transport. Omdat de Renault veel in het buitenland was, heeft Ro-Home zich bij problemen genoodzaakt gezien daar vervangend vervoer te regelen. Van haar kon niet worden verlangd op die momenten bij Bedrijfswagens aan te kloppen. Zij stelt (ook) dat de noodzakelijke kosten van vervangend transport (bijna) alle zijn gemaakt tijdens de perioden waarin de Renault in verband met (niet altijd meteen verrichte) herstelwerkzaamheden in de garage bij Bedrijfswagens stond en Bedrijfswagens niet voorzag in vervangend vervoer.
4.5.
Met betrekking tot het door Ro-Home gestelde verzuim heeft Bedrijfswagens onderbouwd met stukken aangevoerd dat zij naar aanleiding van de klachten van Ro-Home de Renault steeds heeft gecontroleerd en/of hersteld. Zij moest er zelf herhaaldelijk bij Ro-Home op aandringen dat deze de Renault bracht waarbij zij ook op verzoek van Ro-Home (in februari 2019 en in april 2019) vervangend vervoer verstrekte. De klachten werden steeds verholpen of bij de controles niet gevonden. Daarnaast blijkt uit de e-mailcorrespondentie dat Bedrijfswagens heeft aangeboden te bemiddelen tussen Renault Nederland en Ro-Home om zelfs een nieuwe Renault Master te verkrijgen ter vervanging van de Renault waarover Ro-Home ontevreden bleef, maar daartoe moest Ro-Home haar wel de benodigde informatie verstrekken en die bleef uit, aldus Bedrijfswagens.
4.6.
Bij de levering door Bedrijfswagens aan Ro-Home van de Renault die (verondersteld) niet beantwoordt aan de overeenkomst is in beginsel uitgangspunt dat Bedrijfswagens door de Renault te herstellen alsnog deugdelijk kan nakomen en dan niet in verzuim raakt en verder dat het bieden van vervangend vervoer tijdens herstelwerkzaamheden gezien kan worden als schadevergoeding in natura (ro. 4.3). Als onweersproken staat vast dat de keren dat Ro-Home de Renault voor herstel bij Bedrijfswagens heeft gebracht en om vervangend vervoer heeft verzocht, Bedrijfswagens daarvoor heeft gezorgd. Voorts geldt (ook) voor de schadevergoeding die Ro-Home nu vordert (betaling van facturen wegens door haarzelf daarnaast gemaakte kosten voor vervangend transport) dat Bedrijfswagens daarvoor alleen aansprakelijk is (i) indien zij in verzuim is geraakt met betrekking tot haar verplichtingen als verkoper om voor een bedrijfswagen die aan de overeenkomst beantwoordt en zo nodig herstel (met – desgevraagd– vervangend vervoer) te zorgen en (ii) deze schade ook in causaal verband staat met het (veronderstelde) tekortschieten hierin van Bedrijfswagens. Bedrijfswagens heeft onder verwijzing naar e-mailcorrespondentie tussen haar en Ro-Home gemotiveerd betwist dat van verzuim en causaal verband sprake is.
4.7.
Het hof constateert op grond van de op deze punten niet door Ro-Home betwiste stellingen van Bedrijfswagens dat Ro-Home ondanks de beweerde gebreken en het aandringen van Bedrijfswagens de Renault langs te brengen niet steeds of niet prompt de Renault bracht voor onderzoek en herstelwerkzaamheden en ook langere tijd (tot ná 13 augustus 2019) verstreek vóór zij een gevraagde (ongedateerde) klachtbrief voor of aan Renault Nederland opstelde. Het hof stelt verder vast dat Ro-Home intussen de Renault veelvuldig bleef gebruiken, getuige het aantal van ruim 60.000 kilometer dat zij vanaf het moment van aflevering tot 7 maart 2019 met de Renault heeft gereden. Nadat Ro-Home in april 2019 weigerde de Renault weer bij Bedrijfswagens op te halen, heeft Bedrijfswagens deze in juli 2019 door DEKRA laten onderzoeken, waarbij geen (noemenswaardige) gebreken werden aangetroffen. In augustus 2019 heeft Bedrijfswagens Ro-Home daarvan onder toezending van het DEKRA-rapport op de hoogte gesteld én nogmaals de benodigde informatie gevraagd om tot een oplossing te komen. Ro-Home heeft niet aangetoond dat er nadien (ook nog) gebreken aan de Renault kleefden, terwijl dit (na het DEKRA-onderzoek) wel op haar weg lag. Van het (blijven) bestaan van de beweerde gebreken aan de Renault is dus niet gebleken, dus ook niet van onmogelijkheid tot nakoming op grond waarvan verzuim van Bedrijfswagens zonder ingebrekestelling zou zijn ingetreden. De dan vereiste schriftelijke ingebrekestelling met een redelijke termijn voor alsnog nakoming om Bedrijfswagens in verzuim te brengen is achterwege gebleven. Gelet op de hiervoor beschreven gang van zaken is het herhaaldelijk melden van klachten, het een aantal maal inleveren van de Renault voor herstel of het uiteindelijk bij Bedrijfswagens achterlaten van de Renault niet als ingebrekestelling op te vatten. Gezien deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, kan niet worden geoordeeld dat Bedrijfswagens in verzuim is komen te verkeren met betrekking tot haar verplichtingen uit de koopovereenkomst tot levering van een deugdelijke bedrijfswagen en tot herstel van (eventuele) gebreken. Ook is het gelet op het voorgaande naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar dat Bedrijfswagens zich op het ontbreken van een ingebrekestelling beroept. Door het ontbreken van verzuim aan de zijde van Bedrijfswagens is zij niet verplicht de schade te vergoeden die Ro-Home stelt te hebben geleden, ook niet als het achterlaten van de Renault bij Bedrijfswagens in april 2019 als (impliciete) ontbindingsverklaring van de koopovereenkomst zou kunnen worden aangemerkt. Voor een geslaagd beroep op ontbinding is immers ook verzuim van Bedrijfswagens nodig en dat is er niet.
Ook causaal verband ontbreekt
4.8.
Zou dit al anders zijn, dan zou het ontbreken van causaal verband tussen de beweerde schade en het (veronderstelde) tekortschieten van Bedrijfswagens in de nakoming van haar verplichtingen uit de koopovereenkomst aan toewijsbaarheid van de schadevergoeding in de weg staan. Ro-Home heeft in haar memorie van grieven een opsomming gegeven van de momenten waarop volgens haar de Renault bij Bedrijfswagens was voor herstelwerkzaamheden en zij (bij gebrek aan vervangend vervoer vanuit Bedrijfswagens) noodgedwongen een Roemeens transportbedrijf heeft ingeschakeld. Ter staving hiervan wijst Ro-Home op de data op de door haar overgelegde facturen van dat bedrijf. Bedrijfswagens heeft echter gemotiveerd betwist dat die opsomming klopt, onder meer met verwijzing naar e-mails aan Ro-Home op data binnen die perioden waarin Bedrijfswagens Ro-Home juist verzoekt de Renault te komen brengen. Daarnaast valt een aantal van die facturen ook volgens Ro-Home zelf niet binnen de perioden waarin de Renault volgens haar bij Bedrijfswagens zou hebben gestaan. Zonder enige onderbouwing stelt Ro-Home dat dat, gelet op de afwezigheid van de Renault, al geboekte transporten betrof die zij niet meer kon annuleren, maar aan die stelling (ongeacht of die juist is; Bedrijfswagens betwist dat) gaat het hof voorbij. Ro-Home heeft namelijk niet toegelicht waarom dat voor rekening van Bedrijfswagens zou moeten komen. In het licht van de gemotiveerde betwisting door Bedrijfswagens heeft Ro-Home haar stelling dat de opgevoerde kosten (overwegend) zijn gemaakt in periodes dat de Renault bij Bedrijfswagens stond onvoldoende toegelicht. Het hof passeert daarom deze stelling, zonder dat aan bewijslevering wordt toegekomen. Bij dit alles komt dat de facturen (en enkele bijbehorende vrachtbrieven) in de Roemeense taal zijn gesteld en ook in hoger beroep geen vertaling is overgelegd. Dat had wel op de weg van Ro-Home gelegen, aangezien Bedrijfswagens dit (al bij de kantonrechter) aankaartte en betwistte dat de transporten waarop de facturen zien met de Renault verricht hadden kunnen worden. Ro-Home heeft in reactie op het desbetreffende verweer van Bedrijfswagens bij de kantonrechter ook niet uitgelegd waarom alle facturen op hetzelfde bedrag uitkomen, wat – gezien de gemotiveerde betwisting van Bedrijfswagens op dit onderdeel – eveneens op haar weg had gelegen. Haar aanbod alsnog een vertaling van de facturen over te leggen is gezien de fase waarin het geding zich bevindt wat het hof betreft te laat. Alles overziend kan ook het causaal verband tussen de Roemeense transporten en het veronderstelde tekortschieten door Bedrijfswagens niet als vaststaand worden aangenomen, zodat de vordering van Ro-Home ook hierop afstuit.
4.9.
Het voorgaande betekent dat, zelfs als vast zou komen te staan dat Bedrijfswagens tegenover Ro-Home tekort is geschoten in de verplichting tot levering van een Renault Master die aan de koopovereenkomst beantwoordt, de vordering in reconventie van Ro-Home niet toewijsbaar is. Of sprake was van non-conformiteit van de Renault kan daarom in het midden blijven. Grief 4 faalt.
Gebruikskosten leenauto
4.10.
Met grief 2 beklaagt Ro-Home zich over de toewijzing door de kantonrechter (in r.o. 4.8) van (gedeeltelijke) vergoeding van de gebruikskosten van de leenauto op de grond dat dat redelijk is. Volgens Ro-Home is dat een aanvulling van de gronden in strijd met de artikelen 24 en 25 Rv, omdat Bedrijfswagens zelf geen grondslag voor deze vordering heeft aangevoerd.
4.11.
Deze klacht berust naar het oordeel van het hof op een onjuiste lezing van de inleidende dagvaarding van Bedrijfswagens en het vonnis. Bedrijfswagens heeft haar vordering primair gegrond op het langer blijven gebruiken door Ro-Home van de in verband met garantie/herstel onder de koopovereenkomst verstrekte leenauto dan nodig was. Bedrijfswagens stelt dat zij de Renault heeft gecontroleerd en Ro-Home (al op 25 maart 2019) heeft laten weten dat die in orde was en weer opgehaald kon worden, maar dat Ro-Home het leenvoertuig nadien is blijven gebruiken en pas op 2 april 2019 heeft ingeleverd. De kosten voor dat onnodige gebruik van de leenauto heeft zij aan Ro-Home gefactureerd. In ro. 4.8 van het vonnis overweegt de kantonrechter, samengevat, dat er geen geldige reden voor Ro-Home was de Renault niet al eind maart 2019 te komen ophalen (en naar het hof daaruit begrijpt: dan ook de leenauto terug te brengen). Het hof vult de grondslag voor de vordering van Bedrijfswagens (voor zover nodig) aan op basis van haar primaire stelling op dit onderdeel, die door Ro-Home onvoldoende concreet is betwist. Tussen partijen staat in hoger beroep vast dat de leenauto eerst op 2 april 2019 is opgehaald door Ro-Home, terwijl de Renault al op 25 maart 2019 gereed stond en Ro-Home dat wist. De hoogte van de door Bedrijfswagens gerekende kosten van € 33,02 ex btw per dag heeft Ro-Home in hoger beroep niet ter discussie gesteld en ook niet het aantal dagen dat zij die vergoeding volgens de kantonrechter verschuldigd is. Hiermee faalt grief 2.
4.12.
Voor zover de klachten van Ro-Home in de memorie van grieven tegen de gedeeltelijke toewijzing van de kosten voor de leenauto steunen op haar stelling dat wél sprake was van non-conformiteit van de Renault, stuiten die af op wat het hof hiervoor heeft overwogen. De Renault is in maart 2019 gecontroleerd en in orde bevonden, wat door DEKRA in juli/augustus 2019 is bevestigd. Het had bij deze stand van zaken op dat moment op de weg van Ro-Home gelegen aan te tonen dat er toen toch (nog) gebreken waren, maar dat heeft zij nagelaten (ro. 4.7). In het verlengde daarvan zijn ook de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente terecht toegewezen, zodat ook grief 3 van Ro-Home faalt. Ook de verdere vorderingen van Ro-Home in reconventie zijn gelet op het voorgaande terecht afgewezen.
Proceskosten procedure in conventie bij de kantonrechter
4.13.
Dan rest nog grief 1 van Ro-Home, waarmee zij zich beklaagt over de compensatie door de kantonrechter van de proceskosten in conventie. Ook die grief faalt. Naar het oordeel van het hof zou de kantonrechter Ro-Home zelfs in de proceskosten in conventie hebben kunnen veroordelen. Ook bij toewijzing van maar klein deel van de vordering in conventie kan Ro-Home immers worden beschouwd als de overwegend in het ongelijk gestelde partij. Voor een veroordeling van Bedrijfswagens in de kosten van de conventie is wat het hof betreft geen enkele aanleiding.
Geen bewijsopdracht
4.14.
Gelet op het voorgaande falen alle grieven van Ro-Home en behoeft wat partijen verder nog hebben aangevoerd geen bespreking of bewijs meer, omdat dat de uitkomst niet anders zou (kunnen) maken.
De conclusie
4.15.
Het hoger beroep van Ro-Home slaagt niet. Omdat Ro-Home in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof haar tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [4]
4.16.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

5.De beslissing

Het hof:
5.1.
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Apeldoorn, van 23 juni 2021;
5.2.
veroordeelt Ro-Home tot betaling van de volgende proceskosten van Bedrijfswagens in hoger beroep:
€ 2.106 aan griffierecht
€ 3.062 aan salaris van de advocaat van Bedrijfswagens (2 procespunten x appeltarief III);
5.3.
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
5.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M. Evers, C.M.E. Lagarde en G.P. Oosterhoff, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2023.

Voetnoten

2.MvA II en Nota II, Parl. Gesch. InvW
3.HR 11 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1581.
4.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.