Uitspraak
1.[appellante1]
2.[appellante2]
3.[appellante3]
1.[geïntimeerde1]
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
“1. Een rechtshandeling is vernietigbaar, wanneer zij door (…) misbruik van omstandigheden is tot stand gekomen.(…)4. Misbruik van omstandigheden is aanwezig, wanneer iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden, zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid, bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert, ofschoon hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou behoren te weerhouden.”3.10. De partij die de vernietiging inroept, in dit geval [appellanten] , draagt volgens de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de stelplicht en de bewijslast met betrekking tot de elementen van misbruik van omstandigheden die zijn omschreven in artikel 3:44 lid 4 BW, waaronder dus de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden.
“Bedrog is aanwezig, wanneer iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling beweegt door enige opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededeling, door het opzettelijk daartoe verzwijgen van enig feit dat de verzwijger verplicht was mede te delen, of door een andere kunstgreep.”.
“Indien de schenker feiten stelt waaruit volgt dat de schenking door misbruik van omstandigheden is tot stand gekomen, rust bij een beroep op vernietigbaarheid de bewijslast van het tegendeel op de begiftigde, tenzij van de schenking een notariële akte is opgemaakt of deze verdeling van de bewijslast in de gegeven omstandigheden in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid zou zijn.”.
“Strook B: reeds in gebruik” “Strook A: verzoek tot uitbreiding”.Volgens de afmetingen op de tekening is het totale stuk grond (A+B) (48 meter x 3,5 meter =) 168 m², zoals ook is vermeld in de leveringsakte en in de volmacht.
“een strook grond (gedempte sloot)met een stuk sloot”[onderstreping hof]. Vast staat dat het gehuurde stuk grond alleen bestaat uit een gedempte sloot. Ook volgens de tekst van de volmacht die erflaatster heeft ondertekend, met gebruikmaking waarvan de leveringsakte is gepasseerd, is er een stuk sloot verkocht. De tekst van de volmacht sluit dus aan bij de tekst van de leveringsakte. Tegen deze achtergrond kan de – op zichzelf staande – vermelding in artikel 3 van de leveringsakte
“koper had de betreffende strook grond als huurder reeds sinds tweeduizend drie in gebruik.”, door partijen, erflaatster en [geïntimeerde1] , redelijkerwijs niet zo worden begrepen dat alleen het gehuurde stuk grond aan [geïntimeerden] is verkocht. Dat dit niet het geval is en dat een stuk grond groter dan het gehuurde stuk grond is verkocht, blijkt ook uit het feit dat volgens de tekst van de leveringsakte en de tekst van de volmacht er een stuk grond is verkocht van
“een are acht en zestig centiare”(168 m²) terwijl het gehuurde een oppervlakte besloeg van circa 75 m² (zie de bij de huurovereenkomst behorende tekening, productie 2 bij procesinleiding). Ook hier sluiten de tekst van de volmacht en de tekst van de leveringsakte dus op elkaar aan. Ook al is de vermelding van 168 m² in de leveringsakte slechts een indicatie voor de omvang van het verkochte stuk grond, zoals de kandidaat-notaris tijdens het getuigenverhoor in eerste aanleg onder ede heeft verklaard, dan nog staat vast dat het gehuurde stuk grond aanmerkelijk kleiner is dan de vermelde 168 m². De volmacht vermeldt verder dat het stuk grond van 168 m²
“deels”in gebruik was. Ook daaruit kan redelijkerwijs niet anders worden begrepen dan dat er behalve het verhuurde stuk grond nòg een stuk grond is verkocht, dat nog niet aan [geïntimeerden] was verhuurd, waarbij de vermelding ‘verkoper’ in plaats van ‘koper’ naar het oordeel van het hof een evident kennelijke verschrijving betreft.
“De door u verschafte informatie is niet in overeenstemming met hetgeen ik bij akte van 17 mei heb verkocht. De weergave van de grens op de kadastrale kaart komt niet overeen met het verkochte.”, maar [appellante1] heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat zij de inhoud van deze brief heeft gedicteerd, zodat daaruit, mede gelet op het door [appellanten] ingenomen standpunt over de geestesvermogens van erflaatster, niet zonder meer de wil van erflaatster kan worden afgeleid, ook al heeft erflaatster deze brief ondertekend. [appellanten] hebben verder nog gesteld dat de grond die volgens [geïntimeerden] is verkocht en geleverd door gebouwen van erflaatster loopt en dat een pad dat loopt over het perceel van erflaatster na verkoop en levering van het door [geïntimeerden] gestelde stuk grond niet meer toegankelijk zou zijn en dat het dus niet de bedoeling van erflaatster kan zijn geweest om dat stuk grond te verkopen en te leveren. De kandidaat-notaris, die de situatie ter plekke heeft bekeken, heeft daarvan echter geen melding gemaakt in de stukken of tijdens het getuigenverhoor in eerste aanleg, wat in dat geval wel voor de hand zou hebben gelegen. Van de juistheid van de stelling van [appellanten] kan dus zonder nadere onderbouwing – die niet is gegeven – niet worden uitgegaan.