ECLI:NL:HR:2012:BV7347
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- J.C. van Oven
- W.D.H. Asser
- M.A. Loth
- G. Snijders
- Rechtspraak.nl
Loonvordering na beëindiging arbeidsovereenkomst en matiging op basis van art. 7:680a BW
In deze zaak gaat het om een loonvordering van [eiseres] na het einde van haar arbeidsovereenkomst met [verweerster]. [Eiseres] was in dienst getreden op 1 juli 2006, maar haar arbeidsovereenkomst werd op 18 juli 2007 door [verweerster] met onmiddellijke ingang opgezegd. [Eiseres] heeft de nietigheid van het ontslag ingeroepen en aanspraak gemaakt op doorbetaling van haar salaris. De kantonrechter te Amsterdam heeft op 2 april 2009 de arbeidsovereenkomst ontbonden en [eiseres] een vergoeding van € 1.950,-- netto toegekend. In hoger beroep heeft [eiseres] de matiging van haar loonvordering door de kantonrechter betwist, maar het hof heeft deze matiging bevestigd.
De Hoge Raad heeft het arrest van het gerechtshof te Amsterdam vernietigd en het geding verwezen naar het gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat het hof onvoldoende had gemotiveerd waarom de matiging van de loonvordering tot drie maanden gerechtvaardigd was. De Hoge Raad benadrukte dat de rechter bij de matiging van loonvorderingen op basis van art. 7:680a BW terughoudend moet zijn en alle bijzonderheden van het geval in overweging moet nemen. De Hoge Raad heeft [verweerster] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, tot op deze uitspraak begroot op € 443,30 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.