ECLI:NL:GHARL:2022:9749

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
200.289.080
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over eigendomsrecht van een auto in faillissement na financial leaseovereenkomst

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de eigendom van een auto die betrokken was bij een financial leaseovereenkomst. De curator van Ponti 16 B.V., die failliet was verklaard, stelde dat de auto eigendom was van Ponti 16, terwijl BMW Financial Services Nederland B.V. betoogde dat zij de eigendom had verworven. De zaak draait om de uitleg van de financial leaseovereenkomst en de toepassing van het eigendomsvoorbehoud. Het hof oordeelde dat de overeenkomst kwalificeert als huurkoop, waarbij de dealer de auto onder eigendomsvoorbehoud aan Ponti 16 had geleverd. De curator betoogde dat de betaling door BMW aan de dealer op 2 mei 2017 betekende dat Ponti 16 eigenaar was geworden, maar het hof oordeelde dat de betaling niet bedoeld was om de koopsom te voldoen, maar als tegenprestatie voor de overname van de rechtsverhouding. Het hof concludeerde dat het eigendomsvoorbehoud geldig was en dat Ponti 16 geen eigenaar was ten tijde van het faillissement. De curator werd in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.289.080
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Arnhem, 7980842)
arrest van 15 november 2022
in de zaak van
Mr. A.E. Mulder in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van Ponti 16 B.V.
die kantoor houdt in Ede,
die hoger beroep heeft ingesteld en bij de rechtbank optrad als eiseres van de vordering en verweerder op de tegenvordering,
hierna: de curator,
advocaat: mr. E.A.H. ten Berge,
tegen:
BMW Financial Services Nederland B.V.,
die gevestigd is in Rijswijk,
van wie de rechtsvoorgangster bij de rechtbank optrad als verweerster op de vordering en eiseres van de tegenvordering,
hierna: BMW,
advocaat: mr. A. Neophitou.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Het hof verwijst naar het tussenarrest van 13 september 2022. De curator heeft een akte genomen waarin zij de rechtsopvolging onder algemene titel door BMW Financial Services Nederland B.V. van BMW Financial Services erkent. Beide vennootschappen worden hierna BMW genoemd.
1.2
Partijen hebben het hof gevraagd arrest te wijzen.

2.De beoordeling

Vaststaande feiten
2.1
Voor de vaststaande feiten verwijst het hof naar rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.9 van het bestreden vonnis van 29 juli 2020 (ECLI:NL:RBGEL:2020:3705).
De kern van de zaak
2.2
Op 16 maart 2017 sluiten BMW (als ‘Kredietaanbieder’), Ponti 16 (als ‘Klant’) en Automobielbedrijf [naam1] B.V. (als ‘Dealer’, hierna: de dealer) een ‘Financial lease overeenkomst’ (hierna: de overeenkomst). Die overeenkomst heeft betrekking op een auto van het merk BMW (hierna: de auto). In artikel 4 van de overeenkomst is een eigendomsvoorbehoud opgenomen. Ook in artikel 12 van de van toepassing verklaarde BOVAG voorwaarden staat een eigendomsvoorbehoud. De dealer heeft de auto aan Ponti 16 ter beschikking gesteld. BMW heeft de restant koopsom (na inruil/afkoop eerder contract en na betaling van de btw door Ponti 16) aan de dealer voldaan. Ponti 16 verplichtte zich dat bedrag vermeerderd met een kredietvergoeding in maandelijkse termijnen aan BMW terug te betalen. Ponti 16 is op 11 september 2018 failliet verklaard. Op dat moment had Ponti een achterstand wat betreft de voldoening van maandelijkse termijnen aan BMW. Partijen zijn verdeeld over het antwoord op de vraag aan wie de eigendom toebehoort van de auto op het moment dat Ponti 16 failliet ging. Volgens de curator was dat Ponti 16, volgens BMW was zij dat. De rechtbank heeft BMW in het gelijk gesteld. De curator bestrijdt dat in dit hoger beroep.
2.3
De grieven leggen het geschil in volle omvang aan het hof voor.
Standpunt curator
2.4
Volgens de curator is Ponti 16 eigenaar van de auto. De dealer heeft de auto (met inruil) verkocht aan Ponti 16. De dealer heeft in artikel 12 van de in de overeenkomst van toepassing verklaarde BOVAG-voorwaarden een eigendomsvoorbehoud bedongen. Doordat BMW het restant van de koopsom namens Ponti 16 aan de dealer heeft voldaan, is Ponti 16 daardoor van rechtswege eigenaar geworden. Immers, de opschortende voorwaarde van artikel 12 BOVAG-voorwaarden gaat niet alleen in vervulling door voldoening van de gesecureerde vordering door de schuldenaar zelf, maar ook door voldoening van die vordering door een derde. Een andersluidende afspraak had kunnen worden gemaakt, maar dat is niet gebeurd. Omdat Ponti 16 aldus eigenaar is geworden, was de dealer geen voorwaardelijk eigenaar meer en kon zij de voorwaardelijke eigendom van het voertuig dus niet aan BMW overdragen. Ook kon de dealer daardoor niet het eigendomsvoorbehoud bedingen dat in artikel 4 van de overeenkomst is opgenomen. Bovendien is een eigendomsvoorbehoud voor de nakoming van een geldlening, zoals die is opgenomen in artikel 4, nietig wegens strijd met artikel 3:92 lid 2 BW. De rechtsverhouding tussen de dealer en Ponti 16 is niet aan BMW overgedragen. Er is niet voldaan aan de vereisten voor contractsovername. Ook is niet voldaan aan de eisen voor een levering ex artikel 3:115 aanhef en onder c BW. Tussen BMW en Ponti is een overeenkomst van geldlening tot stand gekomen. Indien wel zou worden geoordeeld dat BMW de rechtsverhouding tussen de dealer en Ponti 16 heeft overgenomen, dan is voldaan aan alle vereisten van schuldvernieuwing. BMW heeft de overgenomen rechtsverhouding (betaling van de koopsom ineens) dan omgezet in een geldlening met kredietvergoeding waardoor door partijen een nieuwe verbintenis is gecreëerd en het eigendomsvoorbehoud teniet is gegaan.
Standpunt BMW
2.5
Volgens BMW miskent de curator dat er maar sprake is van één overeenkomst, namelijk een drie-partijenovereenkomst. Die overeenkomst kwalificeert als overeenkomst van goederenkrediet, en wel als huurkoop omdat een eigendomsvoorbehoud is gemaakt. Het eigendomsvoorbehoud van artikel 12 BOVAG-voorwaarden komt geen betekenis toe, omdat dit ziet op een gewone verkoop. Partijen hebben in artikel 4 van de overeenkomst een eigendomsvoorbehoud geregeld dat is toegesneden op het overeengekomen goederenkrediet. De BOVAG-voorwaarden zijn enkel van toepassing verklaard met het oog op de (niet door BMW van de dealer overgenomen) garantieverplichtingen. Het eigendomsvoorbehoud is bedongen voor de koopsom en voor de kredietvergoeding. Dat is niet in strijd met artikel 3:92 lid 2 BW want beide zijn te zien als tegenprestatie voor de levering van de auto. De betaling door BMW van de restant koopsom namens Ponti 16 aan de dealer was niet bedoeld om de verbintenis van Ponti tot betaling van de koopsom te voldoen maar als vergoeding voor de verkrijging van de voorwaardelijke eigendom en de overname van het contract met Ponti 16, waaronder de koopsomvordering op Ponti 16. De dealer heeft haar voorwaardelijke eigendom longa manu aan BMW geleverd. Voor zover wel geoordeeld zou worden dat het eigendomsvoorbehoud niet had mogen worden bedongen voor de kredietsom, dan leidt dat slechts tot partiële nietigheid. Het eigendomsvoorbehoud blijft dan gelden voor het niet betaalde deel van de restant koopsom. Omdat die nog niet volledig was betaald ten tijde van het faillissement van Ponti 16, viel de BMW niet in de boedel.
Welke uitlegmaatstaf
2.6
De curator heeft verdedigd dat de in de overeenkomst opgenomen opschortende voorwaarde moet worden uitgelegd “naar objectieve maatstaven, met in achtneming van de Haviltex-maatstaf”. Verder heeft zij aangevoerd dat voor de uitleg van een eigendomsvoorbehoud aansluiting dient te worden gezocht bij de zogenoemde CAO-norm.
2.7
BMW bestrijdt niet dat de bepalingen over het eigendomsvoorbehoud moeten worden uitgelegd overeenkomstig de objectieve variant van de Haviltex-maatstaf. Volgens BMW is dat juist wat de kantonrechter heeft gedaan.
2.8
Het hof overweegt als volgt. Het gaat hier om obligatoire afspraken tussen partijen. De uitleg daarvan dient dus niet plaats te vinden aan de hand van de objectieve uitlegmaatstaf die geldt bij levering en vestiging van beperkte rechten. Verder kan niet gezegd worden dat de overeenkomst tussen partijen is bestemd de rechtspositie van een groot aantal derden op uniforme wijze te regelen. Daarom bestaat geen reden de zogenoemde CAO-norm als uitlegmaatstaf te kiezen maar moet worden uitgegaan van de Haviltexmaatstaf [1] . Tussen beide genoemde normen bestaat ondertussen geen tegenstelling, maar een vloeiende overgang [2] . Tussen de 'gewone' overeenkomst en de 'typische CAO-achtige gevallen' bevinden zich de overeenkomsten die de rechten van enkele derden beïnvloeden, welke derden bij de totstandkoming van die overeenkomst niet betrokken zijn geweest en voor wie de oorspronkelijke partijbedoeling, anders dan uit de tekst of toelichting, niet kenbaar is. Die omstandigheid betekent echter niet dat de Haviltexnorm niet mag worden toegepast en zodanig moet worden geobjectiveerd dat hetgeen partijen hebben bedoeld niet mag worden meegewogen, maar wel dat binnen die norm de argumenten voor een uitleg naar objectieve maatstaven aan gewicht winnen, wat een meer 'genuanceerde uitlegmethode' of een 'geobjectiveerde Haviltexnorm' oplevert. [3]
In het onderhavige geval kan de uitleg van de bepalingen over het eigendomsvoorbehoud de rechten van derden beïnvloeden. Het hof zal, mede gelet op de gelijkluidende standpunten van partijen, de bewuste bepalingen uitleggen aan de hand van de meer geobjectiveerde variant van de Haviltexmaatstaf, dat wil zeggen een uitleg waarbij aan de bewoordingen van de overeenkomst, gelezen in het licht van de gehele inhoud van de overeenkomst, in beginsel doorslaggevend gewicht toekomt. Overigens zijn ook hoegenaamd geen feiten gesteld of gebleken die bij uitleg conform de “gewone” Haviltexmaatstaf relevant zouden zijn geweest en die dat niet zijn in de geobjectiveerde variant.
De uitleg van de overeenkomst
2.9
Artikel 4 en artikel 6 van de overeenkomst luiden, voor over relevant, als volgt:
Eigendomsrechten en eigendomsvoorbehoud
4.1
De Dealer verkoopt en levert onder eigendomsvoorbehoud het in artikel 2 omschreven Voertuig aan u, tegen de contante prijs als genoemd in artikel 2.1. U verklaart dat u het Voertuig aanvaardt, koopt en geleverd krijgt van de Dealer voor deze contante prijs. Dit alles onder de voorwaarden uit deze Overeenkomst. Dit betekent dat het Voertuig, ook na aanvaarding, koop en levering, niet uw volledig juridisch eigendom is. Zie daarvoor ook artikel 4.7.
(…)
4.4
De Dealer draagt vervolgens de gehele rechtsverhouding met u, inclusief eigendomsvoorbehoud, zoals hiervoor in artikel 4.1 genoemd over aan Kredietaanbieder, met uitzondering van de (garantie)verplichtingen zoals hierna in artikel 9.1 omschreven.
4.5
Kredietaanbieder aanvaardt hierbij deze overdracht en voldoet aan de Dealer de koopsom, verminderd met de aanbetaling en/of inruilwaarde als een aanbetaling en/of inruilwaarde ontvangen is door de Dealer.
4.6
U verplicht zich om de Geldlening plus Kredietvergoeding aan Kredietaanbieder te voldoen. Dit zal gebeuren in termijnen, op de wijze zoals hierna in artikel 6 nader wordt gespecificeerd.
4.7
Na betaling van de laatste termijn en/of slottermijn, en als u aan alle overige verplichtingen uit deze Overeenkomst en de Algemene Voorwaarden heeft voldaan, wordt u automatisch eigenaar van het Voertuig.
4.8
U verklaart dat u akkoord bent met de hiervoor beschreven wijze van overdracht.
(…)
6 De Financieringsopbouw
6.1
De Geldlening is het bedrag dat u leent van Kredietaanbieder. De Geldlening kan alleen gebruikt worden voor de aanschaf van het Voertuig. Dit bedrag bestaat uit de koopprijs van het Voertuig, eventueel verminderd met een aanbetaling en/of inruil en eventueel vermeerderd met het openstaande saldo van een lopende overeenkomt. (…).
De Geldlening is een krediet met een vaste looptijd en vaste rente.
6.2
De totale financiering van Kredietaanbieder aan u is als volgt opgebouwd:
Geldlening : EUR 52967,28De Kredietvergoeding bedraagt : EUR 3636,24Het totale door u aan Kredietaanbieder tebetalen bedrag is : EUR 56603,52U betaalt dit bedrag in gelijkemaandtermijnen (exclusief slottermijn) van : EUR 1179,24De slottermijn bedraagt : EUR 0,00De duur van de Overeenkomst is : 48 maanden
En artikel 4.1 van de in de overeenkomst van toepassing verklaarde Algemene voorwaarden Financial Lease luidt:

Het eigendom van het Voertuig gaat bij het aangaan van de Overeenkomst volledig over op kredietvergoeder. U wordt automatisch volledig eigenaar van het Voertuig nadat u aan alle verplichtingen uit de Overeenkomst en bijbehorende Algemene Voorwaarden heeft voldaan.
2.1
Naar het oordeel van het hof moeten deze bepalingen gelet op hun bewoordingen, bezien in onderlinge samenhang, aldus worden uitgelegd dat het de bedoeling was van alle drie bij de overeenkomst betrokken partijen (de dealer, Ponti 16 en BMW) dat (i) de dealer de auto aan Ponti 16 zou leveren onder eigendomsvoorbehoud, (ii) BMW de restant koopsom zou financieren, (iii) BMW de rechtsverhouding van de dealer met Ponti 16 zou overnemen (m.u.v. de garantieverlichtingen) en ook de (voorwaardelijke) eigendom van de auto zou verkrijgen, (iv) Ponti 16 de (als geldlening aangeduide) restant koopsom in termijnen en vermeerderd met een kredietvergoeding aan BMW zal voldoen, en (v) Ponti 16 pas (automatisch) eigenaar zou worden nadat zij de verplichtingen uit hoofde van die financiering (aflossing en betaling van de kredietvergoeding) jegens BMW geheel zou hebben ingelost. Het hof zal dat oordeel hieronder nader motiveren en daarbij de argumenten die de curator heeft aangevoerd om tot een andere uitleg te komen weerleggen. Daarbij zal ook worden ingegaan op de vraag of en in hoeverre het eigendomsvoorbehoud nietig is.
Artikel 12 BOVAG-voorwaarden niet van toepassing
2.11
De curator beroept zich op het eigendomsvoorbehoud als geregeld in artikel 12 van de op de overeenkomst van toepassing verklaarde BOVAG-voorwaarden. Deze bepaling luidt, voor zover relevant als volgt:

De verkoper/reparateur behoudt zich de eigendom voor van alle door hem aan koper/opdrachtgever afgeleverde zaken totdat de koopprijs voor al deze zaken geheel is voldaan (…)”.
2.12
Dit roept de vraag op naar de verhouding tussen het in artikel 4 van de overeenkomst geformuleerde eigendomsvoorbehoud en die in artikel 12 BOVAG-voorwaarden. Het hof volgt BMW in haar standpunt dat artikel 12 van de BOVAG-voorwaarden hier toepassing mist. In artikel 4 van de overeenkomst is het eigendomsvoorbehoud toegesneden op de hier specifiek voorliggende situatie van een drie-partijenovereenkomst en de betrokkenheid van een financier. De algemene regeling in artikel 12 BOVAG-voorwaarden houdt daar geen rekening mee en is daarom niet van toepassing. Indien dat laatste al anders zou zijn, is sprake van conflicterende bepalingen en dient artikel 4 van de overeenkomst te prevaleren boven artikel 12 BOVAG-voorwaarden. Het gegeven dat artikel 4 als specifieke bepaling in de overeenkomst is opgenomen en artikel 12 in algemene voorwaarden staat, levert een gezichtspunt op dat partijen bedoeld hebben de specifieke regeling te laten prevaleren [4] . Dat dit hier daadwerkelijk het geval is, baseert het hof wederom op het feit dat artikel 4 ziet op de specifiek voorliggende situatie van een drie-partijenovereenkomst en de betrokkenheid van een financier, en artikel 12 BOVAG-voorwaarden niet.
Overeenkomst van huurkoop
2.13
De curator betoogt verder dat met de betaling op 2 mei 2017 door BMW aan de dealer van de restant koopsom Ponti 16 van rechtswege eigenaar is geworden van de auto. De curator benadrukt dat BMW op 2 mei 2017 aan Ponti 16 heeft bevestigd dat zij “in naam van de klant, Ponti 16 B.V.” een geldbedrag heeft overgemaakt aan de dealer en dat de klant met dit geldbedrag de BMW heeft gekocht en dat die bevestiging deel uitmaakt van de overeenkomst. De curator onderbouwt haar betoog verder door te stellen dat op grond van heersende opvattingen [5] bij voorbehouden eigendom de schuldenaar de eigendom niet alleen verkrijgt als hijzelf de gesecureerde vordering voldoet, maar ook als een derde dit doet. Tenzij anders is overeengekomen, maar dat blijkt hier niet volgens de curator. Dit betekent dat tussen BMW en Ponti 16 enkel een geldlening is overeengekomen. Het in artikel 4 bedongen eigendomsvoorbehoud is nietig omdat dit is gemaakt ten behoeve van die geldlening, terwijl een eigendomsvoorbehoud alleen is toegestaan voor een der in artikel 3:92 BW opgesomde vorderingen, zo betoogt de curator.
2.14
Het hof overweegt als volgt. Hiervoor is al geoordeeld dat artikel 12 BOVAG-voorwaarden toepassing mist. In artikel 4.1 van de overeenkomst is een eigendomsvoorbehoud opgenomen dat aansluit bij de voorliggende situatie. Onder verwijzing naar artikel 4.7 wordt door de dealer een eigendomsvoorbehoud bedongen dat zal voortbestaan totdat de koopsom en de kredietvergoeding aan de financier BMW zal zijn voldaan. Daarin ligt voldoende duidelijk besloten dat partijen hebben bedoeld dat de betaling door BMW aan de dealer van het bedrag van de restant koopsom niet tot strekking heeft de koopsomvordering te voldoen. Bovendien kon dat ook niet gelet op de volgorde waarin een en ander plaatsvond. In artikel 4.4 van de overeenkomst van maart 2017 (die inging op 1 mei 2017) staat immers dat de dealer de gehele rechtsverhouding met Ponti 16 overdraagt aan BMW (met uitzondering van de garantieverplichtingen). Op de dag dat BMW betaalde aan de dealer (2 mei 2017) was dat dus al het geval. Dat betekent dat de vordering tot betaling van de restant koopsom op dat moment al toebehoorde aan BMW en niet langer aan de dealer. Uit een en ander volgt dat, zoals BMW stelt, de betaling van “de restant koopsom” niet anders kan worden begrepen dan als de betaling van een bedrag gelijk aan de restant koopsom als tegenprestatie voor de overgenomen rechtsverhouding met Ponti 16 en de verkregen voorwaardelijke eigendom van de auto.
2.15
Aan de curator kan worden toegegeven dat de mededeling van BMW aan Ponti 16 dat zij “in naam van de klant, Ponti 16” een geldbedrag heeft overgemaakt aan de dealer en dat de klant met dit geldbedrag de BMW heeft gekocht op het eerste gezicht op gespannen voet staat met deze uitleg. Gelet echter op de duidelijke partijbedoeling zoals die uit met name de artikelen 4.1 en 4.7 blijkt, kunnen deze minder gelukkig gekozen bewoordingen niet anders opgevat worden dan als bevestiging van het feit dat Ponti 16 de auto heeft gekocht met behulp van de door BMW verstrekte financiering. De geldlening als omschreven in artikel 6.1 is niets anders dan de benaming voor het gegeven dat BMW een bedrag gelijk aan de (restant) koopprijs aan de dealer beschikbaar stelt. Als tegenprestatie dient Ponti 16 de (door BMW van de dealer overgenomen vordering tot betaling van de) restant koopsom in termijnen aan BMW te voldoen, vermeerderd met een kredietvergoeding. Nu tenminste één termijn later verschijnt dan drie maanden nadat de verkochte zaak aan de koper is afgeleverd, kwalificeert de overeenkomst als een koop op afbetaling. Omdat de verkoper zich de eigendom heeft voorbehouden, kwalificeert de overeenkomst tevens als huurkoop en (nu die dateert van na 1 januari 2017) als overeenkomst van goederenkrediet. Het hof verwijst naar artikel 7: 84 lid 1, lid 2 en lid 3 onder a en b BW.
Geldige contractsovername en voldaan aan eisen 3:115 aanhef en onder c BW
2.16
De curator betoogt dat niet is voldaan aan de eisen voor contractsovername. Verder blijkt de levering longa manu volgens de curator uit niets. Het hof oordeelt anders. In de overeenkomst is met zoveel woorden vastgelegd dat BMW de rechtsverhouding van de dealer met Ponti 16 overneemt inclusief het eigendomsvoorbehoud (met uitzondering van de garantieverplichtingen). Dit kan niet anders worden gezien dan als een (gedeeltelijke) contractsovername. De contractsovername voldoet aan de eisen van artikel 6:159 BW, nu de overeenkomst kwalificeert als akte en de medewerking door Ponti 16 daaruit blijkt. De overeenkomst kwalificeert verder als tweezijdige verklaring als bedoeld in artikel 3:115 aanhef en onder c BW waardoor de dealer haar (voorwaardelijke) eigendom van de auto longa manu overdraagt aan BMW. Dat volgt niet alleen uit de objectief kenbare bedoeling van de afspraken, die er onmiskenbaar op neerkomen dat BMW de gehele positie van de dealer overneemt inclusief het eigendomsvoorbehoud (behalve de garantieverplichtingen) en artikel 4.7 waarin staat dat Ponti 16 BV pas eigenaar wordt als de laatste termijn aan BMW is betaald, maar blijkt ook duidelijk uit artikel 4.1 van de in de overeenkomst van toepassing verklaarde Algemene voorwaarden Financial Lease (zoals geciteerd in r.o. 2.9). Die voorwaarden gelden op grond van artikel 3.3 van de overeenkomst tussen alle drie de betrokken partijen. Het “Voertuig” waarnaar in die bepaling wordt verwezen is de onderhavige BMW. Dat volgt uit artikel 1 van die voorwaarden in samenhang met artikel 2.1 van de overeenkomst. Het hof ziet dan ook niet in dat niet is voldaan aan het bepaaldheidsvereiste van artikel 3:84 lid 2 BW, zoals door de curator nog naar voren is gebracht. De erkenning van de overdracht door Ponti 16 ligt in haar aanvaarding van de overeenkomst besloten.
Geen schuldvernieuwing
2.17
Het argument van de curator dat, als wel sprake is geweest van een overgenomen rechtsverhouding, vervolgens schuldvernieuwing heeft plaatsgevonden verwerpt het hof. Anders dan de curator aanneemt, was niet eerst sprake van een gewone koop met de verplichting de koopsom in één keer te betalen, en is die verbintenis na overname van de rechtsverhouding door BMW omgezet in een geldlening. Van aanvang af was sprake van één overeenkomst, te weten de drie partijenovereenkomst, waarin de verplichting tot betaling van de koopsom in termijnen (vermeerderd met een kredietvergoeding) is opgenomen.
Eigendomsvoorbehoud hooguit partieel nietig
2.18
Resteert de vraag of het eigendomsvoorbehoud in artikel 4 nietig is omdat dit mede is gemaakt ten behoeve van de kredietvergoeding, terwijl het alleen is toegestaan voor een der in artikel 3:92 BW opgesomde vorderingen. BMW heeft dat betwist. Zij benadrukt dat sprake is van huurkoop waarbij de huurkooptermijnen enerzijds betrekking hebben op de koopsom en anderzijds een rentevergoeding. Het geheel ziet BMW als onderdeel van de tegenprestatie als genoemd in artikel 3:92 BW.
2.19
Het antwoord op de vraag of het eigendomsvoorbehoud ook mocht worden bedongen voor de kredietvergoeding kan in het midden blijven. Want ook indien dat niet was toegestaan, leidt dit slechts tot de conclusie dat het eigendomsvoorbehoud partieel nietig is, namelijk alleen voor zover die ziet op de kredietvergoeding (zie de slotzin van artikel 3:92 lid 2 BW). Nu ten tijde van het faillissement de achterstand in de huurkooptermijnen fors hoger was dan het totale bedrag van de kredietvergoeding, is niet relevant of het eigendomsvoorbehoud ook geldig is voor zover het is bedongen voor de kredietvergoeding.
Niet betwist is dat per datum faillissement een bedrag van € 37.892,65 aan huurkooptermijnen openstond (productie 10 bij memorie van antwoord) en dat dit voor het overgrote deel betrekking heeft op het niet betaalde deel van de koopsom (de totale kredietvergoeding bedroeg slechts € 3.636,24, en daarvan was al een deel betaald en is een deel niet in rekening gebracht, namelijk 10% van het resterende bedrag). Ponti 16 was dan ook geen eigenaar ten tijde van het faillissement en de auto valt niet in de faillissementsboedel. BMW was op grond van de voorwaarden gerechtigd de auto te verkopen en zich op de opbrengst te verhalen. De boedel heeft geen aanspraak op een deel van de opbrengst langs de weg van artikel 7:92 BW. De executieopbrengst van de auto bedroeg € 26.296,88, dus is BMW niet in een betere (maar slechtere) vermogenspositie geraakt.
Conclusie
2.2
Het hoger beroep stuit op het voorgaande af. De grieven zijn hiermee in onderlinge samenhang besproken en behoeven geen verdere afzonderlijke bespreking meer. De curator zal in het ongelijk worden gesteld en zij zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten.
De beslissing
Het hof:
1. bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 29 juli 2020;
2. veroordeelt de curator tot betaling van de volgende proceskosten van BMW:
 € 2.106,- aan griffierecht
 € 2.163,- aan salaris van de advocaat (1 ½ punt x appeltarief III)
 € 163,- aan nakosten (kosten die ontstaan na deze uitspraak).
Al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
3. veroordeelt de curator tot betaling van € 85,- aan extra nakosten aan BMW als de kosten niet binnen 14 dagen nadat de deurwaarder deze uitspraak heeft betekend aan BMW zijn betaald. Als daarna niet is betaald, dan worden die kosten verder verhoogd met de wettelijke rente;
4. verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad ten aanzien van de (proces)kostenveroordeling;
5. wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. L. Janse, H.L. Wattel en S.M. Evers en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 november 2022.

Voetnoten

1.HR 13-03-1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158 (Haviltex)
2.HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427 (DSM/Fox)
3.Aldus AG Wissink in ECLI:NL:PHR:2007:AZ4410
4.HR 13 juni 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF5538
5.HR 18-02-1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1270 (Nijverdal Ten Cate/Wilderink)