Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep
“ [erflater] regeling”(productie 13 bij memorie van grieven en memorie van grieven 20)
“ [erflater] regeling”(productie 19 bij memorie van grieven)
“Voldaan € 4.798,46”(productie 2 bij dagvaarding en zoals op 11 juni 2019 gedeponeerd)
“Voldaan € 5.724,39”(productie 12 bij repliek en zoals op 11 juni 2019 gedeponeerd)
“ [erflater] regeling”en dan die bij [geïntimeerde] onder de deur door moest schuiven. Haar man heeft ook zakenrelatie en vriend [naam2] , die elkaar al van vroeger kenden, gevraagd om [appellanten] , voor het geval er iets gebeurde, te helpen en hem gezegd dat zij moesten weten dat hij [geïntimeerde] heeft betaald met fietsen. Toen de trackingfietsen (kennelijk de beide MultiCycles, hof) in de winkel stonden om rijklaar gemaakt te worden, heeft haar man tegen zijn vader gezegd dat die fietsen voor [geïntimeerde] waren en dat [geïntimeerde] veel had gedaan. Op de facturen voor [geïntimeerde] staat de term
“ [erflater] regeling”, maar volgens het hof geldt dat alleen voor de beide MultiCycle facturen. Die term staat, aldus de getuige, voor de fietsen van [geïntimeerde] ook op het eerste blad van de lijst van voorraadbeheer [5] , volgens haar een Wilmar-bestand. De door [geïntimeerde] gedeponeerde aanbetalingsbewijzen acht zij vervalsingen en [geïntimeerde] zou voor de hem geleverde fietsen nooit hebben betaald.
“ [erflater] regeling”bevatten en dat die documenten pas voor het eerst in hoger beroep zijn overgelegd, hoewel dat al bij de rechtbank mogelijk moet zijn geweest. Verder staan in die beide facturen de woorden
“ [erflater] regeling”afgedrukt dwars door de 21% btw heen. Dat zou volgens de getuige [naam2] , die met hetzelfde factuursysteem Wilmar werkte, niet door elkaar moeten staan. [appellanten] heeft wel getuigd dat het Wilmar systeem een vaste lay-out heeft en dat er eigenlijk geen ruimte bestaat om dit erbij te schrijven, zodat het ergens tussen wordt geschreven en dan door de tekst heen wordt afgedrukt, maar deze lezing overtuigt niet. Verder valt op dat alle andere facturen, waaronder de beide grotere facturen van 13 december 2014, niet de woorden
“ [erflater] regeling”bevatten, terwijl het eerste blad van de lijst van voorraadbeheer dat wel vermeldt voor alle aan [geïntimeerde] geleverde fietsen. Al suggereert [appellanten] wel dat de winkelbediende [naam6] de originele nota’s van de Flyer fietsen aan [geïntimeerde] heeft meegegeven omdat [naam6] niet wist hoe het georganiseerd was, maar zij weet toch niet te verklaren waarom de term
“ [erflater] regeling”verder niet in de stukken voorkomt (ook niet op productie 6 bij conclusie van antwoord). Getuige [naam2] vermeldt dat [erflater] wel eens de term
“ [erflater] regeling”ter sprake heeft gebracht maar getuige [naam3] weet niet of zij bij leven van [erflater] daarvan heeft gehoord en ook niet wat die regeling inhoudt. Getuige [getuige1] , die destijds de boekhouding van [erflater] deed, heeft pas toen hij het jaarverslag over 2014 klaarmaakte een uitdraai uit een registratiesysteem gekregen waaruit bleek dat fietsen waren geleverd aan [geïntimeerde] . Maar [getuige1] hoorde pas later van [appellanten] dat zij fietsen verrekende met de diensten van [geïntimeerde] , wat hij, [getuige1] , toen alsnog heeft verwerkt in de jaarrekening. Een lijst van voorraadbeheer zoals productie 12 bij memorie van grieven heeft hij nog nooit gezien en de term
“ [erflater] regeling”zegt hem niets. De door hem van [appellanten] gekregen en bij het getuigenverhoor overhandigde en aan het proces-verbaal gehechte facturen zijn allemaal pas later boven water gekomen. Het hof constateert dat de door [getuige1] overgelegde MultiCycle facturen weer niet de term
“ [erflater] regeling”bevatten. Zoals [getuige1] zelf getuigt, heeft hij de zaak achteraf gereconstrueerd. Het lijkt niet goed voorstelbaar dat de administrateur van deze wijze van afwikkeling, die langere tijd zou hebben gelopen, niet eerder op de hoogte was gebracht of geraakt.
“Wilmar 2000 import”wel uit Wilmar komt. Over het eerste blad, waarop de term
“ [erflater] regeling”een aantal keren voorkomt, zegt hij niets concreets, terwijl getuige [naam3] heeft verklaard niet te weten of de eerste twee bladen uit Wilmar zijn te halen. Deze laatste getuige heeft, naar haar zeggen, na het overlijden van [erflater] de lijst van voorraadbeheer in de boekhouding geconstateerd, alle klanten doorgenomen en [appellanten] geholpen met de boekhouding. Desondanks heeft zij verklaard niet te weten wat de term
“ [erflater] regeling”inhoudt. Zoals gezegd, geldt dit ook voor de getuige [getuige1] .
“ [erflater] regeling”op de twee facturen en op het eerste blad van de lijst van voorraadbeheer onvoldoende sterk. Zij maken de partijgetuigenverklaring van [appellanten] niet voldoende geloofwaardig. Aan [appellanten] kan worden toegegeven dat de beide aanbetalingsverklaringen - let wel: het betreft hier geen facturen - heel wat vragen oproepen en dat onduidelijk is gebleven hoe [geïntimeerde] de daarop vermelde flinke koopprijzen contant zou hebben betaald, maar dat is niet de kern van de zaak en behoefde [geïntimeerde] ook niet te bewijzen. Uiteindelijk is [appellanten] , op wie de bewijslast rust en daarmee in geval van twijfel het bewijsrisico, er niet in geslaagd om met een redelijke mate van zekerheid te bewijzen wat haar te bewijzen was opgedragen. Daarmee is niet komen vast te staan dat de declaratie van [geïntimeerde] al is voldaan.