In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] met betrekking tot vorderingen tot schadevergoeding en rekening en verantwoording in verband met aan- en verkoop van paarden. De zaak heeft zijn oorsprong in een eerdere procedure bij de rechtbank Overijssel, waar [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] zijn veroordeeld tot schadevergoeding aan [appellant]. Het hof heeft vastgesteld dat [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] niet zijn verschenen in het hoger beroep, waardoor het hof hen verstek heeft verleend. Het hof heeft de feiten zoals vastgesteld in het eindvonnis van de rechtbank als uitgangspunt genomen. De vorderingen van [appellant] omvatten onder andere een voorschot op schadevergoeding, rekening en verantwoording over de bankrekening en de verkoop van verschillende paarden. Het hof heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de zaak kennis te nemen en dat de vorderingen van [appellant] gedeeltelijk gegrond zijn. Het hof heeft [geïntimeerde2] veroordeeld tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding en tot het afleggen van schriftelijke rekening en verantwoording over de bankrekening en de verkoop van de paarden. De vorderingen tegen [geïntimeerde1] zijn afgewezen, omdat [appellant] niet-ontvankelijk is verklaard in zijn hoger beroep tegen haar. De proceskosten zijn gecompenseerd, en het hof heeft de kosten van het hoger beroep aan de zijde van [appellant] vastgesteld.