Uitspraak
YEC,
de curator,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.2. Waar gaat de zaak over en wat beslist het hof?
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg (bij de rechtbank)
primair, te verklaren voor recht dat Jetten eigenaar van het jacht is gebleven en daarnaast YEC te bevelen mee te werken aan de uitschrijving van het jacht uit het register en,
subsidiair, te verklaren voor recht dat het jacht is overgedragen in strijd met artikel 42 Fw met nevenvorderingen.
19 september 2019, dat is hersteld bij vonnis van 2 oktober 2019) de door YEC gevorderde verklaring voor recht en de subsidiaire vordering van de curator toegewezen, met veroordeling van YEC in de proceskosten in conventie en in reconventie en met afwijzing van de overige vorderingen.
De beoordeling van de grieven in het principaal en het incidenteel hoger beroep
16 april 2014 rechtsgeldig eigendom is geworden van YEC. De curator vordert in zijn hoger beroep alsnog toewijzing van zijn in reconventie ingestelde vorderingen voor zover die zijn afgewezen. Het hof zal eerst de vijf in het incidenteel hoger beroep opgeworpen grieven (bezwaren) gezamenlijk beoordelen.
‘alle klanten werden aldus geconfronteerd met meer te betalen dan contractueel was overeengekomen. Alle klanten waren hier in meer of mindere mate toe bereid, maar wilde dan wel extra zekerheid. Ze wilden wel betalingen doen, maar dan wel aan hun boot besteed en niet op de grote hoop belandend, zoals dat voorheen altijd ging. Alle klanten wilden een overdracht/levering van hun boot zoals op dat moment de staat van de boot was. Dit werd geregeld in een addendum waarbij de meeste klanten ook een jurist of advocaat in de arm namen om de documenten hiertoe zekerheid te verschaffen over het eigenaarschap van hun boot. Veel boten zijn op die manier geleverd zoals ze op dat moment waren, waar de klant vervolgens de keuze had of door ons laten afbouwen voor meer kosten dan oorspronkelijke in de bouwovereenkomst overeengekomen of zelf de boot gaan (laten) afbouwen. De bedoeling was dus dat de boot geleverd werd aan de klant. In onze standaard bouwovereenkomst staat dat de klant zijn boot kan laten registreren in het Kadaster. Wij hebben ons nooit gerealiseerd dat de volgorde hierin niet correct was, dan was namelijk eerst geleverd en dan geregistreerd.’Ook het door YEC gekochte jacht moest worden afgebouwd; dat maakt dat een redelijke uitleg van de in het contract voorkomende term ‘levering in oktober 2018’ meebrengt dat partijen daarmee hebben bedoeld ‘oplevering’ na afbouw van het casco en dat Jetten gedurende de afbouw het jacht voor YEC is gaan houden.
niethebben bedoeld dat Jetten voor YEC zou gaan houden. Dit op een impliciete conclusie gebaseerde standpunt doet onvoldoende af aan de onder 5.5 en 5.6. genoemde feiten en omstandigheden maar daarnaast heeft de curator bovendien zelf zich op het standpunt gesteld dat specifieke bepalingen in de koopovereenkomst prevaleren boven de bepalingen in de algemene voorwaarden.
Grief Ivan YEC slaagt niet, omdat zij niet toereikend heeft onderbouwd dat wel van een verplichte rechtshandeling sprake was. Anders dan YEC kennelijk veronderstelt, maakt de verplichting van Jetten om aan YEC te betalen voor de verfleveranties een later overeengekomen bijzondere en van het gebruikelijke afwijkende wijze van betaling (in dit geval de levering en verrekening van een jacht) niet tot een verplichte rechtshandeling. Uit de stellingen over en weer volgt immers dat op Jetten ter zake van de verfleveranties een verbintenis tot betaling van een geldsom rustte als bedoeld in artikel 6:111 BW.
grief II). Het hof verwerpt het betoog van YEC daarover in de toelichting op die grief. Zonder de door de curator aangevallen transactie zou het jacht voor verhaal aan de schuldeisers van Jetten ter beschikking hebben gestaan en zou YEC haar vordering op Jetten niet volledig voldaan hebben gekregen door verrekening met haar uit de koopovereenkomst voorvloeiende schuld aan Jetten. Deze vordering had YEC ter verificatie kunnen indienen. De feitelijke betaling van ruim € 55.000,- zou dan ook achterwege zijn gebleven. Wel is de schuldenpositie van Jetten door de samenloop van de verkoop en verrekening lager geworden. Hoewel de koopsom van het jacht ook ten dele is voldaan door betaling van een geldsom is gesteld noch gebleken dat dat geld nog (volledig) voor de gezamenlijke schuldeisers beschikbaar is. Een deel daarvan, zie de verklaring van [bestuurder1] , is kennelijk door Jetten gebruikt om het personeel te betalen. Gelet daarop en gezien de koopprijs die YEC heeft betaald acht het hof aannemelijk dat het casco bij verkoop ook nu nog meer oplevert en een hogere voor verhaal vatbare waarde vertegenwoordigt. De schuldeisers zijn getuige deze vergelijking benadeeld. Daar komt bij dat YEC door de verrekening een groter deel van de waarde van het jacht heeft gekregen dan zij in de hypothetische situatie zou kunnen krijgen, gelet op het aandeel van haar vordering op YEC in de totale schuldenlast van Jetten, afgezet tegen het voor het verhaal vatbare vermogen in beide situaties, zoals die door de curator bij memorie van antwoord is geschetst. [2]
.
6.De beslissing
11 september 2019 (hersteld bij vonnis 19 september 2019, dat is hersteld bij vonnis van
2 oktober 2019;
12 oktober 2021.