3.2De Cliënt verklaart zich er - voorzover noodzakelijk nu reeds bij voorbaat - onherroepelijk en onvoorwaardelijk mee akkoord:
(a) dat [ICF] respectievelijk [ING] de ingevolge artikel 1 en 2 verschuldigde c.q. verschuldigd te worden betalingen verrichten indien en voorzover is voldaan aan de daarvoor in deze overeenkomst (...) gestelde voorwaarden, zonder dat door de Cliënt voor deze betalingen meerdere of andere voorwaarden en/of bewijsmiddelen zullen worden verlangd dan de door [ING] en/of [ICF] over te leggen specificatie van hun respectievelijke vorderingen op de Cliënt;
(b) dat de door [ICF] en/of [ING] in het kader van de tegeldemaking (al dan niet door uitwinning) van de aan hen verstrekte zekerheden (...) gerealiseerde opbrengst wordt aangewend ter voldoening van de (betalings)verplichting(en) van [ICF] aan [ING] en/of van [ING] aan [ICF] uit hoofde van deze overeenkomst;
(c) dat de door [ING] respectievelijk [ICF] naar aanleiding van de in artikel 1 respectievelijk 2 bedoelde betalingen ondertekende kwijtingsverklaringen of wissels of - ingeval van girale betaling - de dagafschriften van de bank of girorekening waarop het te betalen bedrag is gestort, tegenover de Cliënt als volledig bewijs van deze betalingen gelden. (...)”
(vi) Op grond van verschillende Financial Lease Back overeenkomsten (daterend van 20 juli 2006 t/m 1 juli 2010) heeft ING Lease Nederland B.V. (hierna: ING Lease) geldleningen verstrekt aan [A] . Uit die overeenkomsten volgt dat [A] de met dat krediet aangeschafte voertuigen (in de overeenkomsten ‘Objecten’ genoemd) heeft verpand aan ING Lease. Art. 5 van de op die overeenkomsten van toepassing zijnde Algemene Bepalingen van Direct Lease heeft een zelfde strekking als art. 20 van de Algemene Bankvoorwaarden die door ING worden gehanteerd (zie hiervoor onder (iii)).
(vii) Op 5 november 2009 heeft ING Lease aan [A] bericht:
“(...) Naar aanleiding van de negatieve financieel/economische ontwikkelingen van de afgelopen maanden, hebben wij het verzoek gekregen om te participeren in de (...) maatregelen die u moeten bijstaan in de ontstane liquiditeitsproblematiek. Hierbij willen wij u mededelen dat ING Lease (...) op basis van onderstaande voorwaarden bereid is de aflossingen te bevriezen voor een periode van 6 maanden. (...)
- Wederzijdse zekerheden arrangement met [ICF] en [ING]. (...)”
(viii) Op 15 december 2009 zijn ING Lease, ICF en [A] een wederzijds zekerhedenarrangement aangegaan (hierna: WZA-II) waarbij ING Lease en ICF zich over en weer jegens elkaar borg hebben gesteld voor de nakoming van de verplichtingen van [A] uit de kredietovereenkomsten met respectievelijk ICF en ING Lease, met een maximum van € 1.700.000,--.
(ix) Eveneens op 15 december 2009 zijn ING, ING Lease en [A] een wederzijds zekerhedenarrangement aangegaan (hierna: WZA-III), waarbij ING en ING Lease zich over en weer jegens elkaar borg hebben gesteld voor de verplichtingen van [A] tot een maximumbedrag van € 750.000,--. In WZA-II en WZA-III zijn bepalingen opgenomen met (mutatis mutandis) vrijwel dezelfde tekst als artikel 3 van WZA-I (zie hiervoor onder (v)).
( x) [A] is op 21 juni 2011 in staat van faillissement verklaard, met benoeming van de curator als zodanig. Op dat moment hebben ICF, ING en ING Lease de volgende vorderingen op [A] :
- ICF: € 944.589,89
- ING: € 1.201.881,25
- ING Lease: € 1.904.707,98
(xi) ICF heeft mededeling gedaan aan de debiteuren van [A] dat de vordering(en) van [A] op die debiteur aan ICF zijn verpand, hetgeen zij ook direct aan de curator heeft bericht.
(xii) De curator heeft bij brief van 6 februari 2012 buitengerechtelijk de vernietiging ingeroepen van WZA-II en WZA-III.
(xiii) Uit betalingen verricht door debiteuren (op de hiervoor onder (ii) genoemde zakelijke rekening van [A] ) zijn de vorderingen van ICF op [A] uit hoofde van de bevoorschottingsovereenkomst volledig voldaan, waarna nog een overschot aan geïnde debiteuren resteert (hierna: het surplus). De vorderingen van ING en ING Lease op [A] zijn, na (gedeeltelijke) uitwinning van de aan hen verstrekte zekerheden, niet geheel voldaan.
(xiv) De curator heeft debiteuren van [A] aangeschreven om betalingen te verrichten op de boedelrekening. Sommige debiteuren van [A] hebben dit gedaan, een deel van de debiteuren van [A] heeft nog niet betaald met een beroep op de onzekerheidsexceptie van art. 6:37 BW.