Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende).
1.Ontstaan en loop van het geding
2.De vaststaande feiten
Our tax auditor asked [de moeder] about the source of the above mentioned transfers. She stated as follows:“These amounts totally belonged to me and my husband ( [kind3] ) and were transferred for the future plans of my son and my grandchildren with the condition of paying back. They originated from the selling of an immovable property belonging to me and selling of commercial taxi plate belonging to my husband. Besides, I was receiving rental incomes from my immovable properties and my husband was receiving pension payments at that time”. [de moeder] submitted us documents relating to the selling of commercial taxi plate and real estates, as well as tax file returns for rental income.
In het klaagschrift wordt aangegeven dat de schenking voortkomt uit de verkoop van de taxivergunning en onroerend goed. Niet aangegeven is welk onroerend goed op 10 juli 2009 is verkocht. De waarde is daarentegen wel aangegeven, namelijk 255.000 Turkse Lire (ongeveer € 87.500, koers datum 21 juni 2014). De onderliggende bewijsstukken inzake de feitelijke opbrengsten van het onroerend goed ontbreken, terwijl er wel naar verwezen wordt. (…) Van de verkoop van de commerciële taxivergunning, op 12 september 2007, is op 13 september 2007 een rapport opgemaakt. Het opvallende aan dit rapport is dat er geen melding wordt gemaakt van de opbrengstwaarde van de verkoop van de taxivergunning en de wijze waarop het bedrag is uitbetaald en op welke rekening. (…). Als bijlage is een print van een internetpagina gemaakt, waarop de opbrengstwaarde van € 180.976 te zien is. Echter vanuit de geprinte internetpagina valt niet op te maken dat dit de opbrengstwaarde behorende bij de verkoop van de taxivergunning kenteken [kenteken] , model Renault bouwjaar 2002, vermeld onder registratienummer [nummer1] is. Daarnaast is er ook geen naam van de koper vermeld, dan wel een overeenkomst waaruit zou blijken op welke wijze de verkooptransactie en bij wie de verkochte taxivergunning is geregistreerd. Het formele proces van verkoop taxivergunning is mij vanuit de aangeleverde stukken door de verdachte niet duidelijk geworden, hetgeen mede wordt veroorzaakt door het ontbreken van de officiële documenten.”
er is voldoende aannemelijk gemaakt dat uw ouders niet in staat waren om de schenkingen met hun “eigen” vermogen te kunnen doen. Het geld kwam via andere wegen tot u. Uit de processen-verbaal die zijn opgemaakt en die in detail ingaan op de vermogenspositie van uw ouders komt dit duidelijk naar voren.
Van de contante stortingen op de rekeningen van uw schoonouders van totaal € 56.249 kan er € 11.496 verklaard worden. Uiteindelijk blijft er een bedrag van circa € 45.000 over wat niet te verklaren is. Het vermoeden is dan ook dat de ouders van uw echtgenote dit geld hebben ontvangen van u dan wel van uw echtgenote.
ik ga er vanuit dat het uw eigen geld was dat werd gestort op de rekening van uw schoonouders en bij uw zakenrelatie de heer [G] .
Als bewijs voor de verkoop van deze twee paarden hebben belanghebbende en zijn echtgenote documenten overgelegd, waaruit zou moeten blijken dat paard 1, nummer [nummer2] , verkocht is op 2 februari 2009 aan [K] in Rusland en paard 2, nummer [nummer3] , verkocht is op 30 september 2009 aan [L] in Duitsland.
Op grond van de onderzoeksbevindingen bestaat het vermoeden bestaat dat verdachten [X] en [A] de middelen die zijn verkregen uit de gefingeerde verkoop van het paard [paard1] hebben willen verhullen en verbergen door middel van de investering ad € 36.715 in het tankstation te [J] . Er bestaat immers een redelijk vermoeden dat het paard [paard1] niet verkocht is aan [K] in Rusland en dat de documenten die als bewijs hiervoor zijn opgemaakt en waaruit zou moeten blijken dat het paard verkocht is valselijk zijn opgemaakt met het oogmerk om als echt en onvervalst te gebruiken. Het vermoeden van verhullen van de opbrengst uit de verkoop van het paard [paard1] wordt mede ingegeven door het feit dat verdachte [X] en [A] binnen 7 maanden een bedrag van € 36.000 ontvangen van [I] , hetgeen volledig overeenkomst met het investeringsbedrag. Door zowel [X] alswel [I] wordt verklaard dat [X] zijn investering volledig heeft teruggekregen, hetgeen in normaal zakelijk verkeer niet gebruikelijk is.”.
het gaat hier om gefingeerde verkopen om een legale herkomst van geld te rechtvaardigen dan wel de werkelijke aard van het geld te verhullen of te verbergen. De heer [I] stort de volgende bedragen contant op zijn rekening: 12 februari 2009 € 41.950 en op 1 en 8 oktober een totaal bedrag van € 40.000. Ook dit geld is feitelijk een kasrondje. Het gaat hier om witwassen van geld. Het geld wordt geplaatst/gestort op een bankrekening ( [I] ). Vervolgens wordt er een legale herkomst (verkoop van de paarden) gegeven. Hierbij worden facturen, boekhouding, contracten enz. voor overlegd. Vervolgens kunnen u en of uw echtgenote er over beschikken. Volgens uw verklaring zou u de opbrengst van het eerste paard gebruikt hebben voor de aankoop van het tankstation (punt 4.2.6 van het rapport).
op grond van de onderzoeksbevindingen bestaat het vermoeden dat u en of uw echtgenote de middelen die zouden zijn verkregen uit de gefingeerde verkoop van het paard [paard1] hebben willen verhullen en verbergen door middel van de investering ad € 36.175 in het tankstation te [J] . Uit het onderzoek is immers gebleken dat er geen paard is verkocht aan [K] te Rusland.
Uit het onderzoek naar de bankrekening van [M] kan blijken dat op de dag dat de € 3.000 van verdachte [X] is bijgeboekt op de rekening van [M] er ook € 11.000 contant is gestort op de rekening van [M] . Opmerkelijk is dat zowel [M] als verdachte [X] aangegeven dat het paard wegens geldnood voor € 3.000 aan verdachte [X] is verkocht, terwijl [M] in die periode over € 11.000 contant beschikte. (…) Volgens de kwitantie, productie 20 (4), gevoegd bij het klaagschrift, heeft [M] het paard [paard2] terug gekocht op 6 november 2009 voor € 13.000.
het gaat hier om een gefingeerde verkoop van het paard “ [paard2] ”. De verkoop moest een legale herkomst van het geld rechtvaardigen dan wel de werkelijke herkomst van het geld verhullen/verbergen.
36.175
Vermoeden van witwassen
Schenkingen van (schoon-)ouders
Ter onderbouwing van de legale herkomst van hun vermogen hebben [X] en [A] aangevoerd dat zij en hun kinderen in de periode tussen 2009 en 2011 schenkingen hebben ontvangen van de in Turkije woonachtige moeder van [X] , [de moeder] . Deze schenkingen betroffen in totaal afgerond € 282.482,- (€ 242.501,89 aan de kinderen van [X] en [A] en € 39.980,- aan [X] en [A] ). Door [X] en [A] is gesteld dat [de moeder] deze schenkingen heeft kunnen doen doordat zij op 12 september 2007 een commerciële taxi (handelstaxivergunning) van de vader van [X] heeft verkocht voor een bedrag van € 180.976,- en op 10 juli 2009 een stuk grond aan de familie [O] voor een bedrag van TL255.000 (omgerekend € 120.580,-). Ook ontving zij nog huurinkomsten.
Door [X] en [A] is aangegeven dat hun bestedingspatroon onder meer kan worden verklaard uit het feit dat zij twee paarden, die ze op 8 december 2008 voor respectievelijk € 7.500,- (paard met levensnummer [nummer3] ) en € 6.000,- (paard met levensnummer [nummer2] ) van [I] hadden gekocht, in 2009 met winst hebben doorverkocht.
Door [X] en [A] is aangevoerd dat hun (legale) vermogen mede tot stand is gekomen door de verkoop van het paard [paard2] , NL 080411. [X] en [A] hebben gesteld dat zij dit paard op 6 november 2009 voor een bedrag van € 13.000,- aan [M] terug hebben verkocht, nadat zij zeven maanden daarvoor het paard voor € 3.000,- van hem hadden gekocht. Door [X] en [A] is ten bewijze hiervan een tweetal kwitanties overgelegd en een door [M] handgeschreven brief van maart 2012.
Op 20 februari 2009 heeft [I] , via de rekening van zijn moeder, een bedrag van € 39.650,- zonder omschrijving overgemaakt naar de bankrekening van [X] en [A] . Dit bedrag is afkomstig uit de vermeende verkoop van het paard [paard1] . Korte tijd later, op 2 maart 2009, wordt vanaf diezelfde bankrekening van [X] en [A] een bedrag van € 36.175,- overgeboekt naar [I] met als omschrijving ‘Aankoop [tankstation] ’. Uit een schriftelijke overeenkomst van februari 2009 volgt dat [I] en [X] hebben vastgesteld dat het tankstation voor 50 % van [I] en voor 50 % van [X] is. In de periode van 8 juni 2009 tot en met 1 oktober 2009 ontvangen [X] en [A] uit hoofde van ‘participatie Hoogeveen’ diverse keren geldbedragen van [I] , en twee keer bedragen van € 21.000,- en € 9.000,-, uiteindelijk een totaal van € 36.000. Met deze betalingen heeft [I] de investering van verdachte [X] in het tankstation terugbetaald.
3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
4.Beoordeling van het geschil
Vooraf en voor eerst
kanworden verklaard als niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld in artikel 6:5 van de Awb. Ook overigens is het Hof niet gebleken van redenen die aanleiding zouden vormen voor een niet-ontvankelijkverklaring. De Inspecteur is daarom ontvankelijk in zijn hoger beroep.
36.175
5.Proceskosten
6.Beslissing
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).