Uitspraak
gevestigd te Almere
Yarden,
appellant in het principaal hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde,
1.[geïntimeerde1] ,wonende te [A] ,2. [geïntimeerde2] ,wonende te [B] ,3. [geïntimeerde3] ,wonende te [C] ,4. [geïntimeerde4] ,wonende te [D] ,5. [geïntimeerde5] ,wonende te [E] ,6. [geïntimeerde6] ,wonende te [F] ,7. [geïntimeerde7] ,wonende te [G] ,8. [geïntimeerde8] ,wonende te [F] ,9. [geïntimeerde9] ,wonende te [H] ,10. [geïntimeerde10] ,wonende te [I] ,11. [geïntimeerde11] ,wonende te [J] ,12. [geïntimeerde12] ,wonende te [J] ,13. [geïntimeerde13] ,wonende te [K] ,14. [geïntimeerde14] ,wonende te [L] ,15. [geïntimeerde15] ,wonende te [M] ,16. [geïntimeerde16] ,wonende te [N] ,17. [geïntimeerde17] ,wonende te [O] ,18. [geïntimeerde18] ,wonende te [O] ,19. [geïntimeerde19] ,wonende te [M] ,
in eerste aanleg: eisers,
[geïntimeerden] c.s.,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de conclusie van eis,
- de aanvullende producties (13 t/m 18) van [geïntimeerden] c.s.
2.3 Ten slotte heeft het hof een datum voor arrest vastgesteld.
2.4 Yarden vordert in het principaal hoger beroep - samengevat - dat het vonnis van de kantonrechter wordt vernietigd, dat de vorderingen van [geïntimeerden] c.s. alsnog worden afgewezen en dat [geïntimeerden] c.s. worden veroordeeld in de kosten van de procedures bij de kantonrechter en het hof.
3 Waar gaat het in deze zaak om?
U ontvangt hierbij per ingeschreven gezinslid een polis, waaruit blijkt dat uw natura-uitvaartverzekering per heden is ondergebracht bij de AVVL Uitvaartzorg N.V. (...) Verder zenden wij u de aan de verzekering verbonden algemene voorwaarden, alsmede een omschrijving van het rechtenpakket."
In de omschrijving van rechten is opgesomd op welke rechten - zoals een uitvaartkist, rouwbrieven, volgauto en de crematie of begrafenis zelf - de polis aanspraak geeft.
"
Behoudens het bepaalde in het vijfde lid onder b heeft een verzekerde, overeenkomstig het in de 'Omschrijving van Rechten' vastgelegde, recht op de verzorging en bekostiging van zijn crematie of begrafenis danwel een andere door de verzekerde bepaalde wijze van dodenbezorging."
Artikel 4.5 onder b bevat een zogenaamde en-bloc-causule, die het mogelijk maakt om de periodieke premies voor hen die al verzekerd zijn te wijzigen of om de in de artikel 4 lid 1 vastgelegde rechten te beperken "
tot ten hoogste het bedrag dat laatstelijk als grondslag voor de berekening van de technische reserve heeft gediend en dat per groep verzekerden onder benaming 'Onvoorwaardelijke Rechten' in elk financieel verslag van de verzekeraar wordt vermeld."
“Met betrekking tot de mogelijkheid om de voorwaarden aan te passen, adviseer ik u verzekeringnemer het recht op een pakket van diensten bij overlijden toe te kennen overeenkomstig het pakket van diensten waarop recht bestond vóórdat u een beroep deed op de en-bloc aanpassing van de voorwaarden, zulks uiteraard voor zover uw cliënt daarvoor kiest."
“
Yarden verkeerde al enige tijd in financiële problemen door de aanhoudend lage rente en de financiële verplichtingen voor een groep van circa 390.000 pakketpolissen. In de zomer van 2019 voerde Yarden een herstelactie door maar een kleine groep polishouders verzette zich daartegen. De rechter stelde hen voorlopig in het gelijk, in afwachting van een definitieve uitspraak. Dit zorgt voor veel onzekerheid bij alle circa 1 miljoen leden van Yarden. Het kan nog jaren duren voordat de rechtmatigheid juridisch is getoetst. DELA heeft besloten om die onzekerheid niet af te wachten.”
4.Wat heeft de kantonrechter beslist en wat beslist het hof?
ondanks de precaire financiële positie van Yarden, als in strijd met de redelijkheid en billijkheid maatschappelijk onaanvaardbaar acht”. Om die reden is er volgens de kantonrechter reden een ordemaatregel te treffen. Deze ordemaatregel houdt in dat Yarden tegenover [geïntimeerden] c.s. verplicht is uitvoering te geven aan de naturapakketpolissen zoals die golden voor 1 juli 2019, dit totdat de bodemrechter verder heeft beslist. Yarden is veroordeeld zich aan deze ordemaatregel te
5.De motivering van de beslissing van het hof
Het hof volgt [geïntimeerden] c.s. niet in hun mening dat de kantonrechter ten onrechte heeft vermeld dat de directie van Yarden pas op 22 augustus 2018 heeft vastgesteld dat de omzetting van naturapakketpolissen in 2007 naar een sommenpolis niet rechtsgeldig had plaatsgevonden. De door Yarden overgelegde schriftelijke verklaringen bieden steun voor de juistheid van de stellingen van Yarden op dit punt. Belangrijker is dat Yarden in elk geval vanaf augustus 2018 consequenties heeft verbonden aan het feit dat de omzetting niet rechtsgeldig had plaatsgevonden, zodat in elk geval in die zin sprake was van een vaststelling dat de omzetting niet rechtsgeldig had plaatsgevonden.
grief 4 in principaal appelingetrokken. In deze grief heeft zij aangegeven dat de kantonrechter ten onrechte het bestaan van een spoedeisend belang heeft aangenomen. Omdat het hof ambtshalve moet oordelen over het bestaan van een spoedeisend belang, heeft het intrekken van de grief niet tot gevolg dat dat onderwerp buiten beschouwing kan blijven en al helemaal niet dat het hof van het bestaan van een spoedeisend belang kan uitgaan.
€ 3.201,- steeds vermeerderd met de prijsstijging tot dat moment.
5.9 [geïntimeerden] c.s. hebben, al met al, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang hebben bij de door hen gevorderde voorzieningen. Dat betekent dat hun vorderingen niet toewijsbaar zijn. Het hof merkt daarbij op dat dat niet alleen geldt voor nu
- het hof moet immers beoordelen of er nu een spoedeisend belang is -, maar ook voor
11 september 2020, toen de kantonrechter moest beslissen over de vorderingen van [geïntimeerden] c.s. Het vonnis van de kantonrechter kan alleen om deze reden al niet in stand blijven.
ookeen rol heeft gespeeld is voldoende duidelijk.
Grief 3 van Yarden, die is gericht tegen het door de kantonrechter gehanteerde toetsingskader, slaagt dan ook.
de gebruiker de bevoegdheid verleent een prestatie te verschaffen die wezenlijk van de toegezegde prestatie afwijkt, tenzij de wederpartij bevoegd is in dat geval de overeenkomst te ontbinden”. Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat de en-bloc-clausule Yarden de bevoegdheid verleent een prestatie te verschaffen die wezenlijk van de toegezegde prestatie afwijkt; Yarden was op grond van de verzekeringsovereenkomst verplicht bij overlijden van [geïntimeerden] c.s. de in de omschrijving van rechten opgesomde uitvaartdiensten te verstrekken. De en-bloc-clausule geeft haar de mogelijkheid eenzijdig te korten op haar verplichtingen. Het gevolg daarvan is nu dat de verzekerden een relatief gering bedrag moeten bijbetalen voor de ‘verzekerde’ uitvaartdiensten, dat kan oplopen naarmate meer tijd verstrijkt tussen het inroepen van de en-bloc-clausule en de datum van de uitvaart. Dat kan op zichzelf een wezenlijke beperking vormen ten opzichte van de toegezegde prestatie zonder bijbetaling. De en-bloc-clausule bevat geen bepaling die erop neerkomt dat [geïntimeerden] c.s. bij een beroep van Yarden op de clausule de overeenkomst kunnen ontbinden. Het is daarom aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat de en-bloc-clausule een bepaling is als bedoeld in artikel 6:237 sub c BW en daarom vermoed wordt onredelijk bezwarend te zijn, zoals de kantonrechter in punt 4.10 van zijn vonnis heeft overwogen. Het is dan aan Yarden om het vermoeden van de onredelijke bezwarendheid van het beding te weerleggen. aan te tonen dat het beding in de gegeven omstandigheden niet onredelijk bezwarend is.
1 juli 2010 in werking is getreden, maar onmiddellijke werking heeft - heeft de verzekerde het recht de overeenkomst op te zeggen tegen de dag dat de wijziging ingaat als de verzekeraar de voorwaarden van de overeenkomst ten nadele van de verzekerde wijzigt. Bovendien bevat artikel 5 van de AVVL 1993 een ruime opzeggingsmogelijkheid (met in artikel 6 een aanspraak op uitkering van de voor de verzekerde bepaalde technische reserve), die de verzekerde ook bij het inroepen van de en-bloc-clausule kan gebruiken.
De literatuur is verdeeld over de vraag of deze mogelijkheden van de verzekerde om de overeenkomst op te zeggen voldoende zijn om het vermoeden dat de clausule onredelijk bezwarend is te weerleggen. Voor beide standpunten zijn goede argumenten te vinden. Het is bij uitstek aan de bodemrechter om na een voldragen debat tussen partijen, waarin alle argumenten zijn uitgewisseld, daarover met inachtneming van alle omstandigheden van het geval te oordelen. Het hof merkt in dit verband op dat Yarden ook andere argumenten kan aanvoeren ter weerlegging van het vermoeden van artikel 6:237 BW. Dat betekent wel dat er nu niet van kan worden uitgegaan dat voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter het beroep van [geïntimeerden] c.s. op de vernietigbaarheid van de en-bloc-clausule op grond van artikel 6:233 sub a BW (al dan niet in combinatie met 6:237 sub c BW) zal honoreren.
5.28 Volgens [geïntimeerden] c.s. biedt de en-bloc-clausule Yarden niet de ruimte om de dekking te beperken zoals zij heeft gedaan. [geïntimeerden] c.s. hebben dit uitdrukkelijk naar voren gebracht bij monde van hun advocaat tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep. Volgens Yarden zijn ze daarmee te laat. Het hof volgt Yarden daarin niet. [geïntimeerden] c.s. hebben op deze wijze geconcretiseerd wat ze ook al in de inleidende dagvaarding hadden gesteld, dat de en-bloc-clausule niet transparant is. In haar conclusie van antwoord is Yarden ook uitdrukkelijk op het transparantievereiste ingegaan. Volgens [geïntimeerden] c.s. heeft het bestaande gebrek aan transparantie, zo begrijpt het hof hun latere stellingen ter zitting, ook tot gevolg dat niet duidelijk is of de en-bloc-clausule wel juist wordt toegepast door Yarden.
Het hof zal eerst ingaan op het transparantievereiste en daarna, onder een volgend kopje, op de concretisering daarvan.
“
Het [transparantievereiste] gebiedt onder meer dat in de overeenkomst de concrete werking van het mechanisme waarop het betrokken beding betrekking heeft en, in voorkomend geval, de verhouding tussen dit mechanisme en het mechanisme dat is voorgeschreven door andere bedingen, op een transparante wijze worden uiteengezet, zodat de consument op basis van duidelijke en begrijpelijke criteria de economische gevolgen die voor hem uit de overeenkomst voortvloeien, kan inschatten.
(…)”
Yarden stelt dat een gebrek aan transparantie slechts tot gevolg heeft dat bij twijfel over de betekenis de meest gunstige uitleg prevaleert (contraproferentem-uitleg). In het genoemde arrest, dat betrekking had op een rentewijzigingsbeding, overwoog de Hoge Raad over de sanctie bij een gebrek aan transparantie (onder verwijzing naar uitspraken van het HvJEU):
“
Volgens de rechtspraak van het HvJEU is een gebrek aan transparantie een omstandigheid die moet meewegen bij de beoordeling van de oneerlijkheid van een beding. Het enkele gebrek aan transparantie van een beding kan leiden tot het oordeel dat het beding oneerlijk is. (…) Bij wijzigingsbedingen staat tegenover het rechtmatige belang van de wederpartij van de consument om zich in te dekken tegen een wijziging in de omstandigheden, het even rechtmatige belang van de consument om te weten, en dus te kunnen voorzien, wat de gevolgen van een dergelijke wijziging voor hem in de toekomst zullen zijn. (…). Daarom is bij de beoordeling van de transparantie en van de oneerlijkheid onder meer van bijzonder belang of het beding de redenen voor en de wijze van wijziging specificeert (…).”
Het valt op dat de Hoge Raad artikel 6:238 lid 2 BW richtlijnconform uitlegt en dat ook doet waar het gaat om de sanctie op een gebrek aan transparantie. In zijn arrest van 29 april 2016 [4] heeft de Hoge Raad overwogen dat de (verplichte, en dus zo nodig ambtshalve te verrichten) richtlijnconforme uitleg van artikel 6:233 BW alleen van toepassing is op overeenkomsten die na 1 januari 1995 zijn gesloten, de datum van inwerkingtreding van Richtlijn 93/13/EEG. Niet valt in te zien waarom dat anders zou zijn voor de uitleg van artikel 6:238 lid 2 BW.
In punt 5.5 heeft het hof uiteengezet waar de beperking op neer komt: de verzekerden houden bij hun overlijden aanspraak op de diensten zoals die zijn omschreven in de “Omschrijving van rechten”, maar moeten vanaf 2020 wel een bedrag bijbetalen wanneer zij van al die rechten gebruik maken. Die bijbetaling is gebaseerd op de prijsstijging van de uitvaartkosten, waarbij wordt uitgegaan van € 3.201,-.
- Een verzekeringsovereenkomst is er naar haar aard voor bedoeld om onzekerheid bij de verzekerde weg te nemen door een risico dat zich bij hem voordoet tegen betaling van premie over te dragen aan de verzekeraar.
- De verzekerde moet er in beginsel van kunnen uitgaan dat de verzekeraar dat overgenomen risico tegen de overeengekomen premie gedurende de looptijd van de overeenkomst draagt.
- De en-bloc-clausule biedt de verzekeraar de mogelijkheid de rechten van de verzekerde eenzijdig te beperken door het overeengekomen risico alsnog gedeeltelijk bij de verzekeringnemer te leggen.
- Dat is gezien de aard van de verzekering zeker bezwaarlijk bij een naturapakketpolis, omdat deze verzekering dekking biedt tegen een risico dat zeker komt en dat de verzekerde nu juist heeft willen overdragen op de verzekeraar.
- De mogelijkheid van opzegging van de verzekering bij een beroep op de en-bloc-clausule is voor de verzekerde geen oplossing: voor het bedrag dat de verzekerde dan ontvangt, is hij niet in staat om de diensten uit het naturapakket zelf in te kopen. Het recht van opzegging neemt het nadeel van het beroep op de en-bloc-clausule dan ook bij lange na niet weg, en herstelt daarom het door het beroep op de en-bloc-clausule verstoorde evenwicht tussen verzekeraar en verzekerde ook niet.
- De en-bloc-clausule maakt niet duidelijk waarom, wanneer en aan de hand van welke maatstaf Yarden zich op de clausule kan beroepen.
- Niet uit het oog mag worden verloren dat [geïntimeerden] c.s. consumenten zijn; de verzekering waar het om gaat is geen zakelijke verzekering, gesloten tussen twee professionele partijen, maar is een verzekering tussen een professionele partij en een consument.
Dat alles betekent volgens de kantonrechter dat een beroep op een en-bloc-clausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, tenzij sprake is van zeer bijzondere omstandigheden.
Het is, gelet op de overgelegde brieven van DNB, voldoende aannemelijk dat de solvabiliteit niet alleen verbeterd moest worden, maar ook dat dit op korte termijn moest gebeuren. Yarden diende volgens DNB op grond van artikel 3:135 lid 3 Wft op 26 mei 2019 weer te voldoen aan de vereiste SCR-norm. Yarden moest dan ook maatregelen treffen die op korte termijn een positief effect hadden op de solvabiliteit.
72 miljoen euro en had zij aan het einde van dat jaar een negatief eigen vermogen van
10 miljoen euro. In de toelichting op de jaarrekening (en in de controleverklaring van de accountant) wordt melding wordt gemaakt van twijfel over de continuïteit. In het licht hiervan volgt het hof [geïntimeerden] c.s. niet in hun rooskleurige visie op de financiële situatie van Yarden in 2018 (en latere jaren). Die lijkt te zijn gebaseerd op een selectieve greep uit de vele gegevens die nu eenmaal zijn terug te vinden in de jaarrekening, en waar wie dat wil altijd wel iets vindt dat in zijn kraam te pas komt.
Ook de suggestie dat Yarden door administratieve keuzes een lage SCR-ratio zou hebben gecreëerd, hebben [geïntimeerden] c.s. onvoldoende onderbouwd. [geïntimeerden] c.s. hebben niet gemotiveerd bestreden dat de door Yarden berekende SCR-ratio per 31 december 2018, uitgaande van de gegevens uit de jaarrekening 2018, correct is berekend. Deze jaarrekening is, zoals gezegd, door de accountant gecontroleerd en van een goedkeurende verklaring voorzien. Onder deze omstandigheden hebben [geïntimeerden] c.s. hun, op zijn minst speculatieve, stelling dat Yarden met boekhoudkundige ingrepen de lage SCR-ratio zelf heeft veroorzaakt, onvoldoende onderbouwd. Het hof laat dan maar buiten beschouwing dat het niet voor de hand ligt dat een verzekeraar door boekhoudkundige verschuivingen zich in de weinig benijdenswaardige positie manoeuvreert dat zij niet meer voldoet aan de wettelijke solvabiliteitseisen, met alle nadelige gevolgen (verscherpt toezicht, herstelplannen, een stille curator) van dien.
5.38 Yarden heeft zowel in eerste aanleg als in hoger beroep helder uiteengezet welke stappen zij in 2018 en 2019 heeft genomen om de solvabiliteit de op korte termijn op het vereiste niveau te krijgen. Zij heeft inzicht gegeven in de verschillende mogelijke (combinaties van) maatregelen, het verwachte effect van die maatregelen en de haalbaarheid ervan. De stellingen van Yarden vinden ook steun in de overgelegde herstelplannen (de eerste versie, de aangepaste versie en de addenda op die aangepaste versie) en zijn door de advocaten van Yarden bij gelegenheid van de mondelinge behandeling nog eens toegelicht, onder meer aan de hand van de ‘longlist’ van overwogen maatregelen en een toelichting op de afgevallen mogelijkheden. Yarden heeft haar stelling dat zij er niet omheen kon de en-bloc-clausule in te roepen om haar solvabiliteit op korte termijn op het vereiste niveau te verkrijgen dan ook voldoende onderbouwd. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat het inroepen van de en-bloc-maatregel niet de enige maatregel is die Yarden heeft genomen. Yarden heeft het vermogen van het gelieerde uitvaartbedrijf ingebracht in het verzekeringsbedrijf en heeft een dividendstop, een verkoopstop van koopsompolissen en ‘rebalancing’ toegepast en heeft nieuwe productie afgeremd. Het hof volgt de kantonrechter dan ook niet in diens "indruk" dat Yarden op voorhand uit was op het toepassen van de en-bloc-clausule om zo de mislukte omzetting uit 2007 van de naturapakketpolissen naar sommenpolissen ongedaan te maken.
Yarden heeft, ten slotte, aannemelijk gemaakt dat in die situatie [geïntimeerden] c.s., net als alle andere verzekerden met een naturapakketpolis, naar verwachting een uitkering zouden ontvangen van € 1.500,-.
grieven 1 en 2 van Yardengegrond zijn.
grief van [geïntimeerden] c.s. in het onvoorwaardelijk incidenteel appelniet. Wat [geïntimeerden] c.s
. in het voorwaardelijk incidenteel appelhebben aangevoerd, is hiervoor al besproken en verworpen.
6.De beslissing
en opnieuw rechtdoende:
- voor de procedure bij de kantonrechter op nihl aan verschotten en op € 960,- aan salaris gemachtigde;
- voor de procedure bij het hof op € 843,86 aan verschotten en op € 2.148,- aan salaris voor de advocaat,
te vermeerderen met de wettelijke rente over de hiervoor genoemde bedragen vanaf 14 dagen na de datum van dit arrest;