Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 14 november 2019;
- het verweerschrift met producties;
- een brief van de GI van 6 januari 2020;
- een journaalbericht van mr. Weermeijer van 13 juli 2020 met productie.
- mr. Loonstein namens de moeder;
- de vader in persoon, bijgestaan door zijn advocaat;
- [B] en [C] namens de GI;
- [D] namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
- bepaald dat het gezag over [de minderjarige] voortaan aan de vader en de moeder toekomt;
- de moeder bevolen uiterlijk voor 1 september 2019 met [de minderjarige] terug te verhuizen naar [A] ;
- bepaald dat de moeder een dwangsom verbeurt van € 250,00 voor elke dag dat zij vanaf 1 september 2019 en na betekening van die beschikking niet voldoet aan de veroordeling om met [de minderjarige] terug te verhuizen;
- als zorgregeling vastgesteld dat de vader tweemaal per week gedurende twee uur omgang heeft met [de minderjarige] , éénmaal twee uur op een doordeweekse dag en éénmaal twee uur op een dag in het weekend, waarbij de vader [de minderjarige] ophaalt en terugbrengt;
- bepaald dat de moeder een dwangsom verbeurt van € 500,00 voor elke keer dat zij geen medewerking aan de zorgregeling geeft;
- als informatieregeling vastgesteld dat de moeder de vader uiterlijk op de eerste dag van elke maand schriftelijk informeert over belangrijke gebeurtenissen met betrekking tot [de minderjarige] , waarbij zij in ieder geval informatie verstrekt over de verblijfplaats van [de minderjarige] , haar gezondheid en de ontwikkeling, eventuele doktersbezoeken, medische behandelingen en medicijngebruik;
- bepaald dat de moeder een dwangsom verbeurt van € 250,00 voor elke keer dat zij geen medewerking aan de informatieregeling geeft;
- de door de moeder te verbeuren dwangsommen als hiervoor vermeld, bepaald op maximaal € 40.000,-; en
- het meer of anders verzochte afgewezen.
5.De motivering van de beslissing
zoveel mogelijkin te spannen om het recht op ‘family life’ tussen ouders en hun kinderen mogelijk te maken (vgl. EHRM 17 april 2012, zaak 805/09). In dat kader kan de rechter bijvoorbeeld een onderzoek gelasten of een wettelijk dwangmiddel aanwenden ter effectuering van een omgangsregeling. Noch artikel 8 EVRM, noch artikel 1:247 lid 3 BW kan hier naar het oordeel van het hof echter grond vormen voor toewijzing van het verzoek van de vader om de moeder te bevelen terug te verhuizen. In zoverre slaagt de vierde grief van de moeder.
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 1:377a, derde lid, BW een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;