In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van een middellijk bestuurder, [Appellant], van een lege vennootschap, [Firma BV], voor de schade die is ontstaan uit een leaseovereenkomst met Volkswagen Bank GmbH (VW). De leaseovereenkomst werd op 27 november 2013 ondertekend door [Appellant] namens [Firma BV], terwijl hij wist of had moeten weten dat de vennootschap niet in staat zou zijn om aan haar verplichtingen te voldoen. VW vorderde in eerste aanleg betaling van € 25.000,- van [Appellant], die in hoger beroep ging tegen het vonnis van de kantonrechter te Almelo, dat de vordering had toegewezen. Het hof oordeelde dat [Appellant] als middellijk bestuurder persoonlijk aansprakelijk was voor de schade, omdat hij bij het aangaan van de leaseovereenkomst wist dat [Firma BV] een lege vennootschap was zonder enige financiële middelen. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en bekrachtigde het vonnis, waarbij [Appellant] werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De zaak benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuurders van vennootschappen, vooral in situaties waarin vennootschappen niet in staat zijn om aan hun verplichtingen te voldoen.