Uitspraak
1.[appellant] ,
[appellant],
[appellante],
[appellanten] c.s.,
1.De Kachelspecialist V.O.F.,
2. [geïntimeerde2] ,
[geïntimeerde2],
3. [geïntimeerde3] ,
de Kachelspecialist,
advocaat: mr. W.H.C. Bulthuis, kantoorhoudend te Leeuwarden.
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere beoordeling van de grieven en de vordering
e-mail een artikel van Wikepedia over de verschijnselen van een schoorsteenbrand aangehaald en heeft vervolgens verklaard:
Tenslotte treden tijdens een schoorsteenbrand, naast de sterke rookontwikkeling, ook vonken c.q. vlammen aan de bovenzijde uit het kanaal. Buiten het pand en vanuit het rookgasafvoerkanaal zijn die vonken duidelijk waarneembaar. Ook van het uittreden van vonken c.q. vlammen vanuit het kanaal is geen sprake geweest. Gelet op deze drie factoren kan gesteld worden dat deze brand geen gevolg is geweest van een schoorsteenbrand. Op basis hiervan is deze optie destijds ook niet in het rapport 079-13 genoemd.”
Die e-mail houdt het volgende in:
Wij verkopen alleen haardhout dat bestaand uit, Eiken, Beuk, Es en Els. (schoon stamhout direct uit het bos vandaan)
Het hout wordt gedroogd of vers verkocht.
Hierdoor zit geen verduurzaamd, gecreoliseerd of met verf en teer behandeld hout.
Als wij dit gaan verkopen houden wij geen klanten over, en is de kans op vervuiling in de schoorsteen vele malen groter. […]”
U vraagt mij hoe een schoorsteenbrand kan ontstaan. Dat kan het gevolg zijn van het stoken
U houdt mij voor dat er door [appellant] als productie 26 een verklaring van Van der Wal
Ik heb een model meegenomen van de dubbelwandige pijp die door het rieten dak is gevoerd
In hetgeen [geïntimeerde2] als getuige heeft verklaard ziet het hof geen aanleiding om op zijn oordeel terug te komen, nu de Kachelspecialist hoe dan ook geen omkokering heeft aangebracht op de wijze als is voorgeschreven in de installatie-instructie van de fabrikant en bovendien uit de rapporten van Biesboer en I-Tek blijkt dat er na de brand maar één onbrandbare plaat is aangetroffen en niet meerdere stukken onbrandbaar materiaal.
De Kachelspecialist is dus tekort geschoten in de nakoming van haar verplichting het rookgasafvoerkanaal op deugdelijke wijze te installeren. Er is sprake van een verborgen gebrek, nu dit voor [appellanten] c.s. als leken niet kenbaar was, zodat niet gezegd kan worden dat zij deze wijze van installeren bij de oplevering hebben aanvaard.
Het betreft een abonnementskaart van de firma Wijma waarop staat ‘€ 45,- vegen 18 maart 2011’ en ‘18-3 contant’. Daaruit blijkt dat de schoorsteen van [C] in 2011 op dezelfde dag is geveegd als de schoorstenen bij [appellanten] c.s. Uit de factuur die als productie 22 is overgelegd staat immers ook de datum 18 maart 2011 vermeld.
Weliswaar is er niet een dergelijk betaalbewijs voorhanden van het jaar 2012, maar het hof acht dat, gelet op het feit dat beide getuigen hebben verklaard dat betaling contant plaatsvond en niet altijd een kwitantie werd verstrekt, niet doorslaggevend. Het hof ziet in het feit dat [D] de dochter van [appellanten] c.s. is en [C] hun buurman, geen reden om aan de oprechtheid van hun verklaringen te twijfelen. Het hof acht de verklaringen, die op essentiële onderdelen overeenkomen, authentiek en overtuigend en acht bewezen dat de schoorsteen van de Haesouder voorafgaand aan de brand jaarlijks werd geveegd.
[F] heeft verder opgemerkt dat bij een reconstructie van het rookgasafvoerkanaal na de brand niet is gebleken van scheuren of lekkages die het gevolg zouden kunnen zijn van extreme hitte in het rookgasafvoerkanaal. Hij is vanwege deze drie factoren (geen bulderend geluid, vonkenregen uit de schoorsteen en afwijkingen aan het rookgasafvoerkanaal) van mening dat de brand geen gevolg is geweest van een schoorsteenbrand.
welaanleiding heeft voor toepassing van de omkeringsregel en het causaal verband tussen de gebrekkige wijze van installatie van het rookgaskanaal en de schade wordt vermoed, behoudens tegenbewijs door de Kachelspecialist. Dat tegenbewijs behoeft niet te bestaan uit het bewijs van het tegendeel maar voldoende is dat het vermoeden van het causaal verband wordt ontzenuwd.
De raadsheer-commissaris heeft de Kachelspecialist er in dit kader ter gelegenheid van de op 30 januari 2019 gehouden enquête op gewezen dat de contra-enquête ten volle diende te worden benut.
€ 151.026,17), een uitkering van ASR ontvangen van € 380.000,- en een bedrag van
€ 187.500,- van [I] , hun assurantietussenpersoon, met wie zij een schikking hebben getroffen in verband met het feit dat zij onderverzekerd bleken. Per saldo vorderen [appellanten] c.s. een bedrag van € 667.459,98 van de Kachelspecialist.
In de tweede plaats heeft de Kachelspecialist een beroep gedaan op haar algemene voorwaarden waarin een beperking van haar aansprakelijkheid is opgenomen.
In de derde plaats heeft de Kachelspecialist een beroep gedaan op eigen schuld van [appellanten] c.s. De Kachelspecialist stelt zich op het standpunt dat zij niet de dupe mag worden van het feit dat [appellanten] c.s. hebben nagelaten zich voldoende te verzekeren.
[appellanten] c.s. kunnen de Kachelspecialist aanspreken voor de schade die zij door de brand hebben geleden, nu die veroorzaakt is door de wanprestatie van de Kachelspecialist.
De Kachelspecialist kan haar aansprakelijkheid voor de schade niet afweren met een beroep op eigen schuld van [appellanten] c.s. omdat zij onderverzekerd waren. Er bestaat immers geen wettelijke plicht om een brandverzekering af te sluiten.
c.s. hebben vanwege de brand ook een aanspraak op hun verzekeraar op grond van de door hen gesloten schadeverzekering. In verband met het feit dat zij onderverzekerd waren, hebben [appellanten] c.s. een schadevergoeding ontvangen van [I] , hun assurantietussenpersoon. Deze vergoeding hebben zij in mindering gebracht op hun vordering op de Kachelspecialist. Dat geldt ook voor de vergoeding die zij hebben ontvangen van hun verzekeraar. Zij hebben de Kachelspecialist aangesproken voor hun schade voor zover die nog niet is vergoed. Voor zover de schadevordering die [appellanten] c.s. op de Kachelspecialist hebben door hun verzekeraar wordt vergoed, gaat hun vordering op grond van artikel 7:962 BW bij wijze van subrogatie over op de verzekeraar. Zonder nadere toelichting die ontbreekt, valt daarom niet in te zien dat de Kachelspecialist nadeel zou ondervinden van het feit dat [appellanten] c.s. onderverzekerd waren. In het geval de verzekeraar een hoger bedrag aan [appellanten] c.s. zou hebben uitgekeerd, zou er immers een groter deel van de vordering op de verzekeraar zijn overgegaan. De Kachelspecialist blijft voor dezelfde schade aansprakelijk, ongeacht of zij nu door [appellanten] c.s. of de verzekeraar tot vergoeding daarvan wordt aangesproken.
De Kachelspecialist heeft een en ander vervolgens niet weersproken. Uit het in het geding gebrachte afschrift van de offerte blijkt ook niet dat daarop is verwezen naar toepasselijke voorwaarden. De Kachelspecialist heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat deze zijn overeengekomen. Haar beroep daarop faalt dan ook.
3.De slotsom
grieven 6 en 7bestaat verder geen belang.
grief 9slaagt).
€ 50,-
€ 9.030,-(3,5 punten x tarief 2.580,-)
€ nihil
€ 21.051,-(4,5 punten x tarief 4.678,-)
4.De beslissing
€ 1.725,08 voor verschotten en op € 21.051,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
3 september 2019.