ECLI:NL:HR:2009:BG5053
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van een lening door werkgever aan werknemer; bewijslast en getuigenbewijs
In deze zaak gaat het om een vordering van [verweerster] op haar voormalige werknemer [eiser] tot terugvordering van een lening. [Eiser] was van 1 juni 1992 tot 1 maart 2001 in dienst bij [verweerster]. In 2000 heeft [verweerster] facturen betaald voor verbouwingswerkzaamheden aan de woning van [eiser], die door een aannemersbedrijf zijn uitgevoerd. [Verweerster] vordert nu € 18.019,30 van [eiser], stellende dat dit bedrag als lening aan hem is verstrekt. [Eiser] betwist dit en stelt dat het bedrag hem toekwam als extra tantièmes die niet zijn uitbetaald.
De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 15 december 2004 vastgesteld dat er sprake is van een lening, tenzij [eiser] kan bewijzen dat de betaling door [verweerster] verband hield met niet-uitbetaalde tantièmes. Na getuigenverhoren heeft de kantonrechter in zijn eindvonnis van 25 januari 2006 geoordeeld dat [eiser] in zijn bewijsopdracht is geslaagd, waardoor de vordering van [verweerster] werd afgewezen.
[Verweerster] heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof, dat het vonnis van de kantonrechter heeft vernietigd en [eiser] heeft veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag. [Eiser] heeft cassatie ingesteld tegen dit arrest. De Hoge Raad oordeelt dat het hof de bewijslastverdeling onjuist heeft toegepast en dat de bewijsopdracht van de kantonrechter niet correct is opgevat. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en verwijst de zaak naar het gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling.