Uitspraak
Ekris,
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
€ 43,465,53 (de hoofdsom van € 42.435,34, vermeerderd met wettelijke handelsrente ex artikel 6:119 a BW over € 38.387,28 tot en met 6 juni 2017 en met buitengerechtelijke incassokosten van € 1.158,87 en verminderd met € 750,-), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119 a BW vanaf 7 juni 2017 en met hoofdelijke veroordeling van IDC en [geïntimeerde] in de proces-en nakosten, die van de gelegde beslagen daaronder begrepen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover.
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
grieven I tot en met IIIgericht, die er gezamenlijk toe strekken dat haar vorderingen jegens [geïntimeerde] op de daarvoor door haar aangevoerde grondslagen worden toegewezen.
6.De slotsom
€ 1.788,- voor salaris advocaat. De kostenveroordeling voor de procedure in eerste aanleg betreft een hoofdelijke veroordeling, tezamen met IDC, die bij het vonnis van
€ 1.978,- voor griffierecht en € 3.918,- voor salaris advocaat (2 punt x tarief IV).