In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Inspecteur van de Belastingdienst tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin het bezwaar van belanghebbende tegen een belastingaanslag gegrond werd verklaard. De belanghebbende, een V.O.F. die acupunctuurdiensten verleent, had op 24 juli 2013 omzetbelasting voldaan over het tweede kwartaal van 2013. Na bezwaar van de belanghebbende verklaarde de Inspecteur dit bezwaar op 14 april 2017 niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelde echter dat de belanghebbende niet op de hoogte was van de termijn voor het indienen van bezwaar, waardoor het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard. De Inspecteur ging in hoger beroep, waarbij de vraag centraal stond of de termijnoverschrijding verschoonbaar was en of het zorgvuldigheidsbeginsel was geschonden. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende, gezien haar eerdere ervaringen met de Belastingdienst, op de hoogte had moeten zijn van de termijn voor het indienen van bezwaar. Het Hof verwierp het standpunt van de Inspecteur dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, maar concludeerde dat de belanghebbende niet tijdig bezwaar had gemaakt. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep ongegrond verklaard.