Uitspraak
Dexia,
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
- schending zorgplicht, onaanvaardbaar zware financiële last
- niet aankopen aandelen
- onjuiste afrekenkoersen
- beleggingstechnische gebreken
- advisering door of namens Dexia (Vero Telemarketing v.o.f., hierna: Vero)
- schending van art. 41 NR 1999
- cold calling
"Het hofmodel is een vuistregel waarvan de Nibud basisnorm, als een absoluut minimum, een bestanddeel vormt. Dit brengt niet mee dat bij de toepassing van het hofmodel het inkomen van de betrokken afnemer uit loonvormende arbeid aan de hand van de berekensystematiek van het Nibud, die is gebaseerd op een bijstandsuitkering, dient te worden vastgesteld of gecorrigeerd. Binnen de door het hof ontwikkelde vuistregel wordt uitgegaan van 110% van Nibud basisnorm en wordt een opslag toegepast ter grootte van 15% van het verschil tussen de basisnorm en het netto inkomen. Het netto inkomen bij loonvormende arbeid dient bij de toepassing van het hofmodel in beginsel te worden bepaald door het bruto loon te verminderen met de ingehouden loonbelasting en premie volksverzekeringen."
- volstrekt onvoldoende spreiding;
- geen mogelijkheid om de portefeuille tussentijds aan te passen;
- geen reële mogelijkheid om tussentijds het product te beëindigen als gevolg van de zeer hoge boetebedragen;
- geringe kans op een positief rendement.
nietin eigen naam handelde, maar
in naam van Dexia, met als doel om tussen Dexia als aanbieder en de potentiële afnemer een financiële leaseovereenkomst te sluiten. Vero is derhalve opgetreden als vertegenwoordiger van Dexia en niet als zelfstandig dienstverlener. [geïntimeerde] heeft nagelaten, ook na betwisting door Dexia, haar stelling dat Vero als cliëntenremisier (zelfstandig dienstverlener) is opgetreden te onderbouwen. Nu er geen enkel aanknopingspunt is om aan te nemen dat Vero als cliëntenremisier is opgetreden, strandt het beroep van [geïntimeerde] op schending van artikel 41 NR 1999 en/of artikel 25 NR 1995 en de daarop geënte rechtspraak.
6.De slotsom
€ 711,--