Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
SFB,
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste instantie
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.5 De voorzieningenrechter stelt vast dat partijen elkaar over en weer verwijten dat ze naar de mondelinge behandeling hebben moeten komen. Enerzijds verwijt SFB [geïntimeerde] dat hij het beslag te laat heeft laten opheffen, en anderzijds verwijt [geïntimeerde] SFB dat zij tegen beter weten in haar vordering tot vergoeding van de daadwerkelijke kosten heeft hooggehouden. Deze beide factoren hebben invloed gehad op het doorgaan van het kort geding, terwijl het beslag al was opgeheven. Voor zover SFB vergoeding van de werkelijke proceskosten vordert overweegt de voorzieningenrechter dat hetgeen SFB daaraan ten grondslag legt geen blijk geeft van bijzondere omstandigheden die duiden op misbruik van procesrecht. De vordering tot vergoeding van de werkelijke proceskosten wordt daarom afgewezen. Daarnaast is de voorzieningenrechter van oordeel dat beide partijen hebben bijgedragen aan het feit dat de mondelinge behandeling doorgang heeft moeten vinden. Hierin ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren."
5.De beoordeling van de grieven en de vordering in hoger beroep
grief Iheeft de voorzieningenrechter ten onrechte geoordeeld dat SFB geen bijzondere omstandigheden heeft gesteld die kunnen schragen dat door [geïntimeerde] misbruik van procesrecht is gemaakt.
Grief IIbestrijdt het oordeel van de voorzieningenrechter dat de (processuele) opstelling van beide partijen er aan heeft bijgedragen dat de mondelinge behandeling is doorgegaan.