ECLI:NL:HR:2002:AD9117
Hoge Raad
- Cassatie
- G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- A. Hammerstein
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Cassatie over onrechtmatige daad en schadevergoeding in civiele procedure
In deze zaak heeft eiser tot cassatie, aangeduid als [eiser], verweerder in cassatie, aangeduid als [verweerder], gedagvaard voor de Rechtbank te Zwolle. Eiser vorderde betaling van ƒ 16.000,--, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente vanaf 10 oktober 1996. De Rechtbank heeft in tussenvonnissen een comparitie van partijen gelast en bewijslevering opgedragen. Uiteindelijk heeft de Rechtbank op 23 december 1998 verweerder veroordeeld tot betaling van ƒ 5.550,--, vermeerderd met wettelijke rente. Eiser heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem, waar hij zijn vordering heeft verminderd tot ƒ 15.500,--. Het Hof heeft op 14 maart 2000 het eindvonnis van de Rechtbank vernietigd en de vordering van eiser afgewezen. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest.
In cassatie is vastgesteld dat eiser een aantal zaken had opgeslagen op het terrein van verweerder, waaronder een hydraulische stripmachine en touwmatten. De stripmachine is door een derde verkocht voor schrootwaarde, en de touwmatten zijn door verweerder opgeruimd. Eiser heeft gesteld dat verweerder onrechtmatig heeft gehandeld door deze zaken zonder toestemming te verwijderen en heeft schadevergoeding gevorderd. Het Hof heeft geoordeeld dat eiser niet heeft aangetoond dat de zaken nog enige waarde hadden, en heeft de vordering afgewezen.
De Hoge Raad heeft het beroep van eiser verworpen en geoordeeld dat het Hof terecht heeft vastgesteld dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd van de waarde van de zaken. De Hoge Raad heeft eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 359,48 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en openbaar uitgesproken op 12 april 2002.