Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Amsterdam(hierna: de Inspecteur)
[Z](hierna: belanghebbende)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de rechtbank de aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2014 van belanghebbende heeft vernietigd. Belanghebbende, die in 2014 geen fiscale partner had, claimde de alleenstaande-ouderkorting, maar de inspecteur verleende deze niet omdat belanghebbende en zijn zoon niet op hetzelfde woonadres stonden ingeschreven in de Basisregistratie Personen (Brp). De rechtbank oordeelde dat de situatie van belanghebbende vergelijkbaar was met die van binnenschippers, die ook niet op een vast woonadres kunnen worden ingeschreven, en verleende de korting. De inspecteur ging in hoger beroep, waarbij het Hof moest beoordelen of de aanslag voor het juiste bedrag was opgelegd en of belanghebbende recht had op de alleenstaande-ouderkorting.
Het Hof oordeelde dat de inschrijvingseis, zoals vastgelegd in artikel 8.15 van de Wet IB 2001, niet kan worden omzeild. De wetgever heeft met deze eis beoogd te voorkomen dat meer dan één ouder aanspraak kan maken op de alleenstaande-ouderkorting. Het Hof volgde de inspecteur in zijn standpunt dat de situatie van belanghebbende niet vergelijkbaar was met die van binnenschippers, omdat belanghebbende wel een feitelijk woonadres had, maar niet kon worden ingeschreven vanwege de gemeente. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd afgewezen, evenals het beroep op de hardheidsclausule, omdat deze alleen door de Minister van Financiën kan worden toegepast. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank.