Uitspraak
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
1.1. Het geding in eerste aanleg
17 april 2019.
2.2. Het geding in hoger beroep
12 september 2019;
- het verweerschrift voorwaardelijk incidenteel appel van [appellant] , ingekomen op
23 september 2019;
- de brief van mr. Uding namens PontMeyer van 29 oktober 2019, ingekomen op 31 oktober 2019, met als bijlage een USB-stick;
18 december 2019 of zoveel eerder als mogelijk is.
II. PontMeyer te veroordelen binnen 48 uur na betekening van het te wijzen arrest de arbeidsovereenkomst vanaf 26 oktober 2018 te herstellen, dan wel vanaf een door het Gerechtshof te bepalen datum, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag, of gedeelte daarvan, dat PontMeyer in gebreke blijft;
het Hof primair gevraagd, voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad te
3.3. De feiten
Op 26 oktober 2018 confronteerde PontMeyer [appellant] met haar bevindingen, namelijk dat [appellant] en [naam oud medewerker] diverse planken in de aanhangwagen hebben gelegd, zij deze planken hebben afgedekt met zeil en zij de planken bij het afrekenen niet hebben genoemd.
4.De verzoeken aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan
9. PontMeyer te gebieden een rectificatie te doen uitgaan zoals opgesteld in punt 62 van het verzoekschrift van [appellant] ;
voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
in het incident
€ 360,00;
in het verzoek van [appellant]
26 oktober 2018 rechtsgeldig is geëindigd door het op die datum door PontMeyer aan [appellant] verleende ontslag op staande voet;
€ 1.196,00;
5.De beoordeling in hoger beroep
5.5 Als maatstaf geldt Hoge Raad, 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:296: ‘
Uit art. 33 lid 3 Rv volgt dat de ontvangst van een bericht op een faxapparaat van de griffie van het gerecht voldoende is om de fax van het bericht als door het gerecht ontvangen aan te merken, nu het gerecht de verantwoordelijkheid voor dat apparaat draagt als bedoeld in die bepaling. Een storing of defect van dat apparaat waardoor het bericht niet wordt uitgedraaid, komt niet voor risico van degene die het desbetreffende stuk indient. (…) In de regel beschikt een faxapparaat over de mogelijkheid van zelfstandige registratie van het tijdstip van ontvangst. Indien het faxapparaat op de griffie het tijdstip van ontvangst niet registreert, kan het tijdstip van ontvangst ook op andere wijze komen vast te staan, bijvoorbeeld door een ‘confirmation report’ van de verzender, dus een verzendbevestiging (HR 20 maart 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2611, NJ 1998/548).’
“Tue, Dec 25, 2018 12:05:43 AM Page: 1
24/12/2018 23:59 0203446111 Palthe Oberman pag. 01/15”
Het hof heeft, gelet op de op hem rustende verantwoordelijkheid als bedoeld hiervoor onder 5.6, contact gezocht met de ICT-afdeling van de Rechtspraak en het kantongerecht Amersfoort . Daaruit is naar voren gekomen dat er bij het kantongerecht een fax houdende het verzoekschrift van de advocaat van [appellant] is binnen gekomen met de tekst:
“24/12/2018 23:59 0203446111 Palthe Oberman pag. 01/15” en daaronder in het groen:
“25/12/2018 00:05:33 (GMT+01:00)”.
Het hof heeft dit faxexemplaar bij gelegenheid van de mondelinge behandeling ter hand gesteld aan partijen met de toelichting, verkort weergegeven, dat naar mededeling van de ICT-afdeling IVO de Rechtspraak reeds enige jaren gebruik maakt van een elektronische fax, genaamd Faxination, die aldus werkt: een fax komt binnen op een faxserver waarvoor de Rechtspraak de verantwoordelijkheid draagt. Een fax wordt op die faxserver opgeslagen in de vorm van een pdf, als pakketje, en dus niet zoals in het verleden bij een analoge fax pagina voor pagina. Op dit (eerste) moment van binnenkomst in de Rechtspraakomgeving wordt op het document in het groen een ontvangstdatum en -tijdstip geplaatst. Daarna wordt het faxbericht per e-mail doorgestuurd naar het gerecht waarvoor het is bestemd, in dit geval het kantongerecht Amersfoort . Ook als daarmee enige tijd zou zijn gemoeid, heeft dat geen effect op de reeds in het groen geplaatste ontvangstbevestiging. Deze blijft staan op het oorspronkelijke ontvangsttijdstip.
– de situatie waarin de werknemer zich schuldig maakt aan diefstal, verduistering, bedrog of andere misdrijven, waardoor hij het vertrouwen van de werkgever onwaardig wordt;
– de situatie waarin de werknemer in strijd met eigen in de praktijk toegepaste en voor de werknemer kenbare gedragsregels van de organisatie van de werkgever, geld leent uit de bedrijfskas en zulks leidt tot een vertrouwensbreuk;
– de situatie waarin de werknemer controlevoorschriften bij ziekte herhaaldelijk, ook na toepassing van loonopschorting, niet naleeft en hiervoor geen gegronde reden bestaat;
– de situatie waarin de werknemer veelvuldig en zonder gegronde reden te laat op zijn werk verschijnt, hierdoor de bedrijfsvoering wordt belemmerd en de werkgever de werknemer hier al tevergeefs op heeft aangesproken;
– de situatie waarin de werknemer op oneigenlijke wijze heeft geprobeerd zijn productiecijfers gunstiger voor te stellen en hij hierdoor het vertrouwen van de werkgever ernstig heeft beschaamd. “Evenzeer acht de regering het van belang dat een werknemer alleen dan zijn recht op een transitievergoeding verspeelt (…) als het ontslag is toe te rekenen aan ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.” (Kamerstukken II, 2013-2014, 33.818, nr. 3, pag. 34 (MvT).
Op het in art. 7:673 lid 1 BW neergelegde recht van de werknemer op een transitievergoeding in de daar omschreven gevallen waarin de arbeidsovereenkomst eindigt, bestaan enkele uitzonderingen. Eén van deze uitzonderingen doet zich voor indien het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer (art. 7:673 lid 7, aanhef en onder c, BW). (…) Uit de parlementaire geschiedenis van de Wet werk en zekerheid blijkt dat deze uitzonderingsgrond een beperkte reikwijdte heeft en terughoudend moet worden toegepast. De werknemer kan zijn recht op een transitievergoeding alleen kwijtraken in uitzonderlijke gevallen, waarin evident is dat het tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst leidende handelen of nalaten van de werknemer niet slechts als verwijtbaar, maar als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt. (…)”.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van PontMeyer zullen tot aan deze beschikking worden vastgesteld op € 2.148,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (2 punten, tarief II in hoger beroep).
6.De beslissing
in het incidenteel hoger beroep:verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet;