ECLI:NL:HR:2016:296

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 februari 2016
Publicatiedatum
19 februari 2016
Zaaknummer
15/04779
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over niet-ontvankelijkheid hoger beroep door faxproblemen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 februari 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekster had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel, waarin de schuldsaneringsregeling ten aanzien van haar tussentijds was beëindigd. De verzoekster stelde dat zij haar verzoekschrift op 25 augustus 2015 per fax had ingediend, maar het hof verklaarde haar niet-ontvankelijk omdat het verzoekschrift te laat was ingediend. Het hof baseerde deze beslissing op het feit dat de fax niet was ontvangen op de griffie van het hof, ondanks de verzendbevestiging die de advocaat van de verzoekster had overgelegd.

De Hoge Raad oordeelde dat het hof een onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd. Volgens de Hoge Raad is de ontvangst van een fax op het faxapparaat van de griffie voldoende om deze als ontvangen te beschouwen, en komt een storing of defect van dat apparaat niet voor risico van de indiener. De Hoge Raad benadrukte dat het hof niet had onderzocht of het faxapparaat op de griffie de ontvangst van de fax had geregistreerd, en dat het hof ten onrechte voorbijging aan de verzendbevestiging die de verzoekster had overgelegd. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak terug voor verdere behandeling.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de ontvangsttheorie in het procesrecht, vooral in gevallen waar faxcommunicatie wordt gebruikt. De Hoge Raad bevestigt dat indien een faxapparaat niet functioneert zoals bedoeld, dit niet ten nadele van de rechtzoekende mag komen.

Uitspraak

19 februari 2016
Eerste Kamer
15/04779
LZ/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoekster zal hierna ook worden aangeduid als [verzoekster] .

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak R 08/13/833 van de rechtbank Overijssel van 17 augustus 2015;
b. het arrest in de zaak 200.175.917/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 oktober 2015.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot vernietiging en terugverwijzing.

3.Beoordeling van het middel

3.1
Bij vonnis van 17 augustus 2015 heeft de rechtbank de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [verzoekster] tussentijds beëindigd. [verzoekster] is hiervan in hoger beroep gekomen bij een verzoekschrift dat op 26 augustus 2015 per post is binnengekomen bij het hof, derhalve daags na het verstrijken van de appeltermijn van art. 351 lid 1 Fw. [verzoekster] heeft aangevoerd het verzoekschrift op 25 augustus 2015 per fax te hebben ingediend bij het hof. Ten bewijze daarvan heeft zij een verzendbevestiging overgelegd, waaruit volgt dat de fax die dag succesvol door haar advocaat is verzonden naar de griffie van het hof op de locatie Arnhem.
3.2
Het hof heeft [verzoekster] niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep omdat het te laat is ingesteld. Daartoe heeft het hof als volgt overwogen.
Op geen van beide locaties van het hof is de fax ontvangen. Volgens een e-mail van een senior administratief medewerkster van het hof op de griffie op de locatie Arnhem heeft zij de faxen van 25 augustus 2015 doorgenomen, maar daarbij geen stukken van de advocaat van [verzoekster] aangetroffen. (rov. 3.6)
Niet is gebleken dat de fax is opgehouden bij de eindserver, in welk geval de niet-ontvangst door het gerecht ingevolge art. 33 lid 3 Rv niet voor risico komt van de rechtzoekende. Ter griffie op de locatie Arnhem is immers nimmer een beroepschrift per fax in deze zaak ontvangen. (rov. 3.8 en 3.9)
De verzendbevestiging die de advocaat van [verzoekster] heeft overgelegd is niet afkomstig van een systeem waarvoor het gerecht verantwoordelijkheid draagt. Wat er tussen het systeem waarvan die bevestiging afkomstig is, en de griffie op de locatie Arnhem met de fax is gebeurd, is niet helder geworden. Gelet op de ontvangsttheorie die hier geldt, komt zulks evenwel voor rekening van de verzender. (rov. 3.9)
3.3.1
Uit art. 33 lid 3 Rv volgt dat de ontvangst van een bericht op een faxapparaat van de griffie van het gerecht voldoende is om de fax van het bericht als door het gerecht ontvangen aan te merken, nu het gerecht de verantwoordelijkheid voor dat apparaat draagt als bedoeld in die bepaling. Een storing of defect van dat apparaat waardoor het bericht niet wordt uitgedraaid, komt niet voor risico van degene die het desbetreffende stuk indient.
3.3.2
In de regel beschikt een faxapparaat over de mogelijkheid van zelfstandige registratie van het tijdstip van ontvangst. Indien het faxapparaat op de griffie het tijdstip van ontvangst niet registreert, kan het tijdstip van ontvangst ook op andere wijze komen vast te staan, bijvoorbeeld door een ‘confirmation report’ van de verzender, dus een verzendbevestiging (HR 20 maart 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2611, NJ 1998/548).
3.3.3
Blijkens zijn overwegingen is het hof niet nagegaan of het faxapparaat op de griffie van het hof de ontvangst van de fax van de advocaat van [verzoekster] heeft geregistreerd, maar heeft het volstaan met te onderzoeken of een fax van die advocaat door dat apparaat is uitgedraaid. Gelet op het hiervoor in 3.3.1 en 3.3.2 overwogene geeft dit blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Indien het faxapparaat op de griffie van het hof het tijdstip van ontvangst van een fax niet registreert, is het hof op een onjuiste grond voorbijgegaan aan het beroep dat [verzoekster] heeft gedaan op de door haar overgelegde verzendbevestiging.
3.3.4
Het middel bevat op het vorenstaande gerichte klachten en is dus gegrond. Voor het overige behoeft het geen behandeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 oktober 2015;
wijst het geding terug naar dat hof ter verdere behandeling en beslissing.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, G. Snijders en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
19 februari 2016.