Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[geïntimeerde] B.V.,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
in het algemeenniet mee dat een zodanig verband bestaat tussen de gestelde verrijking van de hypotheekhouder en de verarming van [geïntimeerde], dat Rabobank als hypotheekhouder ongerechtvaardigd is verrijkt. Door de Hoge Raad is een aantal gezichtspunten opgesomd dat in aanmerking moet worden genomen bij de beantwoording van de vraag of in een concreet geval, in afwijking van dit algemene uitgangspunt, de verarmde wegens bijzondere omstandigheden jegens de verrijkte aanspraak kan maken op enige vergoeding als in artikel 6:212 BW bedoeld. [geïntimeerde] heeft weliswaar in zijn grieven naar die door de Hoge Raad geformuleerde uitgangspunten verwezen, maar niet toegelicht welke van die uitgangspunten in dit concrete geval van toepassing zijn.
5.De slotsom
€ 5.200,00